© Lotje van den Dungen

‘What the hell is going on?’ Het is tragisch dat Donald Trump – of all people – het grote probleem van deze tijd, hoewel weinig elegant, misschien wel het meest treffend geformuleerd heeft. Tragisch, maar ook veelzeggend met het oog op zijn overwinning. Zijn woorden geven immers gestalte aan een wijdverspreid sentiment: het idee dat de wereld in hoog tempo naar de klote gaat, maar dat er niemand aan het roer staat – en er derhalve niemand verantwoordelijk gehouden kan worden. ‘Er is geen eindbaas die we kunnen verslaan’, zo stelt cultuurfilosoof Thijs Lijster in de openingslezing van de filosofische nachtconferentie De mens in opstand, of: hoe kunnen wij ons nog verzetten? – een avond van lezingen, hevige discussies en artistieke interventies in de vorm van videokunst, dichter Benjamin Moen en een muziekstuk dat zelf ter plekke nogal wat verzet opriep (het bestond voornamelijk uit stilte, en dat om half één ’s nachts).

Als er even later aan het publiek gevraagd wordt hoeveel mensen er duidelijk voor zichzelf gedefinieerd hebben waartegen ze precies in verzet komen, gaan er dan ook niet meer dan drie vingers omhoog. Maar toch: de zaal zit vol.

We zijn echt wel bereid om ten strijde te trekken – we weten alleen niet zo goed hoe, en vooral: waartegen precies? Opgejut door de ideologie van de participatiesamenleving zijn we geneigd de oplossing voor wereldproblemen bij onszelf te zoeken. We nemen ons voor om vijf minuten minder lang te douchen, we telen onze eigen wortels of we betrekken een yurt. Maar het reduceren van complexe wereldproblematiek tot individuele ethiek kent een belangrijke keerzijde, meent Lijster. De moralistische blik leidt onze aandacht immers af van wat er op systeemniveau niet deugt. Bovendien zijn dergelijke ‘oplossingen’ klassengebonden: je moet er wel de tijd en het geld voor hebben.

Lijster breekt in zijn lezing een lans voor de theorie, de cultuurkritiek – gemotiveerd door een uitspraak van Theodor W. Adorno: ‘Es gibt kein richtiges Leben im Falschen.’ Onze focus op kleinschalige oplossingen met direct resultaat zou je immers ook kunnen zien als een uitwas van het neoliberale adagium ‘meten is weten’. En het idee dat er niemand in de cockpit zit is in wezen ook een manifestatie van diezelfde ideologie: dat verdomde neoliberalisme, waarvan het succes grotendeels te danken is aan het feit dat het claimt geen ideologie te zijn – en dus geen kop heeft die we er eventueel af zouden kunnen slaan. Maar dat beeld is een ideologisch rookgordijn, meent Lijster. ‘Hoe complex ook, onze wereld wordt nog altijd vormgegeven door politieke keuzes, die bovendien gemotiveerd worden door een zeer bewust klassenbelang. Om die reden is theoretisch inzicht, hoewel uiteraard nooit voldoende, wel een noodzakelijke vóórwaarde voor waardevol verzet.’

Want dat verzet noodzakelijk is, daar is volgens hem geen twijfel over mogelijk: ‘Niet omdat het kan, gewoon omdat het moet’, zo sluit hij zijn verhaal af, verwijzend naar die ene bijzonder irritante reclame van Tele2 waarin de doorgeslagen consumptie- en productiemachine van het totalitaire kapitalisme haast opzettelijk in één zin samengevat lijkt te zijn. Concluderend: verzet moet niet zozeer gericht zijn op het nemen van persoonlijke verantwoordelijkheid, als wel op het doorgronden van structurele maatschappelijke problemen. Rest ons de vraag: hoe komen we aan de kennis die nodig is voor het doorgronden van die complexe problemen?

© Lotje van den Dungen

Het is de kip/ei-kwestie waar de rest van de avond voornamelijk om draait: verwerven we kennis over de totaliteit door te handelen, of moet het verwerven van kennis over de totaliteit juist voorafgaan aan ons handelen om het waardevol te maken? In het eerste geval verdwijnt de door Lijster geschetste tegenstelling: als we de inzichten die nodig zijn voor het doorgronden van structurele problematiek juist verwerven door op individueel niveau te handelen, dan leidt het een tot het ander.

‘Door een middag met een boek in het park te zitten verzet je je tegen de rigide economisering van deze tijd. Dat zet op systeemniveau geen zoden aan de dijk, maar traint je wel in een mentaliteit die afwijkt van de dominante ideologie’, reageert Bram Ieven, universitair docent Nederlandse literatuur. ‘Die focus op het nemen van individuele verantwoordelijkheid mag dan wel ideologisch zijn, maar dat betekent niet dat de handeling zelf dat ook is – nog los van het feit dat het wel degelijk verschil maakt als iedereen vijf minuten minder lang doucht.’

Onze focus op kleinschalige oplossingen met direct resultaat zou je kunnen zien als een uitwas van het neoliberale adagium ‘meten is weten'

Dat de scheidslijn en het temporeel-causale verband tussen denken en handelen niet zo ondubbelzinnig zijn als ze op het eerste gezicht lijken, stelt ook religiewetenschapper Ernst van den Hemel. Hij maakt duidelijk wat hij bedoelt aan de hand van een bekend verhaal van Herman Melville, waarin advocaat Bartleby op een dag plotseling op een verzoek reageert met het subtiele doch enorm invloedrijke zinnetje ‘I’d prefer not to.’ Doordat Bartleby vanaf het moment dat hij de woorden voor het eerst uitspreekt plots op elk verzoek op diezelfde wijze reageert, valt zijn leven binnen de kortste keren uiteen. Aan het einde van het verhaal zit hij in de gevangenis.

Het zinnetje komt voort uit een bepaald inzicht in de situatie waar hij zich in bevindt: Bartleby lijkt zich plotseling te realiseren dat hij ook anders kan handelen. Als zodanig denkt hij ‘buiten’ de heersende ideologie, en komt zijn handelen voort uit dat inzicht. Tegelijkertijd tekenen de contouren van die ideologische werkelijkheid zich pas echt duidelijk af nádat hij zich ertegen is gaan verzetten(praktijk): pas toen werden de grenzen ervan werkelijk zichtbaar (theorie) – verbeeld door de dramatische consequenties van dat ene simpele zinnetje.

Van den Hemel spreekt tevens uit persoonlijke ervaring: hij doceert aan de We Are Here Academy, een officieuze academie voor ongedocumenteerde migranten. Door verhalen van zijn studenten werd hij zich bewust van de onzichtbare grenzen die dwars door onze publieke ruimte lopen – en die, kort gezegd, de mensen met een paspoort scheiden van de mensen zonder paspoort. ‘Fietsen zonder licht betekent voor mij bijvoorbeeld hoogstens een boete, maar voor hen mogelijk een enkeltje richting het detentiecentrum. Dat is een compleet andere ideologische werkelijkheid.’ Kortom: door simpelweg iets te ondernemen – lesgeven aan ongedocumenteerde migranten – verwierf hij inzichten in de ‘totaliteit’ die hij anders niet verworven zou hebben.

Bovendien is het soms gewoon hartstikke noodzakelijk om onmiddellijk te handelen – zelfs als de totaaloplossing zich nog lang niet aandoet. Dat vindt Harriët Bergman, die filosofie studeert aan de Universiteit van Amsterdam. Trump mag dan op het toneel van de wereldgeschiedenis slechts een poppetje zijn dat er niet veel toe doet, maar de concrete werkelijkheid is op dit moment dat twintig miljoen vrouwen geen abortus kunnen plegen. ‘Daar moeten we nú iets mee doen.’

© Lotje van den Dungen

Cultuurfilosoof Lieven de Cauter onderschrijft dat tijdens de tweede lezing van de avond: we moeten nú de wereld redden, niet eerst wachten op het einde van het kapitalisme. Hij verkiest het woord activisme boven het woord verzet – ‘iets in mij verzet zich sowieso tegen het ijdel gebruik van het woord verzet’ – omdat het meer gericht is op handelen. En activisme zou weinig effect hebben? Says who? Activisme komt in golven, stelt hij, en de effecten van een protest trillen vaak nog heel lang door. ‘We moeten gewoon beter worden in het zien van overwinningen.’ De Cauter noemt in zijn lezing tien effectieve vormen van activisme, onder meer burgerlijke ongehoorzaamheid, het aangaan van coalities tussen het lokale en het mondiale, boycotten en transdisciplinaire samenwerkingen. (De volledige lijst vindt u hier.)

Docent sociale en politieke filosofie Pieter Pekelharing merkt na afloop op dat alle initiatieven die zojuist genoemd zijn plaatsvinden in de stad. ‘Vindt het echte verzet momenteel niet plaats op het platteland? Hoe integreer je dat verzet in deze initiatieven?’ Een tijdlang gaat het gesprek aan tafel over dát verzet: de wind in de zeilen van Trump en Wilders. Socioloog Merijn Oudenampsen legt de vinger op de zere plek: dat verzet richt zich juist grotendeels op de linkse culturele elite. ‘Wij dus. Het maakt niet uit dat ik als promovendus minder verdien dan de gemiddelde Nederlander: ik word gezien als het establishment, als belichaming van het probleem.’

Tijdens de laatste lezing van de avond brengt kunsthistorica en schrijver Eva Rovers de focus weer terug naar het denken. Niet naar het gewone, alledaagse denken, maar naar la pensée du midi: het ‘klaarlichte denken’ van Albert Camus – die verzet niet alleen zag als noodzakelijk maar ook als onvermijdelijk, als la condition humaine, zelfs. De mens is het enige wezen dat weigert, zo stelt Camus, en elke handeling is als zodanig een vorm van verzet tegen de leegheid van het bestaan: een vorm van betekenis scheppen in een betekenisloze wereld. Binnen het verzet is daarom een belangrijke rol weggelegd voor de kunsten, denkt Rovers. De kunstenaar kan de wereld immers hercreëren, waarmee hij de voorwaarden schept voor het klaarlichte denken. Wat wil zeggen: het denken buiten de heersende ideologie.

‘Existentieel geëmmer’, vindt cultuurfilosoof René Boomkens. ‘We moeten gewoon iets gaan doen’, zegt Harriët Bergman. Het blijft het twistpunt van de avond: moeten we om waardevol verzet te plegen eerst anders denken, en dan pas doen? Of gewoon iets gaan doen, en dan weer verder zien/denken? De consensus onder de sprekers lijkt uiteindelijk dit te zijn: we moeten oog houden voor de totaliteit en de manier waarop onze omgeving ons denken beïnvloedt, zeker doorgaan met het lezen van boeken en het bezoeken van debatavonden, maar toch ook zeker niet wachten tot we de puzzel hebben opgelost voordat we ons aan de praktijk wagen – want juist dáár zouden wel eens cruciale puzzelstukjes te vinden kunnen zijn. En als dat klinkt als metaforisch geëmmer, dan is hier nog even de praktijkhandleiding verzet anno 2017 (even goed opletten): eerst denken, dan iets doen, vervolgens nog meer denken, en dan nog meer doen.


De nachtconferentie over verzet vond op 27 januari plaats in de SBBA Salon.