Er is een interview met Barack Obama dat de Venezolaanse journalist Moisés Naím graag aanhaalt. Toen Obama eens werd gevraagd naar de grenzen van zijn macht, vertelde de Amerikaanse president dat hij als hij vanaf zijn bureau naar buiten kijkt, een terras ziet liggen dat zijn voorganger Ronald Reagan daar liet aanleggen. Waarom? Omdat Reagan daar een terras wilde. Obama denkt er niet aan om zoiets in zijn hoofd te halen. Als hij dat zou aankondigen, ontketent hij onmiddellijk een debat over zijn levensstijl, over de grenzen van wat een president aan onnodige uitgaven mag doen, en riskeert hij een vernederende blokkade van zijn terras door een parlement dat hem graag dwars zit.

De anekdote laat in een notendop zien hoezeer de speelruimte van Amerikaanse presidenten is afgenomen. Het geldt van het aanleggen van een terras tot een benoeming voor het Hooggerechtshof. Op het eerste gezicht lijkt dat misschien iets wat typisch is voor de Amerikaanse politiek. Maar voor Naím illustreert de anekdote een trend die te zien is in tal van landen. En hij ziet het niet alleen in de politiek, maar ook in de economie, in media, cultuur, religie, oorlog en bedrijven. Wat er gebeurt, is niet dat de macht van de ene groep wegsijpelt naar een andere. Wat er gebeurt, volgens Naím, is dat de aard van macht verandert. In de politiek, of dat nou wereldpolitiek tussen landen betreft of partijpolitiek in hoofdsteden, geldt dat er meer partijen zijn die enige macht hebben en minder die genoeg macht hebben om hun wil op te leggen aan de rest. Op allerlei terreinen in de samenleving, in alle uithoeken van de aarde ziet hij dezelfde algemene trend: macht is makkelijker te verkrijgen, moeilijker te gebruiken en makkelijker te verliezen dan voorheen. Obama’s onvermogen om een terras aan te leggen en zijn onvermogen om effectief op te treden in Syrië, zijn deel van hetzelfde probleem.

Moisés Naím kijkt al een hele tijd vanuit verschillende plekken op de wereld tegen verschillende vormen van macht aan. In de jaren tachtig was hij decaan en hoogleraar aan een elite-universiteit in Caracas. Rond 1990 was hij minister van Industrie in Venezuela, daarna functionaris bij de Wereldbank (een baan die hij in zijn bio’s nu liever onvermeld laat). Halverwege de jaren negentig werd hij hoofdredacteur van het toen nog onbekende academische kwartaalblad Foreign Affairs. In de jaren daarna vormde hij Foreign Affairs om tot een maandelijkse glossy over internationale zaken met internationaal bereik. Nadat hij opstapte, werd hij columnist bij de Spaanse krant El País, het Italiaanse La Repubblica en het Amerikaanse The Atlantic. Sinds een paar jaar presenteert hij Efecto Naím, een programma over internationale zaken op een zender die in Latijns-Amerika uitzendt.

Naím praat en schrijft makkelijk, trekt zijn analyses graag breed en gebruikt catchy labels, generalisaties en metaforen voor zijn conclusies. Maar in tegenstelling tot veel andere analisten van dit type, fundeert hij zijn werk grondig met wetenschappelijke studies en weigert hij simpele panaceeën voor te schrijven voor de problemen die hij signaleert. Zoals voor zijn lievelingsthema, de toenemende onbeheersbaarheid van internationale politiek en internationale ontwikkelingen.

‘Laten we kijken naar de grote internationale problemen van nu’, steekt hij van wal in het eerste van twee gesprekken via Skype. ‘De journaals worden gedomineerd door de oorlog in Syrië en de vluchtelingencrisis aan de randen van Europa. Als je mensen zou vragen welke problemen hen het meest nerveus maken, kom je op een veel langere lijst, die waarschijnlijk een aantal van de volgende zaken bevat: klimaatverandering, werkloosheid en economische problemen, ongelijkheid en stagnatie, immigratie, terrorisme. Al deze problemen hebben gemeen dat er consensus is dat er iets moet gebeuren en dat dat op internationaal niveau moet. Ze hebben ook gemeen dat dat niet lukt, of dat het alleen tijdelijk of beperkt lukt om effectieve internationale actie te ondernemen. De onderliggende reden daarvoor is dezelfde: er zijn geen actoren met genoeg macht om effectief op te treden en andere landen naar een gezamenlijke oplossing te duwen.’

‘Neem Syrië’, vervolgt hij. ‘Dagelijks zien we vreselijk nieuws en het lijkt of er niets aan kan worden gedaan. Dat komt niet doordat niemand zich ermee bemoeit. In de simpelste overzichten van de oorlog krijg je al snel een dozijn machtige landen die proberen om een oplossing af te dwingen: Rusland en Iran voeren er oorlog, de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk en een aantal andere Europese landen bombarderen er, Saoedi-Arabië, Qatar en Egypte zijn intensief bij verschillende partijen betrokken, Turkije speelt een sleutelfunctie, een reeks andere landen in de regio en machtige milities als Hezbollah hebben een eigen agenda. Niet één land kan zijn oplossing opleggen, terwijl vele wel genoeg macht hebben om een oplossing die hen niet zint te saboteren. Hetzelfde zie je bij een toenemend aantal internationale problemen die een brede, internationale aanpak nodig hebben om op te lossen.’

Het verlies aan macht om een oplossing af te dwingen is voor Naím niet beperkt tot de internationale arena. ‘Macht ligt in de voorstelling van de meeste mensen bij een aantal bekende partijen. In werkelijkheid lopen de traditionele machthebbers op tal van terreinen tegen de grenzen van hun macht aan. Je ziet dat ook in een ander verhaal dat nu dagelijks krantenkoppen krijgt: de kandidatuur van Donald Trump. Wat daar gebeurt, is ongekend. De Republikeinse Partij in de VS is een van de oudste, meest verfijnde en machtigste politieke machines op aarde. Ze heeft een grote basis, veel geld, eigen nieuwskanalen, duizenden radiotalkshows en tienduizenden mensen in alle uithoeken van de Amerikaanse samenleving die ertoe doen, van het Hooggerechtshof en het Congres tot het bedrijfsleven, de strijdkrachten, denktanks, enzovoort. Deze politieke machine werd voorheen gecontroleerd door een elite, een establishment met daarin financiers, politici en controleurs met greep op de stemmers. Tot voor kort was het zo dat je zonder de steun van die elite geen kans maakte op welke functie binnen de Republikeinse Partij dan ook, bij uitstek het presidentschap. Maar nu grijpt Trump de belangrijkste functie binnen deze partij, terwijl de partij-elite alles heeft gedaan om hem te stoppen. Dat is een voorbeeld van de trends die ik beschrijf in mijn boek, The End of Power.’

‘Overal heb ik dezelfde indruk: dat de machtigen der aarde zich steeds meer begrensd en ingeperkt voelen’

Dat boek, uitgekomen in 2013, lijkt op sommige plaatsen inderdaad boven op het nieuws van 2016 geschreven – bijvoorbeeld de passages over de tanende greep van traditionele politieke partijen op hun kiezers, donateurs en kandidaten, en hun afnemende vermogen om kandidaten van hun keuze naar voren te schuiven. De kracht van het boek ligt voor een belangrijk deel in de reikwijdte van Naíms analyse. In vertaling luidt zijn volledige boektitel: Het einde van macht: Van bestuurskamers tot slagvelden en kerken tot staten – Waarom de macht in handen hebben niet meer hetzelfde betekent als voorheen. Naím onderbouwt die claim met cijfers die aantonen dat oorlogen historisch gezien steeds minder vaak gewonnen worden door de zijde met de meeste man- en vuurkracht, dat zeer grote bedrijven een steeds kleinere kans hebben om over tien jaar nog steeds bij de grootste bedrijven te horen, dat grote hulporganisaties, grote vakbonden of grote kerken steeds minder greep hebben op hun achterban en minder zeggingskracht op hun terrein.

‘De president van de VS of China, de bestuursvoorzitter van Shell of J.P. Morgan, de hoofdredacteur van The New York Times, het hoofd van het Internationaal Monetair Fonds en de paus’, schrijft hij, ‘allemaal hebben ze zeer grote macht, maar minder dan hun voorgangers. Want macht zelf vervalt.’

Naím ziet dat niet alleen in het nieuws en in de boeken die hij leest. Al 25 jaar mag hij langskomen bij de gala’s waar de machtigen samenschurken. ‘Ik word sinds 1990 uitgenodigd bij het Wereld Economisch Forum in Davos, ik ben regelmatig bij de jaarvergadering van het imf, ik was af en toe bij de Bilderberg-conferentie en de Sun Valley-bijeenkomst’, zegt hij. ‘En overal heb ik dezelfde indruk: dat de machtigen der aarde zich steeds meer begrensd en ingeperkt voelen. In de hele wereld bestaan nog steeds oligarchieën en machtselites, van grote politieke partijen in Nederland tot Google en de entourage van Poetin. Maar hun macht is van aard veranderd. Neem Poetin, die al een paar keer door Forbes is uitgeroepen tot de machtigste persoon ter wereld. Zijn macht lijkt onveranderbaar, maar in werkelijkheid is zijn macht veel meer begrensd dan tien, vijftien jaar geleden.’

De nieuwe tijd waar Naím over schrijft, begint voor hem met een aantal zaken die min of meer tegelijk gebeurden: de val van het IJzeren Gordijn, de herintrede van China in internationale zaken, de wereldwijde groei van de middenklasse, de geboorte van het internet. In deze nieuwe tijd ziet Naím drie grote sociale en economische veranderingen die ervoor zorgen dat macht niet meer hetzelfde betekent als daarvoor. Naím vat deze ‘revoluties’ samen onder de noemers ‘meer’, ‘mobiliteit’ en ‘mentaliteit’.

Met ‘meer’ bedoelt hij letterlijk dat er ‘meer van alles’ is: ‘meer mensen, landen, steden, politieke partijen, legers; meer goederen en diensten en meer bedrijven die ze verkopen, meer wapens, medicijnen, studenten, computers en criminelen.’ Die toename van alles maakt dat sommige traditionele vormen van macht niet meer mogelijk zijn, zoals monopolies, en tast overal het vermogen aan van machthebbers om controle uit te oefenen.

Met ‘mobiliteit’ bedoelt Naím dat mensen, geld en ideeën makkelijker en in grotere hoeveelheden de wereld over gaan. Dat zorgt er onder meer voor dat grenzen – een belangrijke voorwaarde van traditionele macht – minder belangrijk worden. Onder ‘mentaliteit’ schaart Naím wereldwijde veranderingen in levenshouding, verwachtingen en aspiraties. Miljarden mensen in de oude en nieuwe middenklassen van de wereld hebben hogere verwachtingen over hun levenskwaliteit en levensstijl, wat traditionele macht en autoriteit ondergraaft.

‘Als de Verenigde Naties niet bestonden, zouden we ze direct moeten uitvinden’

Een van de gevolgen van deze veranderingen is volgens Naím dat macht in de 21ste eeuw niet meer synoniem is met omvang. Wie het grootst was op zijn terrein had traditioneel ook de macht, of dat nu ging om multinationals, legers, banken, staten, of liefdadigheidsinstellingen. Maar de band tussen omvang en macht raakt los. Alle grote organisaties, met hun grote bureaucratieën, omvangrijke boekhoudingen en hun waslijst aan bezittingen, zien zich nu effectief uitgedaagd door kleinere, minder logge spelers. Die zullen misschien niet de volgende reus op hun terrein worden, maar ze maken controle en macht uitoefenen wel heel moeilijk.

Op wereldniveau betekenen die veranderingen dat de internationale betrekkingen minder overzichtelijk en chaotischer worden. ‘Er zijn nu drie keer zoveel landen als in 1945’, zegt Naím. ‘Er zijn veel landen met aanzienlijke macht bijgekomen, zoals China, India en Brazilië. Zij spelen een veel grotere rol in de internationale orde dan twintig, dertig jaar geleden. Er zijn veel middelgrote spelers bij. Er zijn ook meer kleine landen dan vroeger wier acties grote internationale consequenties hebben. Daarnaast zijn er nog andere partijen bijgekomen die aanzienlijke internationale invloed hebben, zoals Goldman Sachs of IS. Intuïtief lijkt het een goede zaak dat er niet meer een paar heel machtige landen zijn die alles samen beslissen. Voor al die landen die meer invloed hebben dan voorheen zijn de internationale betrekkingen eerlijker en gelijker geworden. Dat is natuurlijk mooi als je het beschouwt vanuit rechtvaardigheid, maar het betekent ook dat machtige landen moeilijker tot een oplossing voor internationale problemen of een werkbare internationale orde kunnen komen.’

Naím wil daar niet mee zeggen dat het vroeger allemaal beter was. Hij heeft weinig op met het nu populaire idee dat de Koude Oorlog-periode heel stabiel was en de tijd erna heel onstabiel. Wel ziet hij dat de complexiteit van de huidige wereld veel mensen angst inboezemt. ‘De Koude Oorlog was voor burgers die de politiek niet heel nauw volgden een bron van zekerheid’, zegt hij. ‘De wereld was verdeeld in twee kampen met duidelijk te onderscheiden ideologieën, die elkaar in bedwang hielden. Experts wisten wel dat de werkelijkheid complexer was. Maar er was een simpele en overzichtelijke manier voorhanden om de wereld te begrijpen. Die is nu weg. Je ziet dat analyses op internationaal niveau vaak gaan over de vraag of China de Verenigde Staten “inhaalt” als machtigste land ter wereld, of dat macht verschuift van West naar Oost of van Noord naar Zuid, of van democratieën naar autoritaire staten. Maar die analyses missen het punt. Natuurlijk verschuift het zwaartepunt van de wereld richting Azië, maar dat betekent niet dat China de wereld gaat vormgeven zoals de Verenigde Staten dat in de twintigste eeuw deden. China zal dat niet kunnen en de VS ook niet meer. Speculeren wie de volgende supermacht wordt of welke coalitie van landen de wereld gaat beheersen, duidt op een fundamenteel onbegrip over hoe de wereld veranderd is.’

Die veranderingen zijn voor veel mensen niet benoembaar, maar wel voelbaar. ‘Veel mensen merken dat er belangrijke dingen veranderen in hun leven en hun samenleving, en zijn ongerust over wat dat betekent voor henzelf, voor hun kinderen, hun bedrijf of land. Ze verwachten sturing en bescherming van leiders, maar die leiders zijn minder in staat om die te geven. Onze leiders en machtige instituties zien er nog hetzelfde uit als altijd, en we verwachten ook hetzelfde van ze. Maar hun vermogen om problemen op te lossen is veranderd.’ Dat biedt in veel landen ruimte voor ‘versimpelers’, stelt Naím, die stemmers voorspiegelen dat zij weer macht zullen uitoefenen als voorheen. Zijn analyse liep jaren vooruit op de angstaanjagende invulling die Trump eraan geeft.

Het betekent ook dat internationale samenwerking minder effectief is. ‘De ineffectiviteit van de Verenigde Naties tegenover mondiale problemen is een vertaling van de ingesnoerde macht van de regeringen die er lid van zijn’, zegt Naím. ‘Maar als de VN niet bestonden, zouden we ze direct moeten uitvinden. De wereld heeft grote behoefte aan coördinatie en gecombineerde actie van staten.’

Als die er in de toekomst komt, zal dat volgens Naím minder vaak gebeuren in de vorm van een mondiale top met alle landen die allemaal ergens mee akkoord moeten gaan. Vaker zal een kleine groep landen onderling een kwestie regelen die hen aangaat, of een oplossing zoeken die een ander land niet kan blokkeren. ‘Minilateralisme’, noemt hij dat. Overzichtelijker en makkelijker te begrijpen zal de wereld er niet van worden.


Nieuwe chaos

De wereld anno 2016 lijkt vol problemen, en niemand die in staat is ze op te lossen. Wie niet goed begrijpt hoe die wereld werkt, is niet gek of dom, want de wereld ís ook complexer, chaotischer en moeilijker te besturen dan voorheen. In een serie interviews laat De Groene Amsterdammer toonaangevende denkers over internationale betrekkingen aan het woord. Deze week: Moisés Naím, oud-minister van Venezuela, journalist en consultant in Washington, en auteur van een reeks boeken over de internationale arena.


Beeld: (1) Syrië 2014. Inwoners van vluchtelingenkamp Yarmouk bij Damascus wachten op het uitdelen van voedsel door de Verenigde Naties. Dat jaar konden de VN vijf procent van de mensen van voedsel voorzien, nu minder dan één procen (UNRWA / AP / HH); (2) Moisés Naím – ‘De Koude Oorlog was overzichtelijk’ (carnegieendowment.org)