Neem het teken voor mens: een gestileerde afbeelding van een lopende persoon. ‘Groot’ is het beeld van iemand die zijn armen breed uitspreidt, ‘goed’ is, heel sprekend, een vrouw met een kind. Zet een varken onder een dak, en je hebt het karakter voor huis, want een huis kan pas echt een huis zijn als het er aan eten niet ontbreekt. Wie zei dat Chinese karakters onbegrijpelijk zijn?

Boeken die aan leken uitleggen hoe leuk Chinese karakters kunnen zijn, waren er al. Bijvoorbeeld de drie deeltjes Fun with Characters, waarin met plaatjes en praatjes de betekenis van een aantal karakters wordt verklaard. De eenvoudigste karakters zijn pictogrammen: getekende afbeeldingen van de werkelijkheid, gezien door Chinese ogen. Lastiger én leuker worden de combinaties. Het karakter voor vragen (wèn) is een man bij een huisdeur, een plek waar doorgaans nogal wat vragen worden gesteld. De combinatie van mens en mond levert het woord voor bevolking op, vanwege al die monden die gevoed moeten worden. ‘Oud’ is een samengesteld karakter waarin je, als je het weet, de tekens herkent voor mens, haar en verandering: een mens wiens haar grijs is geworden. In het oude karakter voor studeren kun je volgens Fun with Characters de handen van de leraar zien, kruislings gespreid over een nog in duisternis wandelend kind.

Maar behalve leuk kunnen Chinese karakters ook fascinerend zijn. Lees daartoe Het karakter van China van de Zweedse sinologe Cecilia Lindqvist. Wat taaie materie voor kamergeleerden had kunnen zijn, is een bestseller geworden. Niet alleen in Zweden en andere westerse landen, maar – en dat is een unicum – ook in de Chinese wereld zelf. Lindqvists boek uit 1989 is nu eindelijk ook in het Nederlands verschenen. De vertaling is meestal uitstekend, lelijke uitglijders als ‘uitgehouwd’ daargelaten.

Het is een aardig, persoonlijk opgeschreven verhaal. Vlotte tekst, mooie illustraties, kloek formaat, prachtig omslag: Het karakter van China lijkt gemaakt te zijn voor de koffietafel. En toch is het, hoewel er geen voetnoot in staat, een wetenschappelijk werk van formaat. Want de auteur is de eerste die systematisch gebruikmaakt van archeologisch materiaal om de oorsprong van de karakters te verklaren. En ze heeft geen moeite om uit andere bronnen te putten dan de orthodox-wetenschappelijke: de Chinese natuur, Chinese gebruiken en gebruiksvoorwerpen, Chinese wegen, wagens, weefgetouwen en waterputten, Chinese noem maar op. En voor het duiden van de karakters gebruikt ze ook haar persoonlijke ervaringen met het Eeuwige China, dat over alle veranderingen heen, of onder alle veranderingen door, nog steeds bestaat. Uit het verhaal dat zij de karakters laat vertellen, rijst dan ook de Chinese cultuur zelf op.

Professor Cecilia Lindqvist is een vriendelijke, alerte vrouw, een kwart eeuw jonger ogend dan haar 75 jaar, en allesbehalve een karaktermonomaan. Zwedens meest vooraanstaande sinoloog is ook kunsthistoricus, fotograaf en musicus en heeft flink door de wereld gereisd. In oktober 1968 was ze in Villagrande in Bolivia. Daar hoorde ze een Amerikaanse officier hetzelfde zeggen als 35 jaar later de voormalige onderkoning van Irak, Paul Bremer: ‘We got him.’ De ‘him’ van 1968 was Che Guevara. Cecilia heeft zijn lijk gefotografeerd.

Toen ze in 1961 als 28-jarige naar China kwam, was het niet om zich te bekwamen in karakters, maar op de qin (spreek uit: tsjien), een traditioneel Chinees snareninstrument. ‘In het begin lukte het me niet met iemand contact te krijgen. De mensen waren bang voor me. Het was verboden te spreken met buitenlanders.’ Desondanks leerde ze een erudiet man kennen die ervoor zorgde dat ze, als enige buitenlander, kon gaan studeren aan het qin-instituut in Peking. ‘Ik kwam in een groepje van tien hoog opgeleide mensen, onder wie een neef van de laatste keizer. Een bijzonder inspirerende omgeving. Twee jaar lang ben ik diep ondergedompeld geweest in de Chinese cultuur. En toen kwam de Culturele Revolutie. Het instituut werd gesloten. Twee medewerkers werden naar Tianjin gestuurd om groente te gaan telen. Maar de instrumenten waren goed verstopt. Na de Culturele Revolutie is het instituut heropend.’

Als student al was Lindqvist geïnteresseerd in Chinese karakters. Haar hoogleraar Bernhard Karlgren legde nooit een karakter uit zonder te verklaren waar het vandaan kwam. Zijn enthousiasme werkte aanstekelijk. In China stortte Lindqvist zich al snel op de kalligrafie, een in hoog aanzien staande kunst die je met de vertaling ‘schoonschrijven’ zwaar tekortdoet. Het schrift speelt in China een enorm belangrijke rol. Overal zie je teksten, zelfs op rotswanden midden in de natuur. De Chinezen koesteren hun karakters. Het logo van Air China is het gestileerde karakter voor vogel. Het logo voor de Olympische Spelen 2008 stelt een atleet voor, in wiens vormen iedere Chinees jing (hoofdstad) herkent, het belangrijkste karakter van Beijing (hoofdstad van het noorden).

Waar komt die grote liefde voor het geschreven woord vandaan? Cecilia Lindqvist: ‘De eerste keizer unificeerde het schrift. Karakters waren al vroeg een middel om het rijk bijeen te houden. Als je mandarijn wilde worden, moest je een goede kalligraaf zijn, anders haalde je het keizerlijke examen niet. In Zweden decoreren we ons huis nooit met mooi geschreven woorden. De Chinezen daarentegen zijn gek op decoraties met karakters, bijvoorbeeld shòu, lang leven.’

Voorstellen om het karakterschrift te vervangen door het Latijnse alfabet hebben het nooit gehaald, om zowel praktische als culturele redenen. De sprekers van de diverse Chinese talen en dialecten kunnen elkaar vaak niet verstaan, maar dankzij het schrift wel begrijpen, omdat de woorden wel verschillend worden uitgesproken maar op dezelfde manier worden geschreven. De invoering van fonetisch schrift zou deze enige communicatiemogelijkheid tenietdoen. Natuurlijk zouden de Chinezen het verlies van hun schrift als een grote culturele verarming beschouwen, als een knauw in hun nationale trots en waarschijnlijk als gezichtsverlies tegenover het Westen. Bovendien, zegt Lindqvist, ‘zouden dan de oude geschriften niet meer te lezen zijn. Door latinisering zou de taal sterk inkrimpen. De angst dat door de computer het Chinese schrift verloren zou gaan, blijkt misplaatst. De karakters zijn in een computer uitstekend in te voeren.’

Essentieel voor het traceren van de geschiedenis van de karakters zijn oude bronzen vaten met inscripties en de nog oudere orakelbeenderen. Dat zijn schildpadschilden en ossen- en schapenbotten met daarop de oudste ons bekende karakters. Ze werden ontdekt in 1899 door iemand die in een apotheek ‘drakenbeenderen’ ging kopen. Bij het vermalen van de stukjes bot van dit traditionele geneesmiddel zag hij dat er inscripties op stonden. Het zijn vragen over de toekomst, bijvoorbeeld: ‘Zal er de komende tien dagen een ongeluk gebeuren?’ Aan de onderkant van het schild of het bot waren holten geboord, waarin de waarzegger een gloeiende bronzen staaf stak. Daardoor sprongen er barsten in het schild of het bot, waaraan het antwoord van het orakel werd afgelezen. Tot nu toe zijn er vijftigduizend orakelbeenderen met een inscriptie gevonden.

Cecilia Lindqvist: ‘Geen enkel karakter op de beenderen is van vóór 1300 voor Christus, maar hun vorm wijst erop dat ze al een lange voorgeschiedenis hebben. Het wachten is op nieuw materiaal. De eerste vondsten kwamen pas voor de dag bij de aanleg van stuwdammen in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Vóór die tijd waren opgravingen verboden, omdat men anders de voorouders zou storen. Waar je in China ook gaat graven, overal vind je resten van het verleden. Tegenwoordig worden er iedere dag drieduizend nieuwe vondsten bij de musea gemeld. Het is gewoon te veel. En vaak slaat in opgegraven vondsten het bederf toe.’ De grafheuvel van de eerste keizer van het verenigde China, waarin fabuleuze schatten zouden zijn verborgen, heeft men nog steeds niet open durven maken omdat men nog niet de technische middelen heeft om de vondsten onmiddellijk te conserveren.

Lindqvist heeft veel inscripties op opgegraven artefacten bestudeerd. Dat stelde haar in staat de ontwikkelingsgang van een aantal karakters te documenteren en ze daardoor begrijpelijk te maken. Dat verklaart volgens haar het succes van haar boek: ‘Iedereen denkt altijd dat Chinese karakters onbegrijpelijk zijn. Maar in mijn boek kun je de continuïteit zien. Dat heeft eenzelfde effect als de ontcijfering van de hiëroglyfen of de ontdekking van de Dode-Zeerollen. Bovendien is er de laatste jaren veel belangstelling voor China.’

Toen Lindqvist na vijftien jaar haar boek had afgerond, vond haar Zweedse uitgever het een riskante, kostbare onderneming. Hij wilde de oplage niet groter maken dan achtduizend. Alleen al in Zweden zijn er nu honderdduizend verkocht. Maar ook in de Chinese wereld zelf doet het boek het geweldig. In 2006 verscheen het in Taiwan, waar het de prijs voor het beste boek van het jaar kreeg en waar al even veel exemplaren zijn verkocht als in Zweden. In China is het boek al aan zijn twaalfde druk toe. Hoe verklaart de schrijfster dat? Wisten de Chinezen zo weinig over hun eigen karakters?

Lindqvist: ‘Dit thema vond men vroeger in China een elitezaak voor professoren – totdat ze erachter kwamen dat de karakters veel te maken hebben met het dagelijks leven. De taalgeleerden weigerden archeologisch bewijsmateriaal serieus te nemen. En het onderwijs is nog vaak een kwestie van nazeggen en niet van het zoeken naar verklaringen. Ik was bang dat de Chinese taalgeleerden zouden reageren met: daar komt een buitenlander ons even vertellen hoe het zit. Ik was bang dat ik fouten had gemaakt. Maar nu komt mijn boek zelfs uit in een set van drie voor de middelbare school. En de Universiteit van Peking heeft me uitgenodigd gasthoogleraar te worden. De rector zei: u weet veel meer over de karakters dan wij.’

Cecilia Lindqvist, Het karakter van China:
Het verhaal van de Chinezen en hun schrift. Vertaald door Bertie van der Meij,
Balans, 392 blz., € 29,95