De krant documenteerde een gesprek aan de stamtafel van de eerste de beste kroeg. ‘Die buitenlanders hier? Die allochtonen? Ik zweer ’t je, jongen: een groot deel verdient z'n brood met drugs. Leer mij die Turken, Marokkanen en Surinamers kennen. Ik zeg niet dat ze allemaal zo zijn, maar het zijn er in elk geval heel wat. De Turken zitten in de heroine, de Marokkanen in de hasj en de Surinamers in de coke. Via meneer Bouterse, begrijp je wel? Zeg kastelein, doe hier nog even een rondje, wil je? Proost, jongen, dat we er nog maar veel mogen lusten.’ Was dit de racistische praat van een ordinaire kroegloper? vroeg de krant zich retorisch af. Nee, het waren de woorden van een keurige man met een stropdas, de criminoloog professor Frank Bovenkerk. ‘Het verschil was alleen dat hij zijn woorden wat netter formuleerde en dat hij niet onder invloed in de kroeg zat, maar onder ede op het Binnenhof.’
Andere, wat allochtonenvriendelijker kranten, hebben onmiddellijk geprobeerd de getuigenis van Bovenkerk te relativeren. De man schijnt graag prikkelende uitspraken te doen en rijdt in een Chrysler. Bovendien heeft hij zich exclusief op de gegevens van de politie gebaseerd, zonder nadere informatie te vragen bij de Turkse, Marokkaanse en Surinaamse organisaties. Een hunner vertegenwoordigers zei verdedigend: ‘Ik steek mijn hand in het vuur voor 99,9 procent van de Surinamers in Nederland.’ Dat is lief gezegd, maar het is ook irreeel. Zou er iemand bereid zijn de hand voor 99,9 procent der blanke ingezetenen des rijks in het vuur te steken?
Er is ongetwijfeld methodologische kritiek mogelijk op Bovenkerks bevindingen. Hoe komt hij bij die schrikwekkend hoge cijfers? Als de politie bij de inval in een Marokkaans cafe alle aanwezigen noteert, zowel die drie aanwezige drugsdealers als de resterende 25 die braaf zitten te kaarten, schieten de cijfers onmiddellijk omhoog. Niettemin, zelfs als men de genoemde percentages zou halveren, blijft er nog steeds sprake van onaanvaardbaar veel criminaliteit onder de etnische minderheidsgroepen. Het is onloochenbaar dat verdovende middelen massaal ons land worden binnengesluisd. Door Turken, Marokkanen en Surinamers die als koerier fungeren, waarna Turken, Marokkanen en Surinamers de hasj, cocaine en heroine onder het publiek brengen. Is het een wonder? Het betreft mensen met banden aan een moederland waarin verdovende middelen een bestanddeel van de lokale subcultuur vormen en het betreft bovenal mensen die zich in hun nieuwe vaderland vaak aan de onderkant van de samenleving bevinden. Alleen al onder de Nederlandse Turken is het werkloosheidspercentage verleden jaar van 32 naar 36 procent gestegen. De positie van deze mensen is veelal uitzichtloos en je moet bijna een heilige zijn om dan niet de kans te grijpen er een centje bij te verdienen, zodat je althans enigszins boven de alledaagse misere wordt uitgetild.
De bevindingen van Bovenkerk (en anderen) ten overstaan van de parlementaire enquetecommissie zouden koren op de molen zijn van de critici van ons minderhedenbeleid, van Frits Bolkestein tot de voornoemde Telegraaf. Het zij zo. Feiten, hoe onwelkom ook, laten zich niet wegsentimentaliseren. Wordt er een taboe doorbroken? Zo ja, dan alleen voor hen die geen kranten lezen. In feite weten wij alles al. Nederland telt vierhonderdvijftig criminele organisaties, waarvan honderd een professioneel karakter hebben. Drie kwart (ongetwijfeld zwart) doet in drugs, het resterende kwart (ongetwijfeld blank) is in fraude gespecialiseerd. Het is ons in april van dit jaar op een persconferentie verteld door de procureur-generaal Gonsalves en de hoofdcommissaris IJzerman, die ons noch de parlementaire enquetecommissie op dit gebied dus iets nieuws te melden hebben. Er zijn blanke zakkenrollers. En er zijn nog meer zwarte zakkenrollers, het heeft geen nut dit te verheimelijken. Vroeger was het alleen De Telegraaf die de etnische afkomst vermeldde, nu signaleert zelfs het keurige Parool dat het een Marokkaanse jeugdbende is die de Transvaalbuurt terroriseert. Van een taboe is geen sprake meer, wel van een probleem, dat alleen maar kan worden opgelost als het in alle openheid wordt besproken.
Ondertussen is het van belang ons tegen die dreigende stigmatisering te wapenen. De discussie die thans wordt gevoerd dreigt het zicht te ontnemen op de verworvenheden van de multiculturele samenleving die Nederland allang geworden is. Nee, laten wij het even niet hebben over de culturele inbreng van de allochtonen. Die reikt voor de doorsnee autochtoon toch niet verder dan de Albert Cuyp en dat dolgezellige Turkse restaurant op de hoek. Laten wij het hebben over de economische inbreng van de medelanders (wat eigenlijk een aardige en sympathieke omschrijving is).
Twee dagen na het optreden van Frank Bovenkerk publiceerden twee Brabantse dagbladen de resultaten van een onderzoek waarin radicaal een einde werd gemaakt aan de mythe dat de minderheden mooi weer zouden spelen van de belastingcenten der autochtone Nederlanders. Gedurende de afgelopen 35 jaar, zo blijkt, hebben Turken, Marokkanen en Surinamers tweeenveertig miljard gulden meer aan belastingen en premies aan ‘s lands schatkist bijgedragen dan de overheid voor hen heeft uitgegeven. Zeker, hun aanwezigheid leidt tot zowel lusten als lasten. Niettemin zou de nationale economie zonder de aanwezigheid van al die etnische minderheden, met al hun problemen, als een pudding in elkaar zakken. Het is een bericht dat tot nadenken stemt, een bericht dat wonderlijk genoeg tot op heden door geen landelijke krant is overgenomen.
Want vooralsnog gaat de publieke belangstelling voornamelijk uit naar de allochtone criminaliteit. Andermaal, het zijn vrij harde feiten die niet onder het karpet kunnen worden geschoven. Jammer dat de hoognodige discussie over dit onderwerp in de volgende tv-presentatie van de Centrumdemocraten op de bekende wijze zal worden gesimplificeerd en gevulgariseerd.
Het zij zo. Tegen politcriminelen (zonder uitzondering blank) is nu eenmaal geen kruit gewassen.