Elias Canetti heeft sinds kort een Twitter-account. Althans, iemand geeft zich uit voor de in 1994 overleden schrijver en Nobelprijswinnaar. @CanettiTweets stelt gemeten naar het aantal volgers (49 bij het schrijven van deze zin) nog niet veel voor, maar heeft alle potentieel om te groeien. De joodse intellectueel Canetti was een meester van het aforisme, en dat genre leent zich perfect voor een scherpe tweet waarin maximaal honderdveertig tekens passen.

‘The essence of English life is distribution of authority and ineluctable repetition’, werd er onlangs vanaf de Canetti-account getwitterd. De constatering dat de Engelsen in cirkeltjes ronddraaien, ook als het machtsvraagstukken betreft, is een passend bijschrift voor de Brexit die nu echt plaatsvindt. ‘Refugees call themselves everything that they would have eventually become at home’ is een prikkelende gedachte voor Nederland dat worstelt met de vraag wat nieuwkomers hier zoeken. En ‘How many people will find it worthwhile living once they don’t have to die’, is iets om op te kauwen nu het voltooid-levenvraagstuk boven de huidige kabinetsformatie hangt. Canetti, het moge duidelijk zijn, is een denker die past bij dit moment.

Canetti was een briljante eenling, niet verbonden met een school, stroming of ideologie. Het aforisme is bij uitstek de vorm die past bij dat soort onafhankelijke geesten, die ongeacht het onderwerp het van commentaar voorzien. Binnen de canon van de aforismeschrijvers neemt Elias Canetti weer een bijzondere plek in. ‘De meeste grote aforisten waren pessimisten, verstrekkers van hoon over menselijke dwaasheid’, schrijft Susan Sontag in een essay over Canetti (waarschijnlijk had ze misantroop Nietzsche in gedachten). Canetti is volgens haar anders. Bij hem geen ironie, geen spot, maar ingekookt denken over grote constanten van de menselijke conditie. ‘All dying people are martyrs of a future world religion.’

In dat essay, Elias Canetti, dat Sontag schreef voor Granta Magazine, vat ze de kern van het aforistisch denken samen: ‘Het is informeel, niet-sociaal, vijandig, en vervuld van trotse zelfzucht.’ Al die eigenschappen kwamen volgens haar in Canetti bij elkaar. Voor Twitter, zou je kunnen zeggen, geldt hetzelfde. Tweets zijn ook informeel, worden veelal gebruikt om anderen aan te vallen en hebben altijd de ijdele bijsmaak van de twitteraar die zichzelf wil tonen als een gevat figuur. Canetti op Twitter is een perfecte illustratie van het digitale tijdperk. Hij noteerde zijn aforismen in aantekeningenboekjes die pas postuum verschenen. Hij was zelf zijn voornaamste publiek. Dankzij een sociaal massamedium als Twitter is iedereen met een smartphone plots een aforist.

Het is dan ook passend dat het werk waarmee Canetti beroemd is geworden gaat over de spanning tussen massa en individu. Masse und Macht, verschenen in 1960 en onlangs opnieuw in Nederlandse vertaling uitgegeven, geldt als een sleutel om de eeuw van de massamens intellectueel te ontgrendelen. Die periode begon in de tweede helft van negentiende eeuw, nadat de industriële revolutie volledig op stoom was gekomen. Ze bereikte een gewelddadig hoogtepunt halverwege de twintigste eeuw, met fascisme en communisme als verwoestende massa-ideologieën. Het tijdperk van de meute begon ten einde te lopen op het moment dat Canetti’s hoofdwerk verscheen. In de jaren zestig stond de ontdekking van het eigen zelf hoog op de agenda. De jaren zeventig werden, zoals schrijver Tom Wolfe het noemde, ‘the me decade’. In de neoliberale jaren tachtig en de hedonistische jaren negentig ging het ik eveneens boven het wij.

Massa en Macht is daarmee, net als Canetti’s levensloop, verbonden met een wereld waar met nostalgie naar wordt teruggekeken maar waarvan de meesten tegelijk blij zijn dat die voorbij is. Het verfijnde Mitteleuropa van de vroege twintigste eeuw met zijn stadspaleizen, koffiehuizen en tientallen talen die werden gesproken op straat. Maar ook de wereld van gezichtsloze stadsmassa’s en, uiteindelijk, die van rijen stampende laarzen en Rode parades.

Toch reist Massa en macht als een goed aforisme soepel door de tijd. Dat komt doordat de massa zich nog altijd aan ons opdringt. Mark Rutte die naar het voetbalstadion gaat wanneer De Toppers optreden, om dat vervolgens in interviews op te voeren als illustratie van ‘normaal Nederlanderschap’. Of in de gedaante van Turkse Nederlanders die in Rotterdam met Turkse vlaggen zwaaien in naam van Erdogan. Wie Canetti leest, leert dit soort massabijeenkomsten te zien als een instrument waarmee een leider via het collectief zijn autoriteit uitoefent.

Massa en macht behoort ook tot het heden omdat de massa weer politiek opgeld doet. We zijn, langzaam maar zeker, aan het overgaan naar een tijd waarin mensen weer toevlucht zoeken in een collectieve identiteit. De afgelopen verkiezingen zijn daarvan een illustratie. De campagne stond voor een groot deel in het teken van de vraag wat Nederland tot Nederland maakt en wat de kenmerken zijn van de Nederlandse identiteit. Partijen links en rechts kwamen aanzetten met wat Canetti ‘massasymbolen’ noemt: woorden, beelden en ideeën waar een groep zich aan kan vastklampen.

Het cda wilde een staand gezongen Wilhelmus, GroenLinks een nationale feestdag om de afscheiding van de Spanjaarden in 1579 te vieren, de pvda loodste vlak voor de verkiezingen een ‘participatiecontract’ voor migranten door de Tweede Kamer, met daarin ‘de dingen die wij in Nederland belangrijk vinden’. De verkiezingsuitslag bracht vooral versnippering langs lijnen van identiteit: nieuwe Nederlanders bij DENK, hoogopgeleiden bij GroenLinks en d66, laagopgeleide autochtonen bij Wilders.

Er vormen zich op die wijze ‘open massa’s’. Canetti gebruikt die term om de eerste fase van groepsvorming aan te duiden. De open massa heeft behoefte aan groei en zoekt aanwas van nieuwe leden. ‘De drang tot groeien is de eerste en voornaamste eigenschap van de massa’, schrijft hij. En net zoals water bevriest bij een omslagpunt in de temperatuur slaat de open massa om in een gesloten massa die ‘afziet van groei en hoofdzakelijk mikt op duurzaamheid’. De gesloten massa bakent grenzen af, tussen zichzelf en anderen, tussen het territorium dat ze inneemt en daar waar dat van anderen begint. Stap drie van Canetti’s massatheorie is de ontlading, het moment waarop de massa iets spectaculairs gaat doen waarin ze zich in haar bestaan als groep bevestigd ziet.

Het zal Canetti niet hebben verbaasd dat er na een periode van individualisering nu weer de behoefte lijkt te ontstaan om beschutting te zoeken bij elkaar. Meteen op de eerste pagina’s van Massa en macht legt hij zijn mensbeeld op tafel. ‘Voor niets is de mens meer beducht dan voor de aanraking door iets onbekends’, schrijft hij. Daarom scheppen we aanvankelijk afstand tot anderen, met kleren, deuren, grenzen. Tegelijk is het individu wankel, zo alleen. Het liefst wil de mens opgaan in anderen die op hem lijken, meende Canetti, want ‘alleen in de massa kan de mens van zijn aanrakingsvrees worden verlost’. Canetti kwam tot die overtuiging deels op basis van zijn eigen ervaring (hoewel hij meestal afstand hield van de groep) en deels door het bestuderen van groepsgedrag in het verleden en bij andere culturen. Op basis daarvan schreef hij een meesterwerk dat helpt om ook de politieke trends van deze tijd iets beter te begrijpen.

Elias Canetti is lastig vast te pinnen op één specifiek land. Net als bij veel van de grote intellectuelen uit de vorige eeuw, zoals Hannah Arendt, Walter Benjamin en Isaiah Berlin, is zijn levenspad gevormd door migratie. Zijn voorouders waren Spaanse joden, zijn grootouders hadden de Turkse nationaliteit. Canetti werd geboren in 1905 in Roestsjoek, een Donau-stadje in het noorden van Bulgarije dat lange tijd onderdeel was van het Ottomaanse Rijk, in een middenklassegezin dat leefde van de handel.

Naar school ging hij in Manchester, waar zijn vader naartoe verhuisde vanwege zaken. Daar stierf vader Canetti op jonge leeftijd aan een hartaanval, zittend aan de ontbijttafel, lezend in de Manchester Guardian. Voor Elias Canetti volgden schooljaren in Wenen, Zürich en Frankfurt, ingekwartierd bij familie of op de kostschool. Het maakte van hem een polyglot die thuis sprak in het Ladino, het joodse Spaans van de Sefarden, maar al vroeg ook Bulgaars, Engels, Duits en Frans beheerste. Op papier koos Canetti een leven lang voor het Duits, als demonstratieve weigering van een joodse schrijver om Hitler een taal te laten besmetten.

‘Het liefst vernielt de massa huizen en voorwerpen. Het zijn de krachtige levenskreten van een jong geborene’

Het pan-Europese toneel waarop de jeugd van Elias Canetti zich afspeelde was turbulent. De zomer van 1914 bracht zijn familie door in Wenen. Toen de mensen op straat bij het horen van het nieuws dat Duitsland de oorlog aan Rusland had verklaard spontaan het Duitse volkslied inzetten, zongen Canetti en zijn broertjes God Save the King. Het leverde ze een pak slaag en boze blikken van de menigte op. In Duitsland tijdens het interbellum was het gezin Elias getuige van de eerste massabijeenkomsten van de nsdap en van de arbeidersprotesten na de moordaanslag op de sociaal-democratische minister Walther Rathenau door extreem-rechts. Ook in Oostenrijk, het land waar Canetti naar terugkeerde als student, roerden de meutes zich.

Op vrijdag 15 juli 1927 was Wenen het decor van gewelddadige rellen. Op die dag kondigde de Oostenrijkse sociaal-democratische partij een algemene staking af gericht tegen de rechtse regering van de kanselier Ignaz Seipel. De staking was een antwoord op een eerdere aanvaring tussen de bewapende afdeling van de sociaal-democraten en fascistische paramilitaire groepen in Oostenrijk.

Wat begon als een massademonstratie eindigde in de bestorming van het Paleis van Justitie aan de Weense Ringstraat, dat vervolgens in brand werd gestoken. De politie reageerde door het vuur te openen op de menigte, waarbij 89 doden en meer dan duizend gewonden vielen. De ‘bloedige vrijdag’ was het startschot van de Oostenrijkse Burgeroorlog, waarbij socialisten, sociaal-democraten en rechtse partijen hun politieke conflicten gewapend uitvochten. De zwakke democratie in Oostenrijk werd zo rijp gemaakt voor een fascistische overname. In 1938 volgde de Anschluss bij nazi-Duitsland.

Canetti, die naar Wenen was gegaan om chemie te studeren, werd blijvend gevormd door deze gebeurtenissen. ‘De agitaties van die dag zitten nog in mijn botten’, schreef hij over de Weense julirevolte vijftig jaar later in zijn autobiografie. Na het overlijden van zijn vader was dit de ‘meest cruciale dag’ van zijn leven, rapporteerde hij. Canetti zag de politie klopjachten houden, op zoek naar demonstranten, en hij aanschouwde hoe de meute een openbaar gebouw in brand zette, en vervolgens de bluswagens tegenhield. De student Canetti koos partij, net zoals veel Oostenrijkse intellectuelen destijds, tegen de autoriteiten. Hij schreef een lovende brief aan zijn held Karl Kraus die als hoofdredacteur van het satirische tijdschrift Die Fackel de spreekbuis was van links-revolutionair Oostenrijk en die plakkaten ophing in Wenen waarin hij riep om het aftreden van de hoofdcommissaris van de politie.

In Massa en macht komen we de Weense ervaringen van Canetti in gesublimeerde vorm tegen, zij het geschreven door iemand die inmiddels afstand heeft genomen van zijn eigen behoefte in de massa te verdwijnen. In de openingshoofdstukken wijst hij op de vernielzucht van de massa als haar voornaamste kenmerk. ‘Het liefst vernielt de massa huizen en voorwerpen’, schrijft hij. ‘Het zijn de krachtige levenskreten van een nieuw schepsel, een jong geborene’.

In het gerinkel van barstende ruiten, spiegels en potten hoort de massa de belofte van wat hun daad teweeg zal brengen. Christenen vernietigden Griekse godenbeelden, constateert Canetti, en ‘hervormers en revolutionairen’ hebben zich op heiligenbeelden gestort. Op die manier maakt de massa een ‘hiërarchie die men niet meer erkent’ kapot. Is het breekbare neergehaald en tot puin geslagen, dan heeft de massa de ontlading gevonden waar zij volgens Canetti permanent naar zoekt.

‘Het meest spectaculaire van alle middelen tot vernieling is het vuur’, zo vervolgt hij. ‘De massa die een brand sticht houdt zichzelf voor onweerstaanbaar.’ Dit is wat Canetti doet in Massa en macht: hij probeert de innerlijke drijfveren van de massa te ontwaren in haar gedrag, zoals Freud dat met het individu deed. Alleen is de massa geen studieobject, dat op de sofa gaat liggen en vragen beantwoordt. De massa, zo laat Canetti zien, is een organisme dat groeit en uiteenvalt, individuen verorbert en ze kracht geeft, en daarin onverzadigbaar is. ‘Zolang er nog één mens is die nog niet door haar is opgeslokt, toont ze eetlust.‘

Om tot een psychologie van de massa te komen, maakt Canetti in Massa en macht uitstapjes naar de antropologie en de geschiedschrijving. Het boek is doorregen met beschrijvingen van groepsrituelen van niet-westerse volken, waarover Canetti las in het werk van anderen (hijzelf reisde bij voorkeur binnen zijn studeerkamer). Hij staat uitvoerig stil bij het bewind van Mohammed Toeghloek, die in de dertiende eeuw sultan van Delhi was. Canetti bestudeert Toeghloek als het ‘zuiverste specimen van een paranoïde machthebber’ die massa’s manipuleert om zijn macht te bestendigen.

Vier massa’s spelen daarbij een rol, concludeert Canetti: zijn leger, zijn geld, de lijken van geëxecuteerden die hij opstapelde buiten zijn paleismuren en zijn eigen hofhouding. Aan deze despoot leest Canetti af dat de massa’s ten koste van elkaar gaan. In het geval Toeghloek: het leger ten koste van zijn geld, de ter dood veroordeelde ondergeschikten ten koste van een bekwame hofhouding. Uiteindelijk vernietigt de machthebber ook de massa waaraan hij zijn macht ontleent. Toeghloek liet Delhi, de stad waar zijn basis lag, vernietigen en stichtte een nieuwe hoofdstad elders in India.

Toen Canetti eind jaren vijftig het manuscript van Massa en macht voltooide, had de vernielzuchtige inborst van de massa haar sporen inmiddels nagelaten. Kort na de Kristallnacht in november 1938 hadden Elias Canetti en zijn vrouw Veza besloten Wenen te ontvluchten, eerst naar Parijs en vervolgens naar Londen. Daar zag hij de Engelse hoofdstad zuchten onder de Duitse bombardementen, terwijl hij zichzelf vermaakte met nieuwe vrienden en minnaressen. Zijn herinnering aan die tijd, over hoe hij zich de Londense intellectuele scene binnenwurmde, schreef hij later op in het autobiografische Party im Blitz. In de jaren na de oorlog kwam bij de Europese émigrés de omvang van de volkenmoord door de nazi’s binnen, in de vorm van nieuws over welke dierbaren en kennissen waren gestorven en wie tot de overlevenden behoorden.

Opvallend is dat al deze gebeurtenissen niet direct terug te vinden zijn in Massa en macht. In de hoofdstukken over macht komt Hitler weinig aan bod, althans niet als machthebber. Canetti schrijft juist over Hitler als massamens, die in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog anoniem onderdeel was van een vechtmassa, overleefde en de rest van zijn leven besteedde aan het creëren van een massa-ervaring waarmee hij kon samensmelten (‘één volk, één rijk, één Führer’). Op die manier, zo wil Canetti laten zien, leeft de massa voort. Ze groeit aan rondom een ‘Massakristal’, een kleine groep of een individu die het massagevoel in zich draagt en de massa voort wil zetten. Canetti’s achtergrond als scheikundige kleurt hier zijn sociale theorie.

Hier tekent het vernuft van Canetti zich af. Hij keek neer op historici die macht bestudeerden door zich in heersers te verdiepen. Hij vond dat een ijdele obsessie, die getuigde van de primitieve behoefte invloed te verwerven door een claim te leggen op machtige figuren uit de geschiedenis. Canetti past daarvoor en bestudeert macht en massa zoals andere grote denkers klasse en kapitaal bestudeerden: als de grote krachten die de wandel van mensen bepalen. Hij presenteert de massa in verschillende verschijningsvormen. Op feesten, bijvoorbeeld, of in het theater. Hij deelt massa’s in naar ‘gevoelsmotief’: de ‘hetzemassa’ die op doden uit is, de ‘vluchtmassa’ die door een bedreiging in het leven wordt geroepen, de verbodsmassa die in gezamenlijkheid afkeurt wat de eenling doet.

Hij was ervan overtuigd dat langer leven dan anderen misschien wel de meest sterke menselijke levenskracht is. Niet ik, maar jij

Ook heeft Canetti ervoor gekozen de zwarte bladzijden uit de twintigste eeuw goeddeels links te laten liggen. In Massa en macht zijn, wellicht tegen de verwachting in, referenties aan de holocaust kort en omfloerst. ‘Duitsland heeft de eerste drie à vier decennia van deze eeuw de wereld verrast met ontwikkelingen en tendensen van een geheel nieuw soort, waarvan niemand de dodelijke ernst begreep en die men langzaam begint te ontraadselen’, schrijft Canetti in het hoofdstuk ‘Het Duitsland van Versailles’, dat als een van de weinige het recente verleden aanstipt.

Massamoord ten tijde van de Tweede Wereldoorlog tekent zich bij Canetti af in de vorm van zijn obsessie met de overlevende. Hij was ervan overtuigd dat langer leven dan anderen misschien wel de meest sterke menselijke levenskracht is. Niet ik, maar jij, plus de (heimelijke) opluchting die daarbij hoort. Naast survivor guilt wijst Canetti op survivor relief, al noemt hij het niet zo. Het is een donkere emotie, waar Canetti (die zijn vader verloor toen hij zes was) zich in Massa en macht voor wat hemzelf aangaat tegen lijkt te verzetten.

Massa en Macht is daarmee een mysterieus werk. Het is abstract, associatief en springt ogenschijnlijk van de hak op de tak. Beschrijvingen van kuddegedrag in het dierenrijk worden zonder duidelijke uitleg afgewisseld met passages over het leiderschap van Dzjengis Khan. Mogelijk ligt daar de verklaring waarom het boek maar moeizaam aansloeg.

In 1962 mocht Canetti in Duitsland op audiëntie komen bij Theodor Adorno om met hem op de radio over Massa en macht te spreken. Adorno reageerde aarzelend op de uiteenzettingen van zijn gast. Canetti sprak over het doden van anderen als meest basale uitdrukking van de behoefte een overlever te zijn, en over hoe de gigantische geldontwaarding in de Weimarrepubliek de geesten zo kneedde dat ook mensen als waardeloos gezien konden worden. Adorno, die de holocaust zag als uitwas van industrieel kapitalisme, wilde er niet echt aan.

In de Angelsaksische boekenwereld was de ontvangst al even lauw, wellicht omdat het bij Massa en macht ontbreekt aan een vastomlijnde theorie die zich in een paar zinnen laat samenvatten op de achterflap. ‘It is very difficult to say just what the book is about’, klaagde een recensent in de New York Review of Books over de Engelse vertaling uit 1963. ‘Het leest als een psychoanalyse van de geschiedenis’, luidde het eindoordeel, en dat was niet complimenteus bedoeld. Saul Bellow verwerkte in zijn roman Herzog (1963) een doorgedraaide Bulgaarse intellectueel die theorieën uitvent over bloeddorstige massa’s. Het is overduidelijk dat Canetti (die hij wel eens op een feestje had ontmoet) model had gestaan.

Het raakte Canetti, die toch wel hoopte dat hij met dit boek, waarin hij naar eigen zeggen ‘alles’ had gestopt, grote faam zou vergaren. Hij woonde in die jaren in Hampstead. Hij onderhield vriendschappen met andere émigré-intellectuelen en had amoureuze betrekkingen met meerdere vrouwen naast Veza. Hij maakte plannen voor een tweede deel van Massa en macht en leefde in grote lijnen zoals Peter Kien, de sinoloog uit Canetti’s roman Die Blendung uit 1935 (vertaald als Het Martyrium) die obsessief boeken verzamelt en zijn bibliotheek heeft als veilige haven. In zekere zin was Veza aanvankelijk de succesvolle in het huwelijk van de Canetti’s. Haar boeken lagen beter bij de Londense uitgevers. Een tweede druk van Massa en macht liet meer dan tien jaar op zich wachten.

Het is moeilijk om Canetti nu nog als miskend genie voor te stellen omdat hij in 1981 de Nobelprijs voor literatuur kreeg (opvallend, aangezien hij slechts één roman had geschreven). Maar nog altijd staat het boek enigszins buiten het maatschappelijk debat. Peter Sloterdijk noemde Massa en macht weliswaar ‘het hardste en inventiefste boek over mens en maatschappij in deze eeuw’, maar Canetti’s werk is geen vaste stop geworden in het intellectuele debat over deze tijd. Hoewel de massa opnieuw een toevluchtsoord aan het worden is voor onzekere individuen. Misschien is er sprake van een indelingsfout. Met zijn Nobelprijs en reputatie als massapsycholoog wordt vergeten dat Elias Canetti tegelijk een door en door politiek denker is.

Nu maakt hij het de lezer ook niet eenvoudig, maar te midden van zijn beschrijvingen van de Moeharran-feesten van de sjiieten, apengedrag en het leven van de joods-Romeinse geschiedschrijver Flavius Josephus biedt Canetti in Massa en macht een politieke theorie die nog altijd relevant is. ‘Niemand heeft ooit in ernst geloofd dat de mening van het grootste aantal bij een stemming door haar overwicht ook de verstandigste is’, schrijf hij in het hoofdstuk ‘Het wezen van het parlementaire stelsel’.

Net als Von Clausewitz, die meende dat politiek oorlog is maar dan met andere middelen voortgezet, beschouwt Canetti politiek als een manier waarop de strijd op leven en dood, over wie overlevende mag zijn, kan worden gevoerd zonder bloedvergieten. Zoals in een oorlog de partij wint die de meeste lijken van tegenstanders weet op te stapelen, zo wint in de politiek de partij met de meeste stemmen, constateert Canetti.

Maar verwar die overwinning niet met verlies van de ander, waarschuwt hij. Een politieke victorie betekent niet dat er overeenstemming is bereikt of dat de verliezer zijn ongelijk toegeeft. De verliezer in de democratie erkent eenvoudig dat hij verslagen is. Maar omdat hij, anders dan in oorlog, blijft leven, rekent hij op ‘toekomstige veldslagen’. ‘Aan hun aantal is geen limiet gesteld; hij wordt in geen ervan gedood’, aldus Canetti. Kijk met die blik naar de parlementaire democratie en je ziet dat niet consensus maar conflict de kern van politiek is.

Er zijn twee lessen die hier uit volgen. Ten eerste de belangrijke rol van een stevige parlementaire democratie als alternatief voor gewelddadige confrontatie. Zonder een veilige arena waarin de botsing tussen verschillende groepen kan plaatsvinden, rest alleen echte fysieke strijd. De filosoof Chantal Mouffe wijst daarop in haar boek On the Political. Daarin schrijft ze over het belang van sterke instituties, waarin vijanden tot tegenstanders worden gemaakt. Tussen die twee bestaat een wezenlijk verschil, zo legt Mouffe uit. Vijanden staan elkaar naar het leven. Tegenstanders willen elkaar ook verslaan, maar gunnen de ander bestaansrecht. Mouffe, die haar analyses deels op Massa en macht baseert, zegt dit vooral tegen (linkse) denkers die menen dat een parlementair stelsel het best omzeild of omvergeworpen kan worden.

Tegelijk is echte rivaliteit nodig in de politiek, meent Mouffe. Ze verwijt liberale politici daar wat gemakkelijk over heen te stappen. Door in te zetten op consensus en compromisvorming en de hoogste waarheid toe te kennen aan universele waarden raken ze vervreemd van de wezenlijke belangentegenstellingen waar de politiek op stoelt. Ook hier is Canetti verhelderend. ‘De afgevaardigde is een geconcentreerde kiezer’, schrijft hij in Massa en macht.

Anders gezegd: de parlementariër wordt vooruitgeschoven door de massa om in haar naam de strijd aan te gaan met andere massa’s. Daarmee ligt de behoefte aan groepsvorming, die volgens Canetti tot het wezen van de mens behoort, ten grondslag aan de politiek. Volgens Mouffe doen progressieve partijen er verstandig aan dit te erkennen, in plaats van de hunkering aan massagevoel weg te wuiven als een primitief en gevaarlijk sentiment.

De vraagt blijft dan nog wel in naam van wat voor type massa een volksvertegenwoordiger het politieke strijdtoneel betreedt. Is dat een open massa, op zoek naar aanwas, of een massa die de gelederen gesloten houdt? ‘Men is met de eigen mensen in fysieke nabijheid verenigd en ageert met hen in vertrouwde en natuurlijke eensgezindheid.’ Dat schrijft Canetti over de massa die langzaamaan stolt. ‘Alle nieuwsgierigheid en verwachting, of alle angst, zijn intussen op een tweede verzameling van mensen gericht, die door een duidelijke afstand van de eerste gescheiden is.’

Met die woorden benadert Canetti de huidige tijd behoorlijk dicht. De massavertegenwoordigers, waarvan nu net een nieuwe lichting naar Den Haag is afgereisd, moeten omgaan met die scheidslijnen tussen groepen binnen de samenleving en tussen Nederland en de buitenwereld. Aan hen de opdracht te voorkomen dat het tot een destructieve massa-ontlading komt.