Het was een vaak aangehaalde uitspraak de laatste tijd: ‘A riot is the language of the unheard.’ Dixit Martin Luther King. Rellen als een medium dus, als manier om van je te laten horen, te laten weten dat je bestaat, om de samenleving daaraan te herinneren, omdat die samenleving maar al te vaak moedwillig vergeet.

Op de Dam in Amsterdam kwam het niet tot rellen, integendeel, de Black Lives Matter-betoging verliep vreedzaam. Toch was de ophef erover groot. Er waren dan misschien geen winkelpuien verwoest, maar mogelijkerwijs via besmetting wel mensenlevens, zo was het idee.

Een klap in het gezicht, werd de betoging genoemd, van iedereen die iemand verloren was door corona, van alle ic-medewerkers en horecaondernemers, een klap in het gezicht eigenlijk van al die brave burgers die wél de regels hadden gevolgd. Ja, de meeste mensen schaarden zich heus wel achter het gedachtegoed van de betoging, maar waarom nu en waarom zo? Waarom niet even wachten tot de samenleving weer nieuw-normaal functioneert? Of waarom geen rondetafelgesprek waarin iedereen rustig op anderhalve meter zijn grieven uit? Een Facebook-petitie misschien?

A civic minded cruelty, noemt de Amerikaanse schrijfster Roxane Gay het: wreedheid die schuilgaat achter de geest van brave burgerplicht. Gay gebruikt de term voor mensen die haar aansporen om af te vallen, zich wat te matigen, maar hetzelfde kan gezegd worden als de aloude oproep – of het woedende verwijt – weer klinkt om de toon van een debat wat te matigen, wat aardiger, rustig aan te doen.

Naar aanleiding van de rellen in Londen in 2011 sprak publicist Tom Whyman in dit verband over het passief agressieve geweld van de gegoede burgerij. In The Guardian beschrijft hij hoe ná die rellen duizenden mensen met een bezem de straat opgingen om de troep weer op te ruimen, hashtag #riotcleanup. Een andere hashtag die destijds bijzonder populair was, luidde #OperationCupOfTea: een oproep aan betogers om lekker binnen te blijven met een warm kopje thee.

Reactionair, noemt Whyman beide acties, nog het best samen te vatten in de slogan die zoveel posters, mokken en T-shirts siert: Keep Calm and Carry On. Voor Rutger Bregman mag die slogan dan een bewijs zijn dat de meeste mensen deugen, Whyman ziet er burgerlijk fascisme in. Een opdracht om je woede en trots in te slikken, je aan te passen aan bestaande condities, voortkomend uit ‘een neurotische onwil om het onrecht van de realiteit onder ogen te zien’. Het is een vorm van lafheid, schrijft hij, die elke mogelijkheid tot radicale verandering de kop indrukt.

Dáárom overschreden ze de coronamaatregelen, stonden ze zij aan zij

De honderdduizenden mensen die wereldwijd de straat opgingen, vaak op anderhalve meter afstand, vaak ook niet, eisen zo’n radicale verandering: een samenleving zonder racisme. Omdat, zoals Martin Luther King vervolgde in zijn speech, de belofte van vrijheid en rechtvaardigheid nog niet is ingelost. Omdat ‘grote delen van de witte samenleving zich meer zorgen maakt over rust en de status quo dan om rechtvaardigheid en menselijkheid’.

Daarom overschreden demonstranten de coronamaatregelen, stonden ze zij aan zij en lieten ze zo van zich horen met het meest basale instrument dat ieder mens heeft: zijn lichaam. De publieke ruimte, allang gedegradeerd tot een terrein dat vooral nog dient om te shoppen, joggen en consumeren, werd heel even ingenomen door lichamen die zich niet lieten disciplineren. Ze wezen zowel het nieuwe als het oude normaal af. En lieten zien: nee, ik blijf niet kalm en ik ga niet gewoon door. Een boodschap overigens die ook vorig jaar al door miljoenen mensen werd afgegeven, zij het met andere aanleidingen, toen van Chili tot Hongkong en van Frankrijk tot Libanon volksopstanden uitbraken. Ware het niet vanwege corona, dan zouden dat er in 2020 ongetwijfeld nog meer zijn geweest.

Het is de kracht van elke demonstratie, met of zonder rellen of standbeelden die worden omgetrokken, het zit in de optelsom van al die afzonderlijke lichamen. Ze gaan als het ware op in een soort superlichaam dat machtiger is dan een individu ooit kan zijn. De overredingskracht schuilt in de massa, niet alleen voor de toeschouwers of onwillige luisteraars ervan, maar zeker ook voor de deelnemers zelf.

In de massa wordt de mens bevrijd van zijn eigen onbeduidendheid, schreef Gustave Le Bon eind negentiende eeuw. In haar boek Blood Rites omschrijft Barbara Ehrenreich het gevoel als een ‘natural high’. Het opgaan in een massa veroorzaakt een roes, een soort dronkenschap, en geeft een gevoel van euforie dat nog het best te vergelijken is met seks. Omdat we onszelf erin kunnen verliezen.

Dit is waar ieder mens naar verlangt, zegt Ehrenreich, een overgave aan iets wat groter is dan onszelf. Of je dat grotere nu liefde, kunst, god, volk, vaderland of een strijd voor rechtvaardigheid noemt, volgens haar komt het uiteindelijk allemaal op hetzelfde neer: niet meer onbeduidend willen zijn.

Dat in dat verlangen een hoop gevaar schuilt, niet qua corona maar vooral psychologisch, is al vaak beschreven, ook door Ehrenreich. Het eerste dat in de massa verdwijnt is immers het particuliere, het afwijkende, en al het andere dat niet te delen valt. Met een beetje kwade wil zou je daar een opening naar fascisme in kunnen zien. Maar misschien is dit niet het moment om daarover te beginnen. Soms moet je gewoon kiezen aan welke kant je staat.