‘En toch loop je raar. Is er iets?’
‘Nee, niks.’
‘Wil je erover praten?’
‘Nee, er is niks.’
Gestoken in leer, glimmend zwart leer, en zwaar besnord paraderen de stoottroepen over straat. De pet is eveneens van zwart leer. De zakdoek is per ongeluk niet helemaal in de achterzak gestopt. De man is waarschijnlijk erg verkouden, en moet vaak snuiten.
Twee handen op één onderbuik stap-stapt het de stad door. De een heeft geen billen in zijn broek, de ander heeft geen broek om zijn billen. Beide achterdelen wiegelen.
Verderop de parade. Tromgeroffel kondigt hun kameraden aan, in sympathiek roze tutuutjes. Plateauhakken wankelen, geslachtsdelen zwabberen blijmoedig in de wind. Het waait behoorlijk.
‘Kom op jongens, we zijn hier toch meiden onder elkaar?’
‘Niet op mijn staart gaan staan, jochie. Anders trap ik op de jouwe.’
‘Kijk, wat een leuke bolle tweeling komt daaraan.’
Als de broek gespannen staat, ben je gek als je er niet op slaat. Je ziet het hem denken terwijl hij een aanloop neemt. En afzet. En zweeft. En zweeft. Jantje zag twee billen hangen.
Omdat het tijd wordt dat ze wat meer aandacht krijgen.
Omdat er meer moet worden geïntegreerd.
Omdat we allemaal gelijk zijn.