
In januari dit jaar ontving Laura Poitras een merkwaardig e-mailtje van een anonieme onbekende die haar vroeg om haar ‘public encryption key’, een code voor het versleutelen van e-mails. Poitras werkte toen al bijna twee jaar aan een documentaire over elektronische spionage en afluisterpraktijken, en kreeg zo nu en dan verzoeken van onbekenden. Ze beantwoordde het mailtje en stuurde haar sleutel – zodat hij of zij een versleuteld mailtje kon verzenden dat alleen Poitras met haar eigen ‘private key’ kon openen – maar verwachtte er niet veel van.
De onbekende antwoordde met instructies voor het opzetten van een nóg veiliger systeem ter bescherming van hun correspondentie. Belovend gevoelige informatie te zullen verstrekken, droeg hij of zij Poitras op lange wachtwoorden te verzinnen die bestand waren tegen een grootschalige aanval van genetwerkte computers. ‘Ga er maar vanuit dat je tegenstander in staat is iedere seconde een biljoen mogelijkheden uit te proberen’, schreef de onbekende.
Niet veel later ontving Poitras een versleutelde boodschap, waarin een aantal geheime spionageprogramma’s werden geschetst die door de regering werden gebruikt. Over één daarvan had ze wel eens gehoord, maar niet over de andere. Een paar seconden nadat ze het mailtje had ontsleuteld en gelezen, ontkoppelde Poitras haar computer van het internet en gooide ze het mailtje weg. ‘Ik dacht: oké, als dit waar is, dan is mijn leven zojuist veranderd’, zei ze vorige maand tegen me. ‘Het was verbijsterend wat hij beweerde te weten en te kunnen leveren. Ik wist gewoon dat ik alles moest veranderen.’
Poitras bleef zich wel zorgen maken over de vraag met wie zij nu eigenlijk communiceerde. Ze was vooral bezorgd dat een regeringsagent haar er misschien toe probeerde te verleiden informatie te onthullen over de mensen die zij voor haar documentaire had geïnterviewd, onder wie Julian Assange, de eindredacteur van WikiLeaks. ‘Ik daagde hem of haar uit’, herinnert Poitras zich. ‘Ik zei: óf je beschikt echt over deze informatie en neemt een enorm risico, óf je probeert mij en de mensen die ik ken erin te luizen, óf je bent gek.’
De antwoorden waren geruststellend, maar niet definitief. Poitras kende de naam, het geslacht, de leeftijd of de werkgever (cia? nsa? Pentagon?) van de onbekende niet. Begin juni kreeg ze eindelijk antwoord. Samen met haar collega-verslaggever, Glenn Greenwald, een voormalige advocaat en columnist voor The Guardian, vloog Poitras naar Hongkong om Edward J. Snowden te ontmoeten, een werknemer van de Amerikaanse Nationale Veiligheidsdienst nsa, die ze duizenden geheime documenten overhandigde. Daarmee gaf hij het startsein voor een grote internationale controverse over de reikwijdte en legaliteit van overheidsspionage. Poitras had gelijk toen ze dacht dat haar leven – onder meer – nooit meer hetzelfde zou zijn.
Greenwald woont en werkt in een huis dat wordt omgeven door tropisch groen, in een afgelegen wijk van Rio de Janeiro. Hij deelt het huis met zijn Braziliaanse partner en hun tien honden en één kat, en de plek voelt als een onopvallende kloostergemeenschap die in de jungle is gedropt. De keukenklok geeft de verkeerde tijd aan, maar niemand heeft dat in de gaten; de vaat stapelt zich op in de gootsteen; in de huiskamer staan een tafel, een bank en een grote tv, een Xbox en een doos met pokerfiches, maar niet veel meer. De koelkast is niet altijd gevuld met verse groenten. Een apenfamilie plundert zo nu en dan de bananenbomen in de achtertuin en raakt dan in een tumultueus gevecht met de honden verwikkeld.
Greenwald doet het grootste deel van zijn werk op een schaduwrijke veranda, doorgaans gekleed in een T-shirt, een korte broek en slippers. Tijdens de vier dagen die ik daar doorbreng, is hij voortdurend in beweging. Hij voert telefoongesprekken in het Engels en Portugees, vliegt de deur uit om in de stad te worden geïnterviewd, beantwoordt telefoontjes en e-mails van mensen die informatie willen over Snowden, verstuurt tweets naar zijn 225.000 volgers en gaat vervolgens zitten om nog meer stukken over de nsa te schrijven voor The Guardian, terwijl hij de hele tijd zijn honden vraagt om stil te zijn. Op een bijzonder koortsachtig moment buldert hij: ‘Kop dicht allemaal’, maar dat schijnt ze niet te deren.
Te midden van deze chaos zit Poitras, een vrouw van 49 met een intense blik, in een logeerkamer of aan tafel in de huiskamer, in opperste concentratie werkend op een aantal computers. Zo nu en dan loopt ze naar de veranda om met Greenwald te praten over een artikel waar hij aan werkt, en soms houdt hij op met wat hij aan het doen is om naar de jongste versie van een nieuwe video te kijken die ze over Snowden aan het monteren is. Het Snowden-verhaal, zo zeggen ze allebei, is een strijd die ze samen voeren, een gevecht tegen de afluisterpraktijken die ze een bedreiging vinden voor de fundamentele Amerikaanse vrijheden. Twee verslaggevers van The Guardian zijn in de stad om Greenwald te assisteren, zodat we een deel van onze tijd doorbrengen in hun hotel, bij het strand van Copacabana, waar gekleurde Brazilianen volleybal spelen, zodat het geheel van een extra surreële laag wordt voorzien.
Poitras wordt in een paar van de stukken van Greenwald genoemd, maar voor het grootste gedeelte heeft ze er de voorkeur aan gegeven op de achtergrond te blijven, en hem te laten schrijven en praten. Als gevolg daarvan is Greenwald degene die is neergezet als een onverschrokken verdediger van individuele rechten of als een verachtelijke verrader, afhankelijk van je kijk op de zaak. ‘Ik blijf haar de Keyser Soze van het verhaal noemen, omdat ze tegelijkertijd volkomen onzichtbaar en toch alom is’, aldus Greenwald, in een verwijzing naar het personage in The Usual Suspects, dat door Kevin Spacey wordt gespeeld, een mastermind die zich uitgeeft voor een nietsnut. ‘Ze heeft in het middelpunt van dit alles gestaan, maar niemand weet iets van haar.’
Als op een avond de duisternis invalt, volg ik Poitras en Greenwald naar de redactie van O Globo, een van de grootste kranten van Brazilië. Greenwald publiceerde zojuist een artikel waarin hij gedetailleerd beschrijft hoe de nsa Braziliaanse telefoongesprekken en e-mails aftapte. Het stuk veroorzaakte een groot schandaal in Brazilië, net zoals andere, soortgelijke artikelen dat in andere landen in de wereld hebben gedaan. Greenwald is een beroemdheid. De hoofdredacteur blijft zijn hand maar vasthouden en vraagt hem een regelmatige column te schrijven; verslaggevers nemen foto’s met hun mobieltjes. Poitras filmt dit tafereel, legt haar camera dan neer en kijkt vervolgens toe. Ik merk op dat niemand acht op haar slaat, dat alle ogen op Greenwald zijn gericht, en ze glimlacht. ‘Dat is prima’, zegt ze. ‘Dat is perfect.’
Poitras lijkt zich te hebben gespecialiseerd in het onopvallend aanwezig zijn, iets wat meer met strategie dan met verlegenheid te maken heeft. Ze kan opmerkelijk krachtig uit de hoek komen. Tijdens een gesprek waarin ik haar een paar vragen over haar persoonlijke leven stel, zegt ze: ‘Dit lijkt wel een bezoek aan de tandarts.’ Het miniportret klinkt zo: ze groeide op in een welvarend gezin buiten Boston en verhuisde na de middelbare school naar San Francisco om als kok in duurdere restaurants te werken. Daarnaast studeerde ze aan het San Francisco Art Institute, waar ze les kreeg van de experimentele filmer Ernie Gehr. In 1992 verhuisde ze naar New York en begon haar weg te vinden in de filmwereld, terwijl ze ook colleges sociale en politieke theorie volgde aan de New School. Sindsdien heeft ze vijf films gemaakt, het meest recentelijk The Oath, over de Guantánamo-gevangene Salim Hamdan en zijn zwager in Jemen. Ze heeft voor haar werk een Peabody Award en een Mac Arthur-Award gekregen.
Op 11 september 2001 was Poitras in de Upper West Side van Manhattan toen de Twin Towers werden aangevallen. Net als de meeste New Yorkers werd zij in de weken daarna heen en weer geslingerd tussen een gevoel van rouw en een gevoel van eenheid. Het was een moment, zei ze, dat ‘de mensen alles hadden kunnen doen, op een positieve manier’. Toen dat moment leidde tot de preventieve invasie van Irak had ze het gevoel dat haar land de weg kwijt was. ‘We vragen ons altijd af hoe landen uit koers kunnen raken’, zei ze. ‘Hoe laten mensen dat gebeuren, hoe kunnen ze er gewoon bij zitten als deze grenzen worden overschreden?’ Poitras had geen ervaring in conflictgebieden, maar in juni 2004 ging ze naar Irak om de bezetting te documenteren.
Kort na haar aankomst in Bagdad kreeg ze toestemming om naar de Abu Ghraib-gevangenis te gaan om een bezoek van een paar leden van de gemeenteraad van Bagdad te filmen. Dit was een paar maanden nadat er foto’s waren gepubliceerd van Amerikaanse soldaten die zich hadden vergrepen aan gevangenen. Een vooraanstaande soennitische arts maakte deel uit van de bezoekende delegatie en Poitras filmde een opmerkelijk tafereel van zijn interactie met de gevangenen, toen de man riep dat ze daar zonder geldige reden vastzaten.
De arts, Riyadh al-Adhadh, nodigde Poitras in zijn kliniek uit en stond haar later toe te berichten over zijn leven in Bagdad. Haar documentaire My Country, My Country concentreert zich op de problemen van zijn familie – de schietpartijen en stroomuitval in hun buurt, de ontvoering van een neef. De film ging begin 2006 in première en werd zeer goed ontvangen. Hij kreeg een Oscar-nominatie voor beste documentaire. Deze poging om het verhaal te vertellen van de gevolgen van de oorlog voor Iraakse burgers maakte van Poitras het doelwit van serieuze – en klaarblijkelijk valse – beschuldigingen. Op 19 november 2004 vielen Iraakse troepen, met steun van Amerikaanse strijdkrachten, een moskee in de wijk Adhamiya van de arts binnen, waarbij diverse mensen werden gedood. De volgende dag braken er gewelddadigheden uit in de buurt. Poitras was bij de familie van de arts en ging zo nu en dan het dak op om te kijken wat er gaande was. Tijdens een van die bezoekjes aan het dak werd ze gezien door soldaten van een bataljon van de Oregon National Guard. Korte tijd later lanceerde een groep opstandelingen een aanval waarbij een van de Amerikanen omkwam. Een paar soldaten speculeerden dat Poitras het dak op was gegaan omdat ze wist wat er ging gebeuren en het wilde filmen. Hun bataljonscommandant, Lt. Col. Daniel Hendrickson (gepensioneerd) vertelde me afgelopen maand dat hij een rapport over haar naar het hoofdkwartier van de brigade had gestuurd.
Er zijn geen bewijzen die deze bewering ondersteunen. Die dag deden zich gevechten voor in de hele wijk, zodat het voor iedere journalist lastig zou zijn geweest om zich níet in de buurt van een aanval te bevinden. De soldaten die de beschuldiging uitten vertelden me dat ze het niet kunnen bewijzen.
Een paar maanden na de aanval in Adhamiya woonde Poitras nog steeds in de Green Zone en werkte ze als ‘embedded’ journalist bij het Amerikaanse leger. Ze heeft haar film op een aantal militaire locaties laten zien, onder meer op het U.S. Army War College. Een officier die met Poitras te maken had in Bagdad, Maj. Tom Mowle (gepensioneerd), heeft gezegd dat Poitras altijd aan het filmen was en dat het ‘volledig te begrijpen zou zijn’ dat ze filmde op een dag vol gewelddadigheden. ‘Ik denk dat het een belachelijke aantijging is’, zei hij.
Hoewel de beschuldigingen niet konden worden bewezen, kunnen ze verband houden met de vele aanhoudingen en fouilleringen van Poitras. Hendrickson en een andere militair vertelden me dat ze in 2007 – maanden nadat ze voor het eerst vastzat – werden geïnterviewd door onderzoekers van de Joint Terrorism Task Force van het ministerie van Justitie, over de activiteiten van Poitras in Bagdad die dag. Maar Poitras is nooit benaderd door deze of andere onderzoekers. ‘Iraakse troepen en het Amerikaanse leger vielen tijdens het vrijdaggebed een moskee binnen en doodden diverse mensen’, zegt Poitras. ‘De volgende dag braken er gewelddadigheden uit. Ik ben een documentairemaker en filmde in die wijk. Iedere beschuldiging dat ik iets van die aanval wist is vals. De Amerikaanse regering zou moeten onderzoeken wie opdracht heeft gegeven tot die inval, en niet achter journalisten aan moeten zitten die verslag doen van de oorlog.’
In juni 2006 stond op haar tickets voor binnenlandse vluchten in de Verenigde Staten ‘ssss’ – Secondary Security Screening Selection – wat betekent dat de betrokkene extra moet worden gecontroleerd. Ze werd toen voor het eerst op Newark International Airport vastgehouden voordat ze het vliegtuig naar Israël kon nemen, waar ze haar film zou laten zien. Op de retourvlucht werd ze twee uur vastgehouden voordat ze het land weer mocht binnenkomen. Een maand later reisde ze naar Bosnië om de film op een festival daar te vertonen. Toen ze uit Sarajevo in Wenen aankwam, werd haar naam omgeroepen via een luidspreker op de luchthaven. Ze moest naar een veiligheidsbalie komen. Daarvandaan werd ze naar een busje geleid dat haar naar een ander deel van de luchthaven reed, waar ze een kamer werd binnengeleid waar haar bagage werd onderzocht.
‘Ze namen mijn tassen en controleerden ze’, zegt Poitras. ‘Ze vroegen me wat ik deed, en ik zei dat ik een film in Sarajevo liet zien over de oorlog in Irak. En toen sloot ik min of meer vriendschap met de veiligheidsbeambte. Ik vroeg wat er aan de hand was. Hij zei: “Je naam staat geregistreerd. Je hebt een risicoscore die de Richter-schaal te buiten gaat. Je hebt vierhonderd punten van de vierhonderd die er te vergeven zijn.” Ik vroeg: “Werkt dat scoresysteem in heel Europa, of is het een Amerikaans systeem?” Hij zei: “Nee, het is jouw regering die het gebruikt en ons heeft gevraagd je aan te houden.”’
Na 9/11 is de Amerikaanse regering begonnen een lijst met mogelijke terroristen op te stellen, waarop op een gegeven moment naar schatting bijna een miljoen namen stonden. Er zijn minstens twee aanvullende lijsten die te maken hebben met luchtverkeer. De zogenoemde ‘no-fly list’ bevat de namen van tienduizenden mensen die het land niet in of uit mogen vliegen. De ‘selectee list’, die groter is dan de no-fly list, onderwerpt mensen aan extra luchthaveninspecties en ondervragingen. Deze lijsten zijn door burgerrechtengroepen bekritiseerd, omdat ze te breed en te willekeurig zouden zijn, en de rechten schenden van de Amerikanen die erop staan.
In Wenen mocht Poitras uiteindelijk haar aansluitende vlucht naar New York nemen, maar toen ze op JFK Airport landde, stonden er twee gewapende politiemensen op haar te wachten en werd ze meegenomen naar een verhoorruimte. Het is een routine die sindsdien vaak is voorgekomen – in meer dan veertig gevallen. Aanvankelijk, zei ze, waren de autoriteiten geïnteresseerd in de krant die ze bij zich had, kopieerden ze haar bonnetjes, en – één maal – haar opschrijfboekje. Nadat ze was opgehouden haar aantekeningen mee te nemen, waren ze zich gaan richten op haar elektronische apparatuur. Ze zeiden dat als ze hun vragen niet zou beantwoorden ze haar spullen in beslag zouden nemen en op die manier aan hun antwoorden zouden komen. In één geval, aldus Poitras, namen ze inderdaad haar computers en mobiele telefoons in beslag en hielden die wekenlang vast. Er werd haar ook verteld dat het weigeren van het beantwoorden van vragen op zichzelf al verdacht was. Omdat haar ondervragingen plaatsvonden bij internationale grensovergangen, waar volgens de regering de gewone grondrechten niet gelden, mocht er geen advocaat aanwezig zijn.
‘Het is een volledige aanranding’, zegt Poitras. ‘Zo voelt het. Ze zijn geïnteresseerd in informatie die betrekking heeft op het werk dat ik doe, en die een duidelijk privé-karakter heeft. Het is heel intimiderend als gewapende mensen je staan op te wachten als je net geland bent.’
Hoewel ze Congresleden heeft geschreven en verzoeken op grond van de Freedom of Information Act heeft ingediend, heeft Poitras nooit te horen gekregen waarom ze op zo’n lijst is gezet. ‘Het is gekmakend dat ik moet speculeren waarom’, zegt ze. ‘Wanneer is dat universum begonnen, dat mensen op een lijst worden gezet zonder dat dat tegen ze wordt gezegd, en zes jaar lang worden aangehouden? Ik heb geen idee waarom ze het hebben gedaan. Het is de volledige opschorting van al je burgerrechten.’
Na herhaaldelijk te hebben vastgezeten, is Poitras begonnen stappen te nemen om haar gegevens te beschermen. Ze vroeg een reisgenoot om haar laptop te dragen, liet haar notitieboekjes in het buitenland bij vrienden achter of in kluisjes. Ze wiste de gegevens van haar computers en mobiele telefoons, zodat de autoriteiten niks konden vinden. Of ze beveiligde haar gegevens, zodat de politie geen documenten kon lezen die ze toch nog zou vinden. Deze veiligheidsmaatregelen namen soms meer dan een dag in beslag voordat ze op reis ging.
Het waren niet alleen de grenscontroles waar ze zich zorgen over moest maken. Poitras zegt dat ze het gevoel had dat als de regering achterdochtig genoeg was om haar op vliegvelden te ondervragen ze zeer waarschijnlijk ook haar e-mail, telefoonverkeer en webactiviteiten in de gaten zou houden. ‘Ik veronderstel dat er “National Security Letters” bestaan over mijn e-mail’, zegt ze, verwijzend naar een van de geheime onderscheppingsinstrumenten die door het ministerie van Justitie worden gebruikt. Een National Security Letter eist van zijn ontvangers – in de meeste gevallen internetproviders en telefoonmaatschappijen – dat ze informatie over klanten verstrekken, zonder die klanten en andere partijen daarvan op de hoogte te stellen. Poitras vermoedde (maar kon dat niet bevestigd krijgen, omdat haar telefoonmaatschappij en haar isp dat niet aan haar mochten vertellen) dat de fbi National Security Letters voor haar elektronische communicatie had uitgevaardigd.
Toen ze in 2011 eenmaal was gaan werken aan haar film over afluisterpraktijken heeft ze haar digitale veiligheidsniveau nog verder opgetrokken. Ze maakte bijna geen gebruik meer van haar mobiele telefoon, die niet alleen verraadt met wie je belt en wanneer, maar ook waar je je op welk moment dan ook bevindt. Ze was heel voorzichtig met het mailen van gevoelige documenten of met het voeren van bepaalde telefoongesprekken. Ze begon software te gebruiken waarmee de websites die ze bezocht onzichtbaar werden gemaakt. En nadat ze door Snowden in 2013 was benaderd, schroefde ze de veiligheidsmaatregelen nog verder op. Behalve dat ze ieder gevoelig e-mailtje versleutelde, begon ze verschillende computers te gebruiken voor het monteren van haar films, voor het voeren van communicatie en voor het lezen van gevoelige documenten (die voor gevoelige documenten is losgekoppeld van het internet).
Deze voorzorgsmaatregelen lijken misschien paranoïde – Poitras omschrijft ze als ‘behoorlijk extreem’ – maar de mensen die ze voor haar film heeft geïnterviewd waren het doelwit van het soort afluister- en intimidatiepraktijken waar ze bang voor is. Jacob Applebaum, een privacy-activist die als vrijwilliger voor WikiLeaks werkte, is door Poitras gefilmd. De regering heeft Twitter in het geheim opgedragen zijn accountgegevens ter beschikking te stellen, wat openbaar werd toen Twitter dat bevel aanvocht. Hoewel de firma de gegevens heeft moeten verstrekken, mocht ze dit aan Applebaum vertellen. Google en een kleine isp die Applebaum gebruikte kregen ook te maken met geheime bevelen en hebben ervoor gevochten om hem te mogen waarschuwen. Applebaum is van geen enkele misdaad beschuldigd.
Poitras heeft de fouilleringen op luchthavens jarenlang min of meer stilzwijgend ondergaan, uit angst dat eventuele protesten tot nog meer achterdocht en vijandigheid van de kant van de regering zouden leiden, maar vorig jaar was de maat vol. Terwijl ze op Newark werd ondervraagd na een vlucht uit Groot-Brittannië werd tegen haar gezegd dat ze geen aantekeningen mocht maken. Op advies van advocaten had Poitras altijd de namen van grenswachten opgetekend, evenals de vragen die zij stelden en het materiaal dat ze kopieerden of in beslag namen. Maar op Newark dreigde een agent haar in de handboeien te slaan als ze bleef schrijven. Er werd tegen haar gezegd dat ze niets mocht opschrijven omdat ze haar pen als wapen zou kunnen gebruiken. ‘Toen vroeg ik hem om een potlood’, herinnert Poitras zich, ‘en hij zei dat hij geen potlood had.’
Ze werd een andere kamer in geleid en ondervraagd door drie agenten – één achter haar, één die de vragen stelde, en de derde als supervisor. ‘Het duurde misschien wel anderhalf uur’, zei ze. ‘Ik maakte aantekeningen van hun vragen, of probeerde dat, en zij schreeuwden tegen me. Ik zei: “Laat me de wet maar eens zien waarin staat dat ik geen aantekeningen mag maken.” Ze zeiden: “Wij zijn degenen die hier de vragen stellen.” Het was een agressieve ontmoeting.’
Poitras heeft Greenwald in 2010 ontmoet toen ze geïnteresseerd raakte in zijn werk over WikiLeaks. In 2011 ging ze naar Rio om hem voor haar documentaire te filmen. Hij wist van de fouilleringen en heeft diverse malen om toestemming gevraagd om erover te mogen schrijven. Na Newark gaf ze hem het groene licht.
‘Ze zei: “Ik heb er genoeg van”’, zegt Greenwald. ‘Haar vermogen om aantekeningen te maken en te documenteren wat er met haar gebeurde, was haar manier om er nog enige controle over te kunnen houden. Documenteren is wat ze doet. Ik denk dat ze het gevoel had dat het enige restje veiligheid en controle in deze situatie van haar werd afgenomen, zonder enige uitleg, als een willekeurig staaltje machtsmisbruik.’ Destijds schreef Greenwald voor Salon. Zijn artikel U.S. Filmmaker Repeatedly Detained at Border werd in april 2012 gepubliceerd. Korte tijd later hielden de aanhoudingen op. Zes jaar van afluisterpraktijken en intimidatie, zo hoopte Poitras, zou wel eens afgelopen kunnen zijn.
Poitras was niet de eerste keuze van Snowden als de persoon aan wie hij duizenden nsa-documenten wilde toespelen. Een maand voordat hij haar benaderde, had hij contact opgenomen met Greenwald, die uitgebreid en kritisch had geschreven over de oorlogen in Irak en Afghanistan, en over de afbrokkeling van de burgerlijke vrijheden na 9/11. Snowden stuurde hem een anoniem e-mailtje, waarin stond dat hij documenten met hem wilde delen, en liet dat volgen door een stap-voor-stap-handleiding over de versleuteling van communicatie, die Greenwald negeerde. Snowden zond toen een link naar een versleutelde video, maar eveneens tevergeefs.
‘Het is echt heel vervelend en ingewikkeld, die encryptiesoftware’, zegt Greenwald, terwijl we op zijn veranda in een tropische miezerbui zitten. ‘Hij bleef me maar achtervolgen, maar op een gegeven moment raakte hij gefrustreerd en is hij naar Laura gestapt.’
Snowden had het artikel van Greenwald gelezen over de problemen van Poitras op Amerikaanse luchthavens en wist dat ze een film aan het maken was over de afluisterprogramma’s van de Amerikaanse regering; hij had ook een korte documentaire over de nsa gezien die ze had gemaakt voor The New York Times Op-Docs. Hij dacht dat ze de programma’s begreep waarover hij wilde lekken en dat ze zou weten hoe ze op een veilige manier moest communiceren.
Aan het einde van de winter besloot Poitras dat de onbekende met wie ze communiceerde geloofwaardig was. Er was geen sprake van het soort provocaties dat ze zou verwachten van een overheidsagent – geen verzoeken om informatie over de mensen met wie ze in contact was, geen vragen over waar ze aan werkte. Snowden zei al in een vroeg stadium dat ze met iemand zou moeten samenwerken, en dat ze Greenwald zou moeten vragen. Ze was zich er niet van bewust dat Snowden al had geprobeerd in contact te komen met Greenwald, en Greenwald zou pas tijdens zijn ontmoeting met Snowden in Hongkong beseffen dat dit de persoon was die hem ruim zes maanden eerder had benaderd.
Er waren verrassingen voor iedereen in deze uitwisselingen – ook voor Snowden, die vragen beantwoordde die ik aan hem voorleg via Poitras. In antwoord op een vraag wanneer hij door had dat hij Poitras kon vertrouwen, schrijft hij: ‘We kwamen op een punt uit in het verificatieproces waarin ik ontdekte dat Laura achterdochtiger tegenover mij stond dan ik tegenover haar, en ik ben enorm paranoïde.’ Als ik hem vraag over de aanvankelijke stilte van Greenwald antwoordt Snowden: ‘Ik weet dat journalisten het druk hebben, en was ervan uitgegaan dat het lastig zou worden om serieus genomen te worden, vooral door het gebrek aan details dat ik in eerste instantie kon bieden. Tegelijkertijd is dit 2013, en is [hij] een journalist die regelmatig berichtte over de concentratie en buitensporigheid van de staatsmacht. Ik was verrast om erachter te komen dat er mensen waren die bij nieuwsorganisaties werkten en niet begrepen dat iedere niet versleutelde boodschap die via het internet wordt verzonden door iedere inlichtingendienst ter wereld kan worden gelezen.’
In april mailde Poitras Greenwald om te zeggen dat ze elkaar in levenden lijve moesten spreken. Greenwald was toevallig in de VS om te spreken op een conferentie in een buitenwijk van New York City, en de twee ontmoetten elkaar in de lobby van zijn hotel. ‘Ze was heel voorzichtig’, herinnert Greenwald zich. ‘Ze stond erop dat ik mijn mobiele telefoon niet meenam, omdat de regering mobieltjes op afstand kan afluisteren, zelfs als ze uit zijn gezet. Ze had de e-mails van Snowden geprint en ik herinner me dat ik toen ik ze las intuïtief het gevoel had dat ze echt waren. De passie en de gedachtewereld achter wat Snowden – we wisten toen nog niet wie hij was – zei, waren heel tastbaar.’
Greenwald installeerde encryptiesoftware en begon met de onbekende te communiceren. Hun werk was georganiseerd als een inlichtingenoperatie, met Poitras als de mastermind. ‘Operationele veiligheid – zij dicteerde dat allemaal’, zegt Greenwald. ‘Welke computers ik gebruikte, hoe ik communiceerde, hoe ik de informatie beschermde, waar kopieën werden bewaard, bij wie ze werden bewaard, op welke plekken. Zij weet als een eersteklas deskundige hoe je een verhaal als dit moet aanpakken met volledige technische en operationele veiligheid. Niets van dit alles zou zijn gebeurd met ook maar een greintje van de effectiviteit en de impact die het had als zij niet in ieder opzicht met me had samengewerkt en echt de leiding had genomen in het coördineren van het grootste deel ervan.’
Snowden begon hun allebei documenten te sturen. Poitras wil mij niet vertellen wanneer hij is begonnen haar documenten ter beschikking te stellen; zij wil de overheid geen informatie verstrekken die in een proces tegen Snowden of haarzelf zou kunnen worden gebruikt. Hij heeft ook gezegd dat hij ze snel zou kunnen ontmoeten. Toen Poitras vroeg of ze met de auto of met de trein zou moeten gaan, zei Snowden dat ze een vliegtuig moest nemen.
In mei stuurde hij hun versleutelde boodschappen, waarin hij ze opdroeg om naar Hongkong te gaan. Greenwald vloog uit Rio naar New York, en Poitras sloot zich bij hem aan voor ontmoetingen met de eindredacteur van de Amerikaanse editie van The Guardian. Omdat de reputatie van de krant in het geding was, vroeg de eindredacteur hun een doorgewinterde verslaggever, Ewen MacAskill, mee te nemen. Op 1 juni stapte het trio aan boord van een vlucht van zestien uur van jfk naar Hongkong.
Snowden had een klein aantal documenten aan Greenwald gezonden, alles bij elkaar zo’n twintig, maar Poitras had een grotere hoeveelheid ontvangen, die ze nog niet nauwkeurig had kunnen lezen. Aan boord van het vliegtuig begon Greenwald de inhoud door te nemen, om uiteindelijk op een geheime uitspraak van een rechtbank te stuiten waarin Verizon werd opgedragen de gegevens over de telefoongesprekken van zijn klanten aan de nsa te geven. Het vier pagina’s tellende bevel was afkomstig van het Foreign Intelligence Surveillance Court (fisa), een rechtbank waarvan de besluiten topgeheim zijn. Hoewel er geruchten gingen dat de nsa grote hoeveelheden gegevens over Amerikaanse telefoongesprekken verzamelde, heeft de regering dat altijd ontkend.
Poitras, die twintig rijen achter Greenwald zat, ging zo nu en dan naar voren om te praten over wat hij aan het lezen was. Terwijl de man die naast hem zat sliep, wees Greenwald op het bevel van de fisa op zijn scherm en vroeg: ‘Heb je dit gezien? Staat hier wat ik denk dat er staat?’ Soms praatten ze zo geanimeerd met elkaar dat ze de passagiers stoorden die probeerden te slapen; ze probeerden dan hun kalmte te bewaren. ‘We konden niet geloven hoe belangrijk dit allemaal was’, zegt Greenwald. ‘Als je die documenten leest, krijg je een idee hoe verreikend ze zijn. Het is een rush van adrenaline en opwinding. Je hebt het gevoel dat je voor het eerst iets kunt doen, want er is dit gigantische systeem dat je probeert te ondermijnen en te belichten – maar meestal schiet je daar niets mee op, omdat je niet over de juiste instrumenten beschikt – en nu liggen die instrumenten plotseling in je schoot.’
Snowden had ze geïnstrueerd om zodra ze in Hongkong waren op een afgesproken tijdstip naar het Kowloon-district te gaan en te wachten buiten een restaurant in een winkelcentrum dat in verbinding stond met het Mira Hotel. Daar moesten ze wachten totdat ze een man zagen met een Rubik’s Cube en aan hem vragen hoe laat het restaurant zou opengaan. De man zou hun vraag beantwoorden, maar ze waarschuwen dat het eten slecht was. Toen de man met de Rubik’s Cube arriveerde, bleek het Edward Snowden te zijn, die destijds 29 was maar jonger leek.
‘We waren allebei met stomheid geslagen toen we zagen hoe jong hij was’, zegt Poitras, die nog steeds verbaasd klinkt. ‘Ik had geen idee. Ik was ervan uitgegaan dat ik te maken had met een heel hooggeplaatst en daardoor ouder persoon. Maar ik wist ook van onze e-mailcorrespondentie dat hij ongelooflijk veel wist over computersystemen, waardoor hij volgens mij jonger moest zijn. Dus ik dacht aan iemand van in de veertig, iemand die met computers was opgegroeid, maar een hogere rang moest hebben.’
In onze versleutelde chatconversatie zegt Snowden ook iets over dit moment: ‘Ik denk dat ze geërgerd waren omdat ik jonger was dan zij hadden verwacht, en ik was geërgerd omdat ze te vroeg waren gearriveerd, wat de aanvankelijke verificatie bemoeilijkte. Zodra we achter gesloten deuren zaten, was iedereen volgens mij echter gerustgesteld door de obsessieve aandacht voor veiligheid en vertrouwelijkheid.’
Ze volgden Snowden naar zijn kamer, waar Poitras onmiddellijk in haar rol van documentairemaker stapte door haar camera te voorschijn te halen. ‘Het was een beetje gespannen, een beetje ongemakkelijk’, zegt Greenwald over die eerste minuten. ‘Ik herinner me levendig dat zowel hij als ik volledig verstijfde toen ze haar camera aanzette.’
Greenwald begon het vraaggesprek. ‘Ik wilde de consistentie van zijn beweringen testen, en ik wilde gewoon alle informatie die ik kon krijgen, omdat ik wist hoezeer dit van belang zou zijn voor mijn geloofwaardigheid en al het andere. We konden geen menselijke band opbouwen voordat die vijf of zes uur voorbij waren.’
Voor Poitras verandert de camera de intermenselijke dynamiek, maar niet op een slechte manier. Als iemand ermee instemt om te worden gefilmd is dat een daad van vertrouwen die de emotionele inzet op dat moment verhoogt. Wat Greenwald zag als iets kunstmatigs, zag Poitras als een soort ‘bonding’, het delen van een enorm risico. ‘Er schuilt iets heel tastbaars en emotioneels in het feit dat je zo in vertrouwen wordt genomen’, zegt ze.
Ook al was Snowden verrast, hij raakte er al snel aan gewend. ‘Zoals je je kunt voorstellen, zijn spionnen doorgaans allergisch voor contacten met verslaggevers en de media, dus ik was een maagdelijke bron – alles was nieuw voor me… Maar we wisten alle drie wat er op het spel stond. Het gewicht van de situatie maakte het feitelijk gemakkelijker om je te concentreren op het algemeen belang, en niet zozeer op dat van jezelf. Ik denk dat we allemaal wisten dat we niet meer terug konden zodra ze die camera aan had gezet.’
De hele volgende week verliepen hun voorbereidingen via een soortgelijk patroon – als ze de kamer van Snowden binnenkwamen, haalden ze de batterijen uit hun mobiele telefoons en stopten die in de koelkast van Snowdens minibar. Ze zetten kussens tegen de deur, om te voorkomen dat ze van buitenaf konden worden afgeluisterd, en daarna zette Poitras haar camera neer en begon ze te filmen. Het was belangrijk voor Snowden om aan hen uit te leggen hoe het inlichtingenapparaat van de regering werkte, omdat hij bang was ieder moment te kunnen worden opgepakt.
De eerste artikelen van Greenwald – waaronder het allereerste, waarin hij het gerechtelijk bevel aan Verizon beschrijft waarover hij tijdens de vlucht naar Hongkong las – verschenen terwijl ze Snowden nog steeds aan het interviewen waren. Het was een vreemde ervaring om samen het nieuws te maken en het zich vervolgens te zien verspreiden. ‘We konden zien hoe het werd ontvangen’, zegt Poitras. ‘We waren alle drie verbaasd om te zien hoeveel aandacht ervoor was. Ons werk was heel doelgericht, en we besteedden daar veel aandacht aan, maar we konden op tv zien dat het succes had. We bevonden ons in een gesloten cirkel, maar we wisten dat we om ons heen trillingen veroorzaakten.’
Snowden had hen vóór hun aankomst in Hongkong verteld dat hij de openbaarheid in wilde gaan. Hij wilde de verantwoordelijkheid op zich nemen voor wat hij aan het doen was, zegt Poitras. Hij wilde niet dat anderen gevaar zouden lopen, en hij veronderstelde dat hij op een bepaald moment zou worden geïdentificeerd. Ze maakte een videofilm van twaalfenhalve minuut over hem, die op 9 juni online werd gezet, een paar dagen na de eerste artikelen van Greenwald. Die video veroorzaakte een mediacircus in Hongkong, omdat verslaggevers hun best deden om erachter te komen waar ze zich bevonden.
Er zijn een paar onderwerpen die Poitras weigert officieel met mij te bespreken, en andere onderwerpen die ze helemaal niet met mij wil bespreken – sommige om veiligheidsredenen en juridische redenen, en andere omdat ze de eerste wil zijn die essentiële onderdelen van haar verhaal vertelt in haar eigen documentaire. Over haar afscheid van Snowden nadat de video online was gezet, wil ze alleen maar zeggen: ‘We wisten dat zodra die in de openbaarheid zou komen ons werk er voor dat moment op zat.’
Snowden verliet zijn hotel en dook onder. Verslaggevers waren erachter gekomen waar Poitras verbleef – zij en Greenwald zaten in verschillende hotels – en telefoontjes begonnen haar kamer te bereiken. Op een gegeven moment klopte er iemand op haar deur en vroeg naar haar. Ze wist toen dat verslaggevers Greenwald hadden ontdekt, en belde de security van het hotel om naar een achteruitgang te worden geëscorteerd.
Ze probeerde om in Hongkong te blijven, omdat ze dacht dat Snowden haar misschien opnieuw zou willen zien en omdat ze de Chinese reactie op zijn onthullingen wilde filmen. Maar nu was ze zelf in het middelpunt van de belangstelling komen te staan. Op 15 juni werd ze herkend door een cnn-verslaggever, toen ze een pro-Snowden-demonstratie filmde buiten het consulaat van de VS. Hij begon haar vragen te stellen, maar Poitras weigerde te antwoorden en glipte weg. Nog diezelfde avond vertrok ze uit Hongkong.
Poitras vloog rechtstreeks naar Berlijn, waar ze het najaar daarvoor een appartement had gehuurd. Daar kon ze haar documentaire monteren zonder bang te hoeven zijn dat de fbi zou langskomen met een huiszoekingsbevel op grond waarvan ze haar disks zouden mogen meenemen. ‘De marge tussen de plekken waar ik me veilig voel en waar niet meer wordt steeds nauwer’, zegt ze, om eraan toe te voegen: ‘Ik zal niet ophouden met wat ik doe, maar ik heb het land verlaten. Ik had letterlijk het gevoel dat ik mijn materiaal in de VS niet meer zou kunnen beschermen, en dat was al zo vóórdat Snowden mij benaderde. Als je iemand belooft dat je hem of haar als bron zult beschermen, en je weet dat de overheid je in de gaten houdt of je laptop in beslag kan nemen, kun je dat niet waarmaken.’
Na twee weken in Berlijn reisde Poitras naar Rio, waar ik haar en Greenwald een paar dagen later ontmoet. Mijn eerste afspraak is in het Copacabana Hotel, waar ze die dag aan het werk zijn met MacAskill en een andere verslaggever van The Guardian, James Ball. Poitras is een nieuwe video over Snowden in elkaar aan het zetten, die een paar dagen later op de website van The Guardian zal worden gezet. Greenwald is met verscheidene verslaggevers van The Guardian een nieuw artikel aan het schrijven, ditmaal over de nauwe samenwerking tussen Microsoft en de nsa. De hotelkamer is overvol – er zijn niet genoeg stoelen voor iedereen, dus zit er telkens iemand op het bed of op de vloer. Er wordt een aantal usb-sticks uitgewisseld, maar mij wordt niet verteld wat erop staat.
Poitras en Greenwald maken zich zorgen over Snowden. Ze hebben sinds Hongkong niets meer van hem gehoord. Op dit moment zit hij vast in de transitzone van de Moskouse Sheremetyevo-luchthaven, als de voornaamste voortvluchtige op de hele planeet, die door de Amerikaanse regering wordt gezocht wegens spionage. (Hij zal later tijdelijk asiel in Rusland krijgen.) ‘Nu hij “incommunicado” is, weten we niet of we ooit weer van hem zullen horen’, zegt Poitras.
‘Is hij in orde?’ vraagt MacAskill.
‘Zijn advocaat zegt dat hij in orde is’, antwoordt Greenwald.
‘Maar hij staat niet rechtstreeks in contact met Snowden’, zegt Poitras.
Als Greenwald die avond thuiskomt, neemt Snowden online contact met hem op. Twee dagen later, als ze in het huis van Greenwald zit te werken, hoort Poitras ook van hem.
Het schemert, en uit de jungle komen allerlei geluiden, vermengd met het geblaf van vijf of zes honden als ik het hek van de voortuin opendoe. Door een raam zie ik Poitras in de woonkamer, hard aan het werk op een van haar computers. Ik laat mezelf binnen en ze kijkt een seconde op, om vervolgens weer aan het werk te gaan, volledig onaangedaan door de kakofonie om haar heen. Na tien minuten sluit ze haar computer en mompelt ze een verontschuldiging dat ze nog iets moest doen.
Ze toont geen enkele emotie en vertelt niet dat ze zojuist verwikkeld is geweest in een versleutelde chatsessie met Snowden. Ik wil haar niet onder druk zetten, maar een paar dagen later, als ik naar New York ben teruggekeerd en zij naar Berlijn, vraag ik haar ernaar. Ze bevestigt het, maar zegt ook er niet over te hebben willen praten, omdat ze zich steeds verder verwijderd voelt van haar interacties met Snowden naarmate ze het er meer over heeft. ‘Het is een ongelooflijk emotionele ervaring’, zegt ze, ‘om te worden benaderd door een volledig onbekende die zegt dat hij zijn leven wil wagen om zaken in de openbaarheid te brengen die het publiek moet weten. Hij was zijn leven op het spel aan het zetten en nam mij in vertrouwen. Ik wil me emotioneel blijven verhouden tot die ervaring en die relatie.’ Haar band met hem en het materiaal, zegt ze, is wat haar werk richting zal geven. ‘Ik sympathiseer met zijn angst voor wat hij als een groot gevaar voor de wereld ziet. Ik wil dat met zo veel mogelijk weerklank naar buiten brengen. Het is niet zomaar een “scoop”. Het gaat om iemands leven.’
Poitras en Greenwald zijn een bijzonder dramatisch voorbeeld van de manier waarop de externe verslaggeverij er in 2013 uitziet. Zij werken niet op een redactie, en willen persoonlijk de controle behouden over wat er wordt gepubliceerd en wanneer. Toen The Guardian naar hun zin niet snel genoeg handelde met het eerste artikel over Verizon wilde Greenwald het elders laten verschijnen. Hij zond een versleutelde samenvatting naar een collega bij een ander periodiek. Hij overwoog ook een website te beginnen waarop ze alles zouden publiceren, en die hij NSADisclosures wilde noemen. Uiteindelijk kreeg The Guardian hun artikelen toch.
Maar Poitras en Greenwald hebben daarnaast hun eigen publicatienetwerk opgezet. Ze leverden artikelen aan andere media in Duitsland en Brazilië, en zijn van plan dat in de toekomst vaker te gaan doen. Ze hebben de volledige hoeveelheid documenten met niemand gedeeld. ‘We werken samen met nieuwsorganisaties, maar we hebben het gevoel dat onze primaire verantwoordelijkheid ligt bij het risico dat de bron heeft genomen, en bij het publieke belang van de informatie die hij ons heeft geleverd’, aldus Poitras. ‘Pas verder op de lijst komt welke specifieke nieuwsorganisatie dan ook.’
Anders dan veel verslaggevers bij grote nieuwsmedia proberen ze geen façade van politieke onverschilligheid op te houden. Greenwald heeft al jaren een uitgesproken mening; op Twitter reageerde hij onlangs als volgt op een criticus: ‘Je bent een volslagen idioot. Dat weet je toch?’ Zijn linkse denkbeelden, in combinatie met zijn bijtende stijl, hebben hem ongeliefd gemaakt bij velen in het politieke establishment. Zijn werk met Poitras is bekritiseerd als werk dat de nationale veiligheid in gevaar brengt.
Poitras, die lang niet zo uitgesproken is als Greenwald, is het niet eens met de suggestie dat hun werk neerkomt op een pleidooi van partijdige verslaggevers: ‘Jazeker, ik heb een mening’, zegt ze. ‘Denk ik dat we de controle over de inlichtingendiensten kwijt zijn? Ja, dat denk ik. Dat is eng, en de mensen zouden er bang voor moeten zijn. Er is een geheimzinnige “schaduwregering” gegroeid, uit naam van de nationale veiligheid en zonder het toezicht of het nationale debat waarvan je zou denken dat een democratie die zou hebben. Het is geen propaganda. We hebben documenten waarmee we ons verhaal kracht bij kunnen zetten.’
Poitras bezit een vaardigheid die zeer belangrijk – en voor journalisten ongebruikelijk – is in een tijdperk waarin de overheid alles afluistert en aftapt: ze weet, net zo goed als iedere deskundige op het gebied van de computerveiligheid, hoe ze zich tegen pottenkijkers moet beschermen. Zoals Snowden al opmerkte: ‘In het kielzog van de onthullingen van dit jaar mag het duidelijk zijn dat iedere vorm van niet-versleutelde communicatie tussen een journalist en een bron onvergeeflijk roekeloos is.’ Nieuwe bronnen als Snowden of Bradley Manning (die geheime documenten aan WikiLeaks gaf) hebben toegang tot duizenden geheimen, omdat ze hele netwerken kunnen uitkammen. Ze hoeven niet per se deel uit te maken van de gevestigde netwerken in Washington – Snowden verbleef op Hawaii en Manning stuurde honderdduizenden documenten naar WikiLeaks vanaf een basis in Irak. En zij delen hun geheimen niet met de grootste mediaconcerns of met beroemde verslaggevers, maar met degenen die het politiek met hen eens zijn en weten hoe ze de informatie onopgemerkt kunnen ontvangen.
In onze versleutelde chatsessie legt Snowden uit waarom hij naar Poitras is gestapt met zijn geheimen: ‘Laura en Glenn behoren tot de weinigen die in deze periode zonder enige schroom verslag deden over controversiële onderwerpen, zelfs nadat zij werden geconfronteerd met vernietigende persoonlijke kritiek, [die] ertoe heeft geleid dat Laura het doelwit werd van de afluister- en intimidatieprogramma’s waar de recente onthullingen over gaan. Ze had blijk gegeven van de moed, persoonlijke ervaring en vaardigheden die nodig zijn om te kunnen omgaan met wat waarschijnlijk de gevaarlijkste opdracht is die je aan een journalist kunt geven – het berichten over de geheime wandaden van de machtigste regering ter wereld – zodat de keuze voor haar voor de hand lag.’
De onthullingen van Snowden vormen nu het middelpunt van de documentaire van Poitras, maar Poitras bevindt zich ook in een vreemde ‘spiegeldynamiek’, omdat ze er niet omheen kan zelf een rol te spelen in haar eigen film. Ze trad niet op in haar eerdere films, en sprak ook geen teksten in, en zegt dat ze dat waarschijnlijk bij deze ook niet zal doen. Maar ze beseft dat ze wel op een of andere manier vertegenwoordigd zal moeten worden, en worstelt met de vraag hoe ze dat moet doen. Ze is ook bezig haar juridische kwetsbaarheid in te schatten. Poitras en Greenwald zijn nog nergens van beschuldigd. Ze zijn niet van plan nooit meer naar Amerika terug te keren, maar willen voorlopig uit de buurt blijven. Een Congreslid heeft wat ze hebben gedaan al een vorm van verraad genoemd en ze zijn zich bewust van het ongekende optreden van de regering-Obama, niet alleen tegen de klokkenluiders zelf, maar ook tegen journalisten aan wie ze hun informatie hebben gegeven. Als ik bij ze ben, spreken ze over de mogelijkheid om terug te keren. Greenwald zegt dat het onverstandig zou zijn van de regering om hen te arresteren, vanwege de slechte publiciteit die dat zou opleveren. Het zou ook de informatiestroom niet kunnen stoppen.
Hij zegt dit terwijl we in een taxi zitten, op weg naar zijn huis. Het is donker buiten, het einde van een lange dag. Greenwald vraagt aan Poitras: ‘Heb je sinds dit allemaal begon al een niet-nsa-dag gehad?’
‘Wat is dat?’ vraagt ze.
‘Ik denk dat we er een nodig hebben’, zegt Greenwald. ‘Niet dat dat zal gebeuren.’
Poitras heeft het over het oppakken van haar yoga, en Greenwald zegt dat hij weer regelmatig wilde gaan tennissen. ‘Ik ben bereid om hier oud door te worden’, zegt hij, ‘maar niet dik.’
Hun gesprek draait uit op een eventuele terugkeer naar de Verenigde Staten. Greenwald zegt, half grappend, dat als hij zou worden gearresteerd WikiLeaks de nieuwe route voor de publicatie van de nsa-documenten zou worden. ‘Ik zou gewoon zeggen: “Oké, ik wil jullie aan mijn vriend Julian Assange voorstellen, die mijn plaats zal innemen. Veel plezier met hem.”’
Poitras glimlacht, ook al is het een moeilijk onderwerp voor haar. Ze is niet zo breedsprakig of goedlachs als Greenwald, wat bijdraagt aan de chemie tussen hen. Ze maakt zich zorgen over hun fysieke veiligheid. En ze maakt zich uiteraard ook zorgen over afluisterpraktijken. ‘Het gaat om geolocatie’, zegt ze. ‘Ik wil zo veel mogelijk uit zicht blijven. Ik ga het niet makkelijk voor ze maken. Als ze me willen volgen, zullen ze dat moeten doen. Ik zal mijn gps-gegevens niet gauw prijsgeven. Mijn locatie is belangrijk voor me, op een nieuwe manier die ik nog niet eerder voelde.’
Er zijn veel mensen en veel regeringen boos op hen, evenals particuliere instellingen, die het niet erg zouden vinden de hand te leggen op de duizenden nsa-documenten die zij nog steeds in bezit hebben. Ze hebben er maar een paar gepubliceerd – weliswaar een paar zeer geheime, die tot grote krantenkoppen en Congreshoorzittingen hebben geleid – en zullen waarschijnlijk niet à la WikiLeaks alles willen vrijgeven. Ze houden meer geheimen achter de hand dan ze openbaar maken, althans tot nu toe.
‘We hebben nu een kijkje in deze nieuwe wereld genomen, en proberen die nog steeds te begrijpen’, zegt Poitras in een van onze laatste gesprekken. ‘We proberen niets geheim te houden, maar willen deze puzzel doorgronden. Dat is een project dat enige tijd in beslag zal nemen. Het is onze bedoeling om vrij te geven wat in het publiek belang is, maar ook om grip te krijgen op deze wereld, en dat naar buiten te brengen.’
De diepste paradox is uiteraard dat hun pogingen om de afluisterpraktijken van de regering te begrijpen en openbaar te maken hen ertoe kunnen hebben veroordeeld er hun leven lang aan onderworpen te zullen blijven. ‘Onze levens zullen nooit meer hetzelfde zijn’, aldus Poitras. ‘Ik weet niet of ik ooit weer ergens zal kunnen leven met een gevoel van privacy. Dat is nu misschien totaal verdwenen.’
© The New York Times 2013
Vertaling: Menno Grootveld
Bedreigd op Heathrow Airport
‘Een mislukte poging tot intimidatie.’ Glenn Greenwald reageerde woedend in zijn krant The Guardian op de arrestatie van zijn partner David Miranda op Heathrow Airport. Miranda was een week bij Laura Poitras in Berlijn op bezoek geweest en werd op zondag 18 augustus op de Londense luchthaven vastgezet op basis van de omstreden antiterrorismewet uit 2000. Hij is de maximaal toegestane negen uur vastgehouden – een uitzonderlijke maatregel, 97 procent van de arrestanten onder deze wet komt binnen het uur vrij – en zijn telefoon, laptop, camera, usb-sticks, dvd’s en diverse spelcomputers werden afgepakt en zijn nog steeds niet teruggegeven.
‘Ze hebben hun eigen antiterreurwetgeving misbruikt voor redenen die niets met terreur te maken hebben’, schrijft Greenwald. ‘Het oppakken en gevangen nemen van familieleden en geliefden van journalisten is een despotische daad.’
Dit soort acties maken alleen maar duidelijk hoe belangrijk het is om over onwettige spionageactiviteiten te rapporteren, meent de Guardian-journalist. ‘De arrestatie maakt ons alleen maar sterker, we gaan door. Dat zullen de Britse en Amerikaanse overheden binnenkort wel merken.’
‘De bedreiging van journalisten is reëel en neemt toe’, reageert Alan Rusbridger, hoofdredacteur van The Guardian, in een reactie op de site van zijn blad. Hij doet hierin verslag van andere intimidatiepogingen van de Britse overheid. Zo werd hij gebeld door een hoge regeringsfunctionaris die eiste dat de NSA-data werden vernietigd of overhandigd aan de overheid. ‘You’ve had your fun. Now we want the stuff back.’
Wat volgde was ‘een van de meest bizarre momenten in de lange geschiedenis van The Guardian’, schrijft Rusbridger. Twee experts van de Britse veiligheidsdienst GCHQ vernietigden verschillende harde schijven in de kelder van de krant. ‘Een nutteloze, symbolische daad’, volgens Rusbridger. ‘Wij zijn ook wijzer geworden. Natuurlijk bewaren we dit soort gegevens niet in Londen of New York.’ (EdV)