Moeten de media berichten of berechten? In het geval van de verdachte in de moordzaak-Nicky Verstappen uit 1998 leken kranten en omroepen massaal over te gaan tot het laatste. Toen de politie op 22 augustus de onvindbare verdachte Jos B. met naam en toenaam noemde – inclusief foto – namen de media dat over, hielpen met de opsporing van de verdachte en zetten een sensationele klopjacht in gang. Iedere steen in het leven van de man uit Simpelveld werd omgekeerd. De moeilijke jeugd van de 55-jarige Jos B. werd breed uitgemeten en journalisten fantaseerden hoe hij in de Franse bossen dankzij survival skills kon overleven. Een oude zedenzaak waarin B. betrokken was kwam dankzij Nieuwsuur aan het licht.

Tot B. op 26 augustus in Spanje was gearresteerd en ineens een ‘gewone verdachte’ was. Dat leidde tot de absurde situatie dat sommige media zijn achternaam niet meer voluit schreven en een balkje voor zijn ogen plaatsten. RTV Noord ging zelfs zo ver dat ze oude tweets verwijderde, Facebook-posts herschreef en foto’s aanpaste waarop B. herkenbaar was.

We lijken te vergeten dat ook sporen- en DNA-onderzoek mensenwerk zijn waarbij fouten worden gemaakt

De vraag is waarom media zich zo gewillig als verlengstuk van politie en OM opstelden. Om lezers te trekken, om aan de opsporing mee te werken? Of, zoals de nos-hoofdredacteur het verwoordde: omdat het volgens de politie om een honderd procent dna-match ging? Dankzij die dna-match gingen de privacy van de verdachte en de onschuldpresumptie even niet op. We lijken te vergeten dat ook sporen- en dna-onderzoek mensenwerk zijn waarbij fouten worden gemaakt. Sporen kunnen van slechte kwaliteit zijn, in aanraking geweest met andere sporen, of er kunnen op basis van dna-onderzoek verkeerde conclusies worden getrokken. Zo werd de zestienjarige Amerikaan Josiah Sutton tot 25 jaar cel veroordeeld voor verkrachting op basis van een verkeerde dna-match. Een forensisch lab in New York kwam vorig jaar in opspraak wegens al te experimentele dna-technieken waardoor duizenden uitspraken in rechtszaken nu wankelen. En ook ons eigen Nationaal Forensisch Instituut maakt wel eens fouten. Bovendien kan dna gevonden op de plaats delict ook van iemand anders dan de dader zijn; iedereen laat sporen achter. dna alleen is dan ook niet genoeg om iemand te veroordelen. Toch denken we bij een dna-match dat direct vaststaat wie de dader is. Dat leidde de afgelopen week tot een vorm van eigenrecht via onder meer de publieke omroep die we voorheen alleen van sociale media kenden.

De jacht op B. was ook munitie voor pleitbezorgers van een databank met daarin het dna van alle Nederlanders zodat geen misdadiger meer vrijuit zal gaan. Minister Grapperhaus stelde een discussie voor over het verplicht afnemen van dna in bepaalde zaken, ook al kwam de arrestatie van Jos B. voort uit het vrijwillig afstaan van dna. Een verplichting gaat in tegen het recht op lichamelijke integriteit en het recht om niet mee te hoeven werken aan je eigen veroordeling. Bovendien: hoe meer mensen in een databank staan, hoe groter de kans op valse matches, en hoe arbeidsintensiever. Nu wordt iedere match nog handmatig nagelopen.

Hoewel dna al menige moeilijke zaak heeft opgelost, is het op zichzelf geen sluitend bewijs en ook niet altijd honderd procent betrouwbaar. Of Jos B. wel of niet schuldig is zal een rechter moeten beslissen. Jammer genoeg kwamen er in de media pas vragen over de beperkingen van dna-bewijs toen de klopjacht op Jos B. al voorbij was.