De voornaamste gedachte van iemand die in de gevangenis zit, is: hoe kom ik hier weer uit? De gedachte aan ontsnapping is een van de vaste onderdelen van de gevangeniscultuur. Zozeer zelfs dat bij de architectuur van een gevangenis erop moet worden gelet dat de veiligheidsmaatregelen niet zó draconisch zijn dat elke mogelijkheid van ontsnapping op voorhand volkomen uitgesloten lijkt. Want dat drijft de spanning onder de gedetineerden enorm op en levert onnodig gevaar op voor het gevangenispersoneel.
Er bestaan veel speelfilms die in de gevangenis spelen, maar meestal gaan die films niet zozeer over de nor, als wel over de gedetineerde misdadigers. De bajes biedt de filmmaker veel voordelen: eenheid van plaats bijvoorbeeld, en een keur van sterke, vaak gewelddadige personages. Om ontsnappen draait het in twee recente Chileense films die te zien zijn in World Cinema Amsterdam, een jaarlijks festival van films van over de hele wereld die anders het Nederlandse bioscoopscherm vermoedelijk niet zouden halen.
Hoe het echt is in de nor, is iets waar slechts weinig rechtschapen burgers naar willen kijken. Dat is een omstandigheid waarvan de Amsterdamse poptempel Paradiso overigens deze dagen de vruchten plukt. Paradiso gaat uitbreiden op een open plek naast het gebouw die altijd onbebouwd is gebleven sinds hier halverwege de negentiende eeuw de vestingwerken werden afgegraven. Het bestemmingsplan rond 1870 voorzag namelijk in de bouw van chique stadsvilla’s op deze strook, maar op de twee percelen naast het toenmalige Huis van Bewaring – delen van het gebouw zijn nog te zien op het Max Euweplein – wilde niemand zijn dure huis neerzetten, zo vlak bij de gevangenismuur. Voor de religieuze vereniging De Vrije Gemeente, die het huidige Paradiso heeft laten bouwen, was de goedkope grond naast de gevangenismuur een uitkomst. Maar het perceel ernaast bleef leeg, zodat Paradiso hier anderhalve eeuw later alsnog zijn gang kan gaan.
Het nut van de gevangenis als strafinstelling wordt vandaag de dag nauwelijks nog door iemand bestreden – aan het eind van de vorige eeuw bestaande ideeën over verregaande socialisatie van delinquenten en afschaffing van zulke gesloten inrichtingen lijken veel van hun aantrekkingskracht te hebben verloren. Eerder lijkt vaker dan vroeger langere gevangenisstraf te worden bepleit – bijvoorbeeld op Twitter naar aanleiding van de moord op een kind. Nederland is een van de weinige landen waar ‘levenslang’ ook echt ‘levenslang’ kan betekenen, zonder kans op strafvermindering.
Maar wat dat betekent in de praktijk van het gevangenisleven – daar zijn dus maar weinig Nederlanders écht nieuwsgierig naar, tegenwoordig evenmin als rond 1880. Aan het Amsterdamse Leidseplein is het Huis van Bewaring al lang geleden verbouwd tot een plein met cafés en winkels; waar ooit de Bijlmerbajes was, nu een terrein midden in een nieuwe hippe stadswijk, staan binnenkort ordentelijke flats. Gevangenissen worden zo veel mogelijk buiten beeld gehouden.
De twee Chileense gevangenisfilms geven elk op heel verschillende wijze een indruk van het gevangenisbestaan. Geen van beide zijn het gangsterfilms en de makers onthouden zich ook van de in gevangenisfilms veel voorkomende, romantische verheerlijking van de boef.
Voor een Nederlandse filmkijker het meest relevant lijkt me Mis hermanos sueñan despiertos (Mijn broers dromen terwijl ze wakker zijn), de tweede speelfilm van regisseur Claudia Huaiquimilla. De film laat de hulpeloosheid zien van twee broertjes in een jeugdgevangenis, in afwachting van hun proces dat – de Chileense justitie is overwerkt – al meer dan een jaar op zich laat wachten.
Waarvan de broertjes precies worden verdacht, blijft enigszins in het duister en doet ook niet ter zake. Prachtig schildert Huaiquimilla hun onderlinge verhouding: de oudste van de twee is aanzienlijk beter bestand tegen het harde gevangenisleven dan de jongste, die zichzelf regelmatig met een mes verwondt. Terwijl de twee in de nor zitten, gaat het leven in de normale wereld – die ver weg is, want de gevangenis staat ergens in een onbewoond gebergte – door: zo vernemen de broertjes van hun bezoekende grootouders en advocaat dat hun moeder niets meer met ze te maken wil hebben.
Zeer geslaagd is ook de schildering van het gevangenispersoneel. Geen gevangenis ter wereld kan zonder cipiers – tenslotte is opsluiting een geweldsdaad en daarbij horen wapens en andere geweldsmiddelen. Maar in deze Chileense jeugdgevangenis zijn er ook begeleiders en onderwijzend personeel die het beste met de jeugdige gedetineerden voor hebben, al regeert de machteloosheid. Aan het gewone leven herinnert het feit dat het onderwijs gemengd plaatsvindt – jongens en meisjes door elkaar. Er slaapt op de jongensafdeling zelfs een trans, die door iedereen gerespecteerd lijkt te worden.
Een groot probleem is – behalve het gebruikelijke gebrek aan perspectief voor de gedetineerden – dat allerlei categorieën door elkaar heen zijn opgesloten: langduriger gestraften met verdachten in voorarrest, zoals de broertjes. Dat leidt niet alleen tot ongewenste beïnvloeding – een opvoeding tot eenmaal bajesklant, altijd bajesklant – maar ook tot het waandenkbeeld dat slechts drastische middelen nog uitkomst kunnen bieden. Op die manier laten de broertjes zich verleiden tot deelname aan een gevangenisopstand, die gruwelijk misloopt.

Van een andere orde, en meer traditioneel van opzet als avonturenfilm, is Pacto de fuga (Ontsnappings-samenzwering) van David Albala. Het is zijn eerste speelfilm, na een op het Idfa vertoonde autobiografische documentaire Perspecplejia uit 2005, over zijn eigen verlamming na een motorongeluk.
Pacto de fuga is evenmin als Mis hermanos een gangsterfilm. Het gaat hier om politieke gevangenen in Chili die in 1987 het plan opvatten om te ontsnappen door een zelf gegraven tunnel vanuit een cel naar de straat. Het verhaal is historisch: het gaat hier om de grootste gevangenisuitbraak uit de Chileense geschiedenis, met 49 ontsnapten. De tunnel, waaraan achttien maanden is gegraven met een schroevendraaier als enig werktuig, was tachtig meter lang.
Ook in deze film is de gevangenis, die trouwens overvol is, mede een afspiegeling van de merkwaardige wereld daarbuiten. De gevangenen die meedoen aan het graven, en het minstens zo ingewikkelde verstoppen van de afgegraven grond op de zolder van de gevangenis, zijn lid van het Frente Patriótico Manuel Rodriguez, een van de vele revolutionaire linkse groeperingen in Chili die sinds de staatsgreep in 1973 de rechtse junta van generaal Augusto Pinochet bestreden en zelfs een moordaanslag op hem hadden beraamd.
In de film speelt de partijdiscipline een grote rol binnen de afdeling van de centrale nor van Santiago, waar een kleine avant-garde anderhalf jaar lang graaft. Het is maar goed dat de vrouw van de aanvoerder van de werkzaamheden, die contacten heeft met de politieke leiding van ‘het front’, geheimhoudt dat de partijleiding in vrijheid geen enkel heil ziet in de ontsnappingspoging. 1988 is namelijk het jaar waarin dictator Pinochet, onder buitenlandse druk, een referendum organiseert over zijn eigen aanblijven en dat, tot zijn stomme verbazing, verliest. De partij ziet meer heil in het geduldig afwachten van het einde van de dictatuur – die trouwens in 1990 zal komen. De inzichten van wie in het gevang zit, doen in de politiek niet echt meer ter zake. Het feit dat sommige gevangenen de doodstraf boven het hoofd hangt, maakt daarbij voor de partijleiding kennelijk weinig verschil.
Voor een Chileense toeschouwer kan de afloop van Pacto de fuga nauwelijks een verrassing zijn: de massale ontsnapping is een ‘cause célèbre’ in de geschiedenis van het Chileense gevangeniswezen. Maar ondanks dat is de film ongemeen spannend, dankzij een verrader die nog maar net op tijd de mond gesnoerd krijgt, een aardbeving die al het graafwerk teniet dreigt te doen en natuurlijk meerdere gelegenheden waarbij cipiers nét niet ontdekken waar een groepje bewoners van blok 7 toch de hele tijd mee bezig is.
Pacto de fuga is een beduidend minder psychologische film dan Mis hermanos sueñan despiertos. En op het eerste gezicht ook minder actueel: er is in Chili nu geen dictatuur. Toch lijkt dat voor het instituut gevangenis weinig uit te maken. Zelfs in de centrale gevangenis van Santiago bestaat er zoiets als een ongemakkelijke verstandhouding tussen gedetineerden en de gevangenisautoriteiten. Hoezeer het bewind, hier vertegenwoordigd door niet zeer slimme uniformdragers, de consequent als ‘terroristen’ aangeduide politieke delinquenten ook haat – zonder een beetje toegeeflijkheid aan de menselijkheid gaat het niet –, anders loopt de spanning te hoog op. En zo mogen sommige van de gevangenen af en toe met hun echtgenote vrijen binnen de gevangenismuren. Ook is er af en toe ruimte om gezamenlijk televisie te kijken: veel succes hebben films met een beetje softporno. De televisieprogramma’s over het referendum, dat tenslotte het einde van het bewind van Pinochet zal inluiden, schijnt bij de politieke gevangenen niemand te interesseren.
World Cinema Amsterdam heeft dit jaar maar liefst vier theaters ter beschikking: behalve het oude Rialto De Balie, Oxville Cinema en het gloednieuwe Rialto VU. Bioscopen hebben het moeilijk in deze maanden en niet alleen door de gebruikelijke zomerslapte: de bezoekersaantallen in de filmtheaters liggen nog altijd beduidend onder die van vóór de coronapandemie. Des te meer reden om te hopen dat World Cinema Amsterdam het redt en de oude droom van film als verbindend element tussen de volken nog bestaat. Aan de variatie in het festivalprogramma zal het niet liggen. Neem alleen al de herkomst van de films uit het competitieprogramma: Chili, Kazachstan, Marokko, Indonesië, Japan, Uruguay, Zuid-Korea en Haïti.
World Cinema Amsterdam vindt plaats van 20 tot en met 27 augustus