Volgend jaar wordt D66 veertig. Dat is voor velen de leeftijd waarop ze last krijgen van een midlifecrisis. D66 blijkt daarop geen uitzondering. De partij vertoont alle tekenen die bij zo’n crisis horen. Dat mogen clichés lijken, de partij voldoet er wél aan. Zo worstelt D66 als een echte laat-dertiger met existentiële vragen. Ze kijkt om zich heen en denkt: is dit het nou? Wat is er geworden van mijn idealen? En de partij pleegt overspel. Ook dat hoort bij een midlifecrisis. Je wilt wel eens voelen dat je nog in trek bent bij anderen dan je vaste partner. En vooral ook wil je even lucht geven aan alle frustraties over die partner. Het moet eruit, al die keren dat die je een loer draaide en je vernederde. Ook de reactie op de hak van die oude partner, waarmee D66 al niet meer samenwoont, past helemaal in het patroon van de midlifecrisis: dat laat ze niet gebeuren, nooit.

Dat verklaart waarom Boris Dittrich, de fractievoorzitter van D66 in de Tweede Kamer, er alles aan gelegen was om de «avond van Van Thijn» niet te laten uitlopen in vervroegde verkiezingen. De PvdA, jarenlang de «natuurlijke» partner, mocht die lol niet worden gegund. Dus zei Dittrich direct nadat de PvdA in de Eerste Kamer als oppositiepartij de gekozen burgemeester wegstemde dat D66 méér is dan alleen bestuurlijke vernieuwing. Oftewel: denk maar niet dat wij nu uit de coalitie met het CDA en de VVD stappen.

De frustraties bij D66 over de PvdA zitten diep. En ze gaan lang terug. In de jaren zeventig, toen D66 nog maar een jonkie was, blokkeerde de PvdA de oprichting van een progressieve volkspartij waarin beide zouden opgaan. Bij D66 geven ze daar Ed van Thijn de schuld van, dezelfde Van Thijn die twee weken geleden nee zei tegen de grondwetswijziging die de direct gekozen burgemeester mogelijk had moeten maken. De onparlementaire opmerking richting Van Thijn, «eens een rat altijd een rat», die weliswaar is teruggenomen, is daarop terug te voeren. Laurens-Jan Brinkhorst, nu D66-minister, stond tijdens het kabinet-Den Uyl als staatssecretaris immers ook al op het politieke toneel.

Dat is niet de enige keer dat de PvdA in de optiek van de democraten D66 in de steek liet. In 1989 was Wim Kok in hun ogen zo gebrand op regeringsdeelname dat hij niet van CDA- leider Ruud Lubbers eiste ook D66 bij de formatie te betrekken. Terwijl D66 toen toch twaalf kamerzetels had.

Koks reputatie, en die van de PvdA, ging er niet op vooruit toen zijn tweede kabinet vanaf de eeuwwisseling tot de verkiezingen van 2002 alleen maar een beetje op de winkel wilde passen. Tot grote ergernis van D66, die toen als coalitiepartner nog wel vooruit wilde.

De dit jaar vijftig wordende Dittrich kent de ergernissen uit de jaren zeventig alleen uit overlevering, maar die uit het tijdperk van het tweede kabinet-Kok heeft hij zelf als kamerlid ervaren. Dat hij twee jaar geleden voorstander was van het overspel met het CDA, in combinatie met oude bekende VVD, is in dat licht begrijpelijk. Het was hoog tijd om het ongeschreven huwelijkscontract met de PvdA te verbreken.

Voor menige D66’er voelde het toetreden tot een kabinet van CDA en VVD echter als het verlaten van de natuurlijke biotoop. Dat moet je nooit doen, omdat overleven buiten die biotoop onmogelijk is. Maar Dittrich, en velen met hem, durfde die gok wel aan. Als ze in de oude biotoop zouden blijven, kregen ze toch ook geen lucht meer.

D66 mocht niet de gevangene worden van een PvdA die niks wil doen aan het dreigende probleem van de vergrijzing, de betaalbaarheid van de pensioenen, de grote aantallen arbeidsongeschikten, het achteruit hollende onderwijs. Toen de nieuwe PvdA-leider Wouter Bos afgelopen herfst meeliep in de betoging van de vakbonden tegen de hervormingen van het kabinetsbeleid bewees dat voor D66 dan ook haar gelijk: de PvdA is nog steeds met handen en voeten gebonden aan een vakbeweging die in wezen conservatief is.

Op de dinsdag dat Van Thijn in de Eerste Kamer nee zei tegen de gekozen burgemeester speelden niet alleen deze frustraties een rol. Dat deden ook de existentiële vragen die bij een midlifecrisis horen. Die vragen knaagden al langer, maar ze werden toen pas voor iedereen zichtbaar. Is bestuurlijke vernieuwing alleen maar de gekozen burgemeester? Krijgt de burger als hij zijn stem mag uitbrengen op een burgemeester een overheid die doet wat ze heeft beloofd? Is de gekozen burgemeester voldoende om de muur van bureaucratie af te breken?

Op de ochtend van het desastreuze debat in de Eerste Kamer had de fractie van D66 onder leiding van Boris Dittrich al onderkend dat het geworstel met deze vragen in volle hevigheid naar buiten zou komen als de PvdA-fractie tegen de grondwetswijziging zou stemmen. Uitkomst van hun overleg was dat ze één ding niet wilden: opgesloten raken in hun «oude» imago, dat van de partij van de gekozen burgemeester. Dittrich voorzag dat dit zou gebeuren als ze bij een nee van de PvdA zouden besluiten uit het kabinet te stappen. Dan zou D66 voor eeuwig de partij van de gekozen burgemeester worden, in feite een one-issuepartij. Voor zo’n partij zijn er maar twee mogelijkheden: die gekozen burgemeester komt er niet, waardoor je een soort gekke Henkie wordt, of die gekozen burgemeester komt er wel, waarmee je reden van bestaan vervalt.

Dittrich gaf daarom met zijn snelle reactie op de streek die de PvdA zijn partij leverde niet alleen te kennen die oude partner geen gang naar de kiezer te gunnen, hij gaf er ook meteen een draai mee aan de koers van de partij. Het kwam hem op veel kritiek te staan. Van buiten de partij, maar vooral ook van binnen.

Zelfs coryfee Hans van Mierlo deed een duit in het zakje. De grondlegger van D66, inmiddels minister van staat, kon het niet laten via de media kenbaar te maken te overwegen tegen het paasakkoord met CDA en VVD te stemmen. Over dat akkoord mocht het D66-congres afgelopen zaterdag stemmen. Het voortbestaan van de coalitie hing ervan af. In dit akkoord is de «oude» bestuurlijke vernieuwing in een ander, dunner jasje gestoken, want helemaal aan de kant schuiven is Dittrich niet gelukt.

Dittrich was laaiend op Van Mierlo. Die was in het paasweekeinde telefonisch op de hoogte gehouden van de nieuwe afspraken met CDA en VVD en zou zich toen enthousiast hebben getoond. Op het congres pakte Dittrich Van Mierlo in het openbaar terug, allemaal erg in het nette, maar toch. Dittrich memoreerde fijntjes dat in 1994, toen Van Mierlo met Kok onderhandelde over het eerste paarse kabinet, bestuurlijke ver nieuwing niet hoog op de agenda stond. Evenmin trouwens in 1998, en die steek was bedoeld voor Els Borst, die toen namens D66 met Kok onderhandelde en die nu, net als Van Mierlo, ook kritiek had gehad.

Insiders uit D66 en de coalitiepartijen hebben bewondering voor de manier waarop Dittrich de afgelopen twee weken heeft geopereerd. Er zijn er die de hele gang van zaken vergelijken met een militaire operatie en Dittrich met een generaal die op veel flanken tegelijk strijd moest leveren. In die terminologie is de grootste strijd van Dittrich uiteindelijk die op het thuisfront geweest. Niet voor niks konden VVD en CDA zich zo stil houden.

Zelfs toen de PvdA met onverholen genoegen de schuld voor het aftreden van Thom de Graaf als minister van Bestuurlijke Vernieuwing bij de VVD meende te kunnen leggen, wist Dittrich dat een groot deel van het probleem eigenlijk bij zijn eigen partij zat. Het klopt dat de VVD moeite heeft met het nieuwe kiesstelsel zoals De Graaf had voorgesteld. Maar het waren Dittrich en zijn vijf fractiegenoten die na het debacle van de gekozen burgemeester niet vol wilden inzetten op dat nieuwe kiesstelsel, zoals De Graaf toen van hen vroeg. Daar is een heel eenvoudige reden voor: ze zijn niet gecharmeerd van het door De Graaf voorgestelde, ingewikkelde dis trictenstelsel. En Dittrich wist dat de liberalen op hun beurt wisten van dit geworstel van D66 met een van hun idealen. Ook om die reden kon hij zich geen kabinetscrisis veroorloven. De VVD zou D66 nooit hebben toegestaan de liberalen daarvan de schuld te geven.

Al die ingrediënten samen maakten dat Dittrich deed wat hij heeft gedaan: zijn vice-premier laten vertrekken, inzetten op een langere relatie met CDA en VVD en zijn achterban hardhandig duidelijk maken dat alleen be stuurlijke vernieuwing onvoldoende bestaans recht is voor zijn partij.

Daarbij speelde hij hoog spel. Met zijn eigen politieke leven en met dat van zijn partij. Als het D66-congres zaterdag nee had gezegd tegen het Paasakkoord, had dat onherroepelijk geleid tot Dittrichs aftreden. Een eerste man die op zo’n cruciaal moment wordt teruggefloten door zijn partij kan niet doorgaan. Hij had D66 dan meegesleurd in zijn val, want niet alleen Dittrich zelf, ook de hele fractie en partijvoorzitter Alexander Pechtold, in mid dels de opvolger van De Graaf, hadden zich sterk gemaakt voor het paasakkoord. Wie had de partij in de vervroegde verkiezingen die er dan onvermijdelijk waren gekomen, moeten leiden, vertegenwoordigen en organiseren?

Het congres zei zaterdag ja tegen het paas akkoord, dus deze zet was voor Boris Dittrich. Maar de vraag is of Dittrich met zijn optreden méér heeft beoogd dan enkel twee jaar extra de tijd voor het op orde brengen van een partij die een midlifecrisis doormaakt. Had hij mogelijk ook gehoopt het lijsttrekkerschap en daarmee het partijleiderschap voor 2007 voor zichzelf alvast veilig te stellen?

Als dat laatste het geval is, dan is hij daar niet in geslaagd. De graadmeters daarvoor zijn eenvoudig. D66 gaat weliswaar door in deze coalitie, het aantal D66-leden dat tegen het paasakkoord stemde loog er echter niet om. Het was groter dan het aantal leden die twee jaar geleden nee zeiden tegen een coalitie met CDA en VVD. Het overspel bevalt deze leden niet.

Mochten er leden zijn geweest die tijdens het congres tot hun definitieve ja besloten, dan was het niet Dittrich die hen daartoe overhaalde, maar Laurens-Jan Brinkhorst of zelfs Hans van Mierlo, die uiteindelijk natuurlijk toch voor stemde.

En ten slotte zijn er veel leden die, op de man af gevraagd, eerlijk maar hard zeggen dat Dittrich op dit moment misschien een goede fractievoorzitter is, maar dat ze zich in 2007 een lijsttrekker wensen die charismatischer en bevlogener is. Velen hebben liever Pechtold, ook al is er ook op hem kritiek. Misschien inhoudelijk minder sterk dan Dittrich, zo liet iemand zich ontvallen, maar wel een man waar je veel in kunt stoppen dat hij vervolgens goed over het voetlicht weet te brengen.

Rest voor Dittrich de taak D66 door haar midlifecrisis heen te helpen. Op weg naar een koers waaraan de partij een nieuw bestaansrecht kan ontlenen en bevrijd van de frustraties jegens de PvdA die haar zouden kunnen vastklinken aan de combinatie CDA en VVD. Want zoals het in een echte midlifecrisis gaat: de nieuwe partner is meestal geen blijvertje.