De schrijfster George Sand werd in 1832 geboren. Maar Aurore Dupin, haar echte naam, leefde al sinds 1804. Haar geboorte beschreef zij in haar autobiografie De geschiedenis van mijn leven: «Op 5 juli 1804 kwam ik ter wereld, mijn vader speelde viool en mijn moeder had een aardige roze jurk aan. Het was in een ogenblik gebeurd.» Over haar kindertijd schrijft ze: «Ik was erg gelukkig, want ik was erg bemind.» Deze zin getuigt van haar onovertroffen optimisme: haar vader stierf toen zij vier jaar was en niet lang daarna liet haar moeder haar achter bij haar grootmoeder. Zij kwam in Parijs ter wereld maar groeide op in een Franse provincie die Nederlandse toeristen gelukkig nog altijd links laten liggen: de Berry. Daar werd haar liefde geboren voor de wilde natuur van de Vallée noire, die later het decor van tal van haar boeken zou vormen. Zij trouwde in 1822 met baron Casimir Dudevant en kreeg twee kinderen: Maurice en Solange.
Net als haar moeder verveelt Aurore zich in de provincie en met een echtgenoot die slechts in de jacht en in dienstmeisjes is geïnteresseerd en zij begint verhoudingen met jongemannen die gecharmeerd raken van deze overdonderende vrouw. Met één van hen, de jonge dichter Jules Sandeau, neemt ze in 1831 de benen naar Parijs, op haar beurt haar gezin achterlatend in het landhuis Nohant, dat zij van haar grootmoeder heeft geërfd. Zij beleeft met hem een hartstochtelijke liaison, die zij in details in haar brieven beschrijft: «Hij lag in mijn armen, gelukkig, geslagen, gekust, gebeten, hij schreeuwde en huilde en lachte. Ik wil dat hij vannacht weer komt. Mijn man slaapt s nachts toch als een varken. Ik zit onder de beten en blauwe plekken. Ik voel mij waanzinnig gelukkig.»
George leeft met Sandeau in een appartementje op de Quai Saint-Michel en is volmaakt gelukkig. In haar autobiografie schetst zij echter een somber beeld van deze periode: de vijf trappen vallen haar zwaar, ze moet haar maaltijden uit de gaarkeuken laten komen en zelf wassen en strijken. Geen woord over haar minnaar. Er moet brood op de plank komen en zij besluiten samen een roman te schrijven, Rose et Blanche, die gepubliceerd wordt onder de naam J. Sand. George heeft snel door dat haar «kleine Jules» haar onuitputtelijke werklust niet deelt en het schrijven steeds meer aan haar overlaat. In 1832 verschijnt haar eerste eigen roman, Indiana, onder de naam George Sand. Een mannennaam, iets afwijkend echter omdat zij voor de Engelse spelling kiest: in het Frans wordt Georges met een s geschreven. «In Parijs is madame Dudevant overleden», schrijft zij in een brief aan een vriendin, «maar George Sand staat algemeen bekend als een gezonde kerel.» George, die als sigarenrokende, in herenpakken of harembroeken geklede mannenverslindster de Parijse salons onveilig maakt, zal altijd graag met haar ambigue seksuele uitstraling koketteren. De kleine Jules wordt aan de kant gezet.
Indiana, een verhaal over een ongelukkig huwelijk en bijna een pleidooi voor overspel, wordt in eerste instantie aan Sandeau toegeschreven. Het is een overstelpend succes, totdat de verbijsterde critici ontdekken dat het door een vrouw geschreven is. Alleen Sainte-Beuve had het door gehad, schrijft hij: hij herkende meteen een vrouwenhand, want alleen vrouwen is het gegeven hersenen én gevoel te hebben. Jules Janin daarentegen weigert te aanvaarden dat Sand een vrouw is: «Wie is hij of wie is zij? Man of vrouw, engel of duivel, paradox of waarheid?» Voor Janin gaat het hier om een mannenboek, want van een vrouwelijk genie heeft men nog nooit gehoord. Het zal nog een aantal jaren duren voor de kritiek de portee van Sands romans onderkent, en dan worden de recensies een stuk venijniger: «Zij haat het huwelijk, zij verafschuwt mannen, en zij heeft haar eigen haat tot een algemene wet verheven.» Steeds meer zullen haar romans beoordeeld en ook verworpen worden om hun immoraliteit en verderfelijkheid, iets wat door Sands levenswandel alleen maar versterkt wordt.
Sand heeft een honderdtal romans, veertig toneelstukken en een autobiografie geschreven, zij onderhield een langdurige correspondentie met de grote schrijvers van haar tijd, zoals Balzac en Flaubert, die haar beiden zeer bewonderden en regelmatig in Nohant te gast waren. Balzac fictionaliseert haar in zijn roman Beatrix als de beroemde auteur Camille Maupin. Hij krijgt er niet genoeg van haar uiterlijk en levensfilosofie bladzijdenlang te beschrijven, en Flaubert noemt haar chère maître. Het moet een ongelooflijke tour de force zijn geweest: een meisje van het platteland, niet mooi en niet bijster gecultiveerd en ook nog moeder van twee kinderen, dat haar plaats niet kan vinden in een provinciestadje waar het sociale leven door saaiheid en roddels wordt gedomineerd, wordt een van de bekendste Europese schrijvers van haar tijd. Dostojevski, Toergenjev, Hugo en Heine hebben haar geroemd. Grote kunstenaars als Delacroix logeerden in haar landhuis, zij gaf in Parijs diners waar Taine, Renan, Sainte-Beuve en de gebroeders Goncourt graag geziene gasten waren. In een tijd waarin vrouwen geen enkel recht werd gegund, was zij een voorbeeld van vrijheid en onafhankelijkheid.
Het is dan ook niet verbazend dat in de jaren zeventig van de twintigste eeuw Sand herontdekt wordt. Het radicale feminisme gaat op zoek naar exemplarische vrouwen levens en ziet Sand als de voorvechtster van vrouwenemancipatie (iets waar zij van gruwde), de sociaal bewogen idealiste die het voor het volk opnam (op latere leeftijd heeft Sand de Commune van Parijs in felle termen gehekeld), het vrouwelijk genie dat de wereld van de male chauvinist pigs op zn kop zette. Op universiteiten storten onderzoeksgroepen zich op de mythische structuren, métadiscours en kritische receptie van haar romans, die worden uitgeroepen tot het beste wat de negentiende eeuw heeft geproduceerd. Sand wordt heilig verklaard, en de adoratie die uit hun geschriften straalt is nog altijd moeilijk te verteren.
In de jaren tachtig wordt Sand het grote voorbeeld voor een agressief kakelende lesbo-beweging en inspiratiebron voor de zogenaamde vrouwenstudies, waar wetenschappelijke criteria nooit een punt zijn geweest. In de jaren negentig wordt zij beschouwd als een van de eerste liefhebsters van cross-dressing en wie weet ook cross-gender. Ook zijn er altijd dames van goede huize en nette levens geweest die een hartstochtelijke liefde voor Sand opvatten. Van Daphne Schmelzer verscheen in 2000 George Sand: Een leven in rebellie en liefde, opgedragen aan N. Zoals dat vaker gebeurt bij Sand-bewonderaarsters heeft mevrouw Schmelzer iets van de romantische, beeldende stijl van haar grote voorbeeld overgenomen: «Madrid. Hete trillucht, wolken stof die de koets binnenwaaien vanuit straten waar een dreiging hangt als op oorlogstekeningen van Francisco Goya. Aurore wordt in één zwaai uit de koets getild. Weg moeheid, weg angst. Veilig in de armen van papa.» Deze biografie is geheel gebaseerd op Sands autobiografische geschriften en correspondentie, hetgeen weinig ruimte overlaat voor nuanceringen, laat staan voor afwijkende meningen.
Naast de auteur George Sand is er de mythe, of liever het monster George Sand: de rokende vrouw in mannenkleren die jonge kunstenaars verleidt en verlaat. De 22-jarige dichter Alfred de Musset, die zich het derde kind van de grote schrijfster waant, sleurt zij mee naar Italië, waar de zwakke dandy ziek wordt. In Venetië waakt George aan het bed van de door koorts geteisterde Musset en versiert ondertussen de behandelend arts Pagello. Zij sleept de kwetsbare, bijna doorschijnende en aan tering lijdende Chopin mee voor een winter op Mallorca. Een hels verblijf, waarbij het paar en Georges kinderen worden geplaagd door geldzorgen, dieven, muskieten, de ijskoude bergwind en Chopins angstaanjagende gehoest. Wanneer hij op de terugweg in Marseille is bijgekomen, besluit George om snel nog even Genua aan te doen. De arme Chopin moet het bijna met zijn leven bekopen. Later zal Sand schrijven: «De grote kunstenaar was een nare zieke. Hij liet de moed volledig zakken.» Maar wat wil je ook als je onophoudelijk dikke klodders bloed in je zakdoek uithoest en nog geen vijftig kilo weegt. En had George niet een verhouding met actrice Marie Dorval, die vele liaisons had maar eigenlijk volgelinge van Sappho was?
De grote liefde van haar leven was overigens geen etherische jonge kunstenaar maar een echte man, de socialistische advocaat Michel de Bourges, die haar met het socialisme kennis liet maken. Hij vertegenwoordigde alles wat zij verafschuwde. De bevrijder van het volk was zelf niet vrij: hij wilde zijn vrouw niet verlaten omdat zij rijk was. De kampioen van gelijke rechten voor man en vrouw sloot zijn maîtresse op als hij de deur uit ging om haar voor verleidingen te behoeden. De Bourges was een socialist die op geld en eerbetoon verzot was en zich als een bourgeois gedroeg. Hem schreef George: «In mijn hoofd was ik nog maagd. Jij kwam en onderwees me. Jij bent degene die ik liefheb sinds de dag waarop ik geboren ben.»
De vrijgevochten George is waarschijnlijk de meest gehate en gevreesde vrouw van haar tijd geweest. Om zich te verdedigen tegen alle aanklachten schreef ze in 1854 Histoire de ma vie, in Nederlandse vertaling bij de «Feministische Uitgeverij» Sara gepubliceerd. Hoewel zij het van slechte smaak vond getuigen om veel over jezelf te praten (zij heeft overigens weinig anders gedaan), voelde zij de behoefte haar hart te luchten, «wanneer een levendig gevoeld leed me teveel werd of een heftige benauwing mij doorwoelde». Maar wie Sands geheimen denkt te zullen ontdekken, komt bedrogen uit. Zelf beweert ze bepaalde omstandig heden uit haar leven niet te willen verdoezelen of vermommen: waar zij voor kiest is er niet over te praten. Histoire de ma vie is daardoor een hypocriete en versluierende levensgeschiedenis, waarin Sand haar slechte verhouding met haar eigen moeder en met haar dochter verzwijgt. Voor de pikante details: zie de correspondentie.
Hoewel de sandisten in academia nog altijd welig tieren want er is genoeg materiaal om jaren onderzoeksgelden aan weg te gooien was Sand voor het grote publiek al lang een vage schim geworden. Het beeld van het manwijf was verdrongen door wat je de laatste George Sand zou kunnen noemen: la bonne dame de Nohant, bekend van de fotos van Nadar, de lieve kogelronde grootmoeder die haar tuin verzorgt en haar kleinkinderen adoreert, de schrijfster van de vreselijke streekromans die op Franse scholen verplichte lectuur waren: La mare au diable, La petite Fadette, François le Champi. Dit jaar wordt in Frankrijk het bicentenaire gevierd, want tweehonderd jaar geleden werd Aurore Dupin geboren en dat vraagt om grootse evenementen. Het folkloristische aspect overheerst: Sand raakte versmolten met haar favoriete streek en werd een toeristische trekpleister, zoals Van Gogh niet meer uit de omgeving van Arles is weg te denken. Nohant en het zuidelijk deel van de Berry zijn met verwijzingen naar haar leven en werken opvallend aanwezig op de officiële site (Site officiel du bicentenaire de George Sand en Berry) en die van de George Sand Association van Hofstra University in de Verenigde Staten. Academia en volkscultuur eindelijk verenigd.
George Sand overleed in 1876 aan de darmziekte die haar jarenlang had gepijnigd. Haar romans zijn een reflectie van de moeilijkheden die zij zelf heeft ondervonden: ze gaan over de moderne vrouw, die door de samenleving wordt onderdrukt maar tegenstand biedt en uiteindelijk triomfeert. Deze romantische damespulp heeft lezeressen van nu, die kijken naar series als Sex and the City en vaak ook zo leven, niet veel te bieden. In tegenstelling tot Balzac en Flaubert is Sand onleesbaar geworden, en alleen vrouwen die bijzonder kuis hebben geleefd oudere nonnen bijvoorbeeld zullen geschokt zijn door haar liefdesavonturen. Na het lezen van verschillende biografieën heb ik iets van twintig, hooguit 25 minnaars geteld, op zich geen opzienbarend aantal.
Sand was een kind van haar tijd. Opgevoed met de ideeën van de Revolutie raakte zij bevreesd voor haar excessen, maar zij bleef het adagium Liberté, Egalité, Fraternité trouw. Zij was een product van de Romantiek in haar geëxalteerde lofzang op de hartstocht, haar politiek engagement en haar liefde voor het boerenleven en de natuur, die zij boven de genoegens van de stad stelde. Zij was haar tijd ver vooruit in haar zoektocht naar volledige vrijheid. Vrijheid was, zoals zij zelf zei, haar beroep. Ook nu zijn er weinig vrouwen die dat kunnen zeggen.