_De grote verrassing van Michael Manns filmversie van zijn jaren-tachtigpolitieserie Miami Vice is de nieuwe visuele stijl: de flitsende, music-videobeelden van pastel en neon waar de serie haar iconische betekenis aan ontleent, maken plaats voor een donkere, sensuele textuur waar de ruige hoofdrolspelers volmaakt bij passen: rechercheurs Sonny Crockett (Colin Farrell) en Ricardo Tubbs (Jamie Foxx), hun baas, de stoïcijnse Castillo, gespeeld door Barry Shabaka Henry, en de femme fatale Isabella (Gong Li), die zich in de klauwen van gewelddadige drugsdealers bevindt en waar Sonny, onvermijdelijk, verliefd op wordt. De liefde tussen Sonny en Isabella ontwikkelt zich in een wereld van vervreemding. Een mooi moment komt als Sonny en Ricardo ergens op een industrieterrein lopen, de camera even wegdraait om een dreigende gedaante, een hond of iets dergelijks, te laten zien, en Sonny vraagt: «Waar zijn de mensen?» Inderdaad, hier zijn geen mensen, maar dieren, letterlijk en figuurlijk, en waar deze mannelijke cops naar op zoek zijn, is menselijkheid.
Dit idee staat ook centraal in Manns vorige film, het fantastische Collateral (2004) waarin Tom Cruise de rol vertolkt van een huurmoordenaar die zich als een roofdier door de grote stad beweegt. Om vorm te geven aan het thema van ontmenselijking gebruikte Mann tijdens het draaien van zowel Collateral als Miami Vice de Thomson Viper hoge-definitie-videocamera. Het resultaat: noir-achtige beelden met veel detail én een korrelige textuur, waardoor Miami Vice een film is die je niet zozeer ziet, als wel voelt.
En voelen kunnen de macho’s van Mann als de beste. Zijn films zijn psychologische portretten van sterke, gepijnigde mannen. Bij Mann gaat het om een constante crisis van mannelijkheid. De mooiste herinneringen aan Miami Vice uit de jaren tachtig zijn de beelden van Sonny in de Ferrari, over de neonverlichte wegen racend naar nergens, op de maat van Phil Collins of The Eagles, strak voor zich uit starend, de wind door zijn onwaarschijnlijk mooie haar. Of nog een man van Mann: agent Will Graham in Manhunter (1986), de eerste en nog altijd beste Hannibal Lecter-film, die volledig in het wit gekleed zittend op een wit zandstrand naar de azuurblauwe zee tuurt en nadenkt over menselijke monsters als Lecter. En misschien wel de mooiste Mann-man: de lange-afstandsatleet Larry «Rain» Murphy (Peter Strauss) in Manns regiedebuut The Jericho Mile (1979), die peinst en zegt: «Man, I’m into nothing.»
Het zoeken naar «niets», naar stilte, is ironisch in de hectische wereld van Miami Vice. De film begint chaotisch, zonder titels, alsof de conventies van de personages en hun wereld bekend zijn bij de kijkers: een nachtclub, pooiers en prostituees, gangsters en andere exotische gasten, en de undercoveragenten Crockett en Tubbs. Net als in de serie neemt de verhaallijn waarin Crockett zich meer thuis voelt in de rol van zijn alter ego, de crimineel Sonny Burnett, ook in de film een centrale plaats in. Het is alsof deze wereld van drugs, disco en mooie vrouwen hem meer rust biedt dan de wereld van politie, stad en monsters. Mooi is dat hij nooit verliefd wordt als Crockett, maar altijd in de gedaante van Burnett, ook nu, als hij valt voor de mysterieuze Isabella, het liefje van de drugsbaron die hij achter de tralies moet zien te krijgen. De liefde is evenwel niets meer dan een intermezzo, prachtig gefotografeerd met intieme details, zodat alles even onvermijdelijk als de seks in geweld eindigt. Op dat moment wordt Burnett de minnaar weer Crockett de politieagent. Isabella, gevangen midden in het mannelijke geweld, ziet het voor haar ogen gebeuren. Zij kan er niets aan doen. Haar man is verloren._