Nee, om Domenico Starnone (74) neer te zetten als een al jaren in de anonimiteit voortploeterende schrijver in eigen land is echt niet terecht. Natuurlijk, afgezet tegen de wereldwijde explosie van Elena Ferrante’s vierluik De geniale vriendin is iedereen een middelmatige ploeteraar. Vier miljoen boeken in pak ’m beet drie jaar tijd, dat valt bijna met geen enkele schrijver te vergelijken. Maar Domenico Starnone als Domenico Starnone is in Italië zeker geen anonieme middenmoter. Al lang voor hij in 2001 met Via Gemito (‘De straat der klachten’) de belangrijkste literaire prijs van zijn land won, de Premio Strega, was hij een nationale figuur. Zijn onvergetelijke ‘professore Vivaldi’, de leraar Italiaans op een gymnasium in het diepe diepe zuiden, de Basilicata, was begin jaren negentig al een groot succes in de Italiaanse theaters en vervolgens in de bioscoop. Starnone schreef zelf de scenario’s, gebaseerd op zijn goed verkochte boeken Ex cattedra en Sottobanco. De combinatie van Starnone’s autobiografische verhaal met de perfecte Napolitaanse acteur Silvio Orlando als de leraar en de ook al perfecte regisseur Daniele Luchetti had hem in eigen land al alle faam en prijzen opgeleverd die een schrijver zich maar kan dromen. En Italië telt zestig miljoen inwoners, dat is ook een gegeven dat even handig is om in het hoofd te houden.

Vanaf zijn debuut Ex cattedra, dat uitkwam in 1987, heeft Domenico Starnone twintig boeken geschreven, waarvan er tien als echte romans kunnen worden aangemerkt. Daarnaast schreef hij nog eens vijftien originele filmscripts voor ook niet de eersten de besten. Zijn roman Denti (‘Tanden’) uit 1994 werkte hij om tot een script voor niemand minder dan Oscarwinnaar Gabriele Salvatores (met Mediterraneo,1992), wat tot een hilarische nachtmerriefilm heeft geleid. De lange, paardachtige tanden van Starnone zijn een belangrijk thema in zijn werk, steeds terug te herleiden tot de sprekende fysieke gelijkenis met de verafschuwde vader, de spoorwegman-miskende artiest die opduikt in zowel Starnone als Ferrante. Je zou kunnen zeggen dat Starnone’s tanden een geheim visitekaartje zijn, dat hij her en der door zijn dubbele identiteit Starnone-Ferrante strooit. Starnone’s tanden zijn een beetje als het Hitchcock-moment: de handtekening van de meester voor wie goed oplet.
En o, wat moet je goed opletten bij Starnone. Neem Strikken, zijn één na laatste roman uit 2014, nu ineens in vliegende vaart in Nederland uitgebracht vanwege de gestegen marktwaarde van de auteur. In het Italiaans is de titel Lacci, wat ‘veters’ betekent. Een verhaal dat we al kenden van… Elena Ferrante. ‘Haar’ Dagen van verlating uit 2003 is exact hetzelfde verhaal als dat van Strikken van Starnone, alleen klapt het perspectief om. In Ferrante’s boek wordt het verhaal verteld vanuit de verlaten vrouw, in Starnone’s boek van elf jaar later vanuit eerst de vrouw, dan de man, en vervolgens de kinderen. Maar het verhaal blijft hetzelfde.
Een universitaire docent verlaat in de alles-moet-kunnen-jaren-zeventig zijn vrouw, beiden mid-dertigers, voor het klassiekertje, de veel aantrekkelijkere, jongere studente van goede komaf. De vrouw raakt zichzelf helemaal kwijt, doet wanhopige dingen, zoals mét de twee jonge kinderen – in beide boeken een jongen en een meisje – gaan posten bij het huis van de mooie studente om papà verstrengeld met zijn stralende jonge geluk haar kekke appartementje uit te zien komen. En de minnares vervolgens ook nog aan te spreken op straat, als papà door is naar zijn werk aan de universiteit. De handtekening van de meester zit ’m dan in een detail dat in beide boeken identiek is: de negenjarige dochter die ongevraagd getuige moet zijn van dit mensonterende spektakel voelt maar één ding: bij die twee mensen wil ik horen, dáár wil ik wonen. Ze vindt de minnares meteen helemaal te gek, en zou zo willen zijn als zij. Niet zoals de deprimerende moeder, die haar kinderen dit aandoet, en die thuis een soort verstervingsproces op gang brengt als protestactie tegen de verlating.
Dat zijn typische meedogenloze Ferrante-Starnone-observaties. Of laten we nu maar gewoon zeggen Starnone-observaties. Daar waar de schrijfster Elena Ferrante zich de afgelopen 25 jaar angstvallig in nevels heeft gehuld en niets, maar dan ook niets, wilde prijsgeven van haar privé-leven was de schrijver Starnone tot nog maar kort geleden veel makkelijker. Zo laat hij zich bijvoorbeeld in 2015 door Io Donna (‘Ik Vrouw’, sic), de glanspapieren vrouwenbijlage van de chique krant Corriere della Sera, nog opgewekt fotograferen in zijn buitenhuis in Toscane, dat inmiddels top secret is geworden vanwege het follow the money-onderzoek van vorig jaar. En er staat gewoon in de introductie: ‘Domenico Starnone, Napolitaan, is 72 jaar, heeft drie kinderen uit twee huwelijken en twee kleinkinderen.’ Nou en, zegt een normaal mens, maar dit soort informatie is voor de Elena Ferrante-speurhond goud waard.
En net zo kostbaar is wat hij even tussen neus en lippen prijsgeeft in dit interview. Dingen die Elena Ferrante nóóit zou prijsgeven. Zoals: ‘Via Gemito is mijn jeugd. We woonden in een appartementenblok dat direct uitkeek op het station van Napels. Twee kamers en een keuken, vijf kinderen, mijn moeder was naaister, mijn vader was een spoorwegman die ervan overtuigd was dat hij op de wereld was gekomen om een andere reden: artiest worden, kunstschilder.’ Zeer belangrijke informatie, omdat zowel Elena Ferrante’s debuut Kwellende liefde uit 1992 als Domenico Starnone’s De straat der klachten uit 2000 gaat over deze jeugd. En het is ook interessant om te weten dat de familie Starnone aan het station van Napels woonde, want de wijk waar De geniale vriendin zich afspeelt, de Rione Luzzatti, ligt aan de achterkant van het station. Een anonieme sociale-woningbouwwijk langs het spoor waar weinigen ooit zijn geweest of zelfs van hebben gehoord, zelfs veel Napolitanen niet. Maar als je bent opgegroeid bij het station ken je hem wel, natuurlijk.
En zo staat in dit onschuldige interviewtje met de schrijver Starnone nog meer gouden informatie over de schrijfster Elena Ferrante. Over de vader met de losse handen, althans waar het de mooie moeder betrof: ‘Ons heeft hij nooit met een vinger beroerd, maar zij werd onder onze ogen voortdurend in het gezicht gemept. Altijd om dezelfde reden: jaloezie. Met een zelfgemaakt voilehoedje en een mantelpakje zag ze eruit als een filmster, en volgens hem pronkte ze te veel met haar schoonheid.’ En alweer: exact het verhaal van Kwellende liefde (Ferrante) en De straat der klachten (Starnone).
Nog een belangrijk punt dat altijd een beetje wrikte in Kwellende liefde van Elena Ferrante wordt in dit interview met Starnone zomaar gratis opgehelderd. De dochter Delia in Kwellende liefde heeft een merkwaardige obsessie met het lichaam van haar mooie, sensuele moeder. Bijna alsof het een jongetje is in plaats van een meisje. En wat zegt Starnone? ‘Ik haatte mijn vader intens om wat hij mijn moeder aandeed, want zij was het object van mijn verafgoding. Toen zij stierf op haar 44ste was de familie voor mij voorbij. Alsof alle familiebanden via haar prachtige lichaam liepen, dat in zes maanden totaal is verwoest door de kanker.’ Aha.
Strikken uit 2014 gaat ook weer over de verstikkende familiebanden, op het eerste gezicht vanuit een afstandelijker perspectief dan Starnone’s Napolitaanse jeugdherinneringen, maar pas op. In een interview van mei 2017 met de New Yorkse redactie van de krant Il Sole 24 Ore naar aanleiding van de lancering van Ties (Strikken) op de Amerikaanse markt zegt Starnone: ‘Het is een boek dat in directe verbinding staat met Via Gemito en Autobiografia erotica di Aristide Gambía (‘Erotische autobiografie van Aristide Gambiá’, 2011). Laten we zeggen dat als je echt tijd over zou hebben je ze alle drie achter elkaar zou moeten lezen. Maar het is geen trilogie: ze zijn met andere bedoelingen en op andere momenten geschreven. Alle drie hebben ze als thema de verhouding binnen een echtpaar, binnen de familie. Wat betreft het verhaal van Ties, daar loop ik al minstens dertig jaar mee rond. Het is een verhaal dat ik moest schrijven, maar omdat het moeilijk voor me was, bleef ik het maar voor me uit schuiven.’
Wat hij natuurlijk expres niet noemt is Elena Ferrante’s Dagen van verlating uit 2003, dat oneindig veel meer dan de andere twee Starnone-boeken die hij wel noemt te maken heeft met Strikken uit 2014. Hij had het al lang geschreven, dit ‘moeilijke verhaal’, maar dat zal hij niet vertellen. De journaliste durft het ook niet te vragen, maar neemt wel een handige bocht: ‘Ik heb ergens gelezen dat u twee keer getrouwd bent. De eerste keer op uw 22ste, net zoals Aldo uit Strikken op zijn 22ste met Vanda trouwt. En er zijn nog meer gelijkenissen tussen u en Aldo. Napels, het onderwijzen en het latere schrijven. Het spijt me, maar ik moet u toch vragen: hoe autobiografisch is Strikken?’
En Starnone veert mee, omdat hij als Starnone wel antwoord geeft: ‘Ik ben geboren in Napels, ik ben twee keer getrouwd geweest, uit mijn eerste huwelijk zijn twee kinderen geboren, uit mijn tweede één, en ik heb lang les gegeven. Dus ja, ik heb wel iets te maken met Aldo, maar toch ook weer niet. Het is geen autobiografisch verhaal, want ik heb nog nooit een autobiografisch verhaal geschreven. Ik neig ernaar mijn levenservaringen zin te geven door ze vrijelijk opnieuw te rangschikken.’
Het is een keurig antwoord, en doet niet iedere auteur dat, zijn levenservaringen ‘vrijelijk opnieuw rangschikken’? En heeft niet iedere auteur een bloedhekel aan altijd maar dat gezeur over het ‘echt gebeurd’-gehalte in zijn werk? Maar bij Domenico Starnone is iets heel anders aan de hand, en dat weet hij zelf als de beste. Hij heeft een alter ego verzonnen dat een wereldwijd succes is geworden, en dat dreef op het feit dat het een vrouw was, een vrouw die meedogenloos de pijnpunten in een modern vrouwenleven op de operatietafel wist te leggen, zichzelf en haar zusters niet sparend. Maar als dit nu allemaal geschreven blijkt door een duivelse bebaarde man met stoute twinkelogen en lange paardentanden, dan zou het toch kunnen zijn dat het werk van ‘Elena Ferrante’, de spannende, ongetemde en onbekende boskat uit Napels, daar ernstig nadeel van gaat ondervinden.
En wat heeft hij zijn best gedaan, Domenico Starnone, om de mystificatie tot voorbij alle grenzen vol te houden. Neem bijvoorbeeld deze passage uit zijn Erotische autobiografie van Aristide Gambía uit 2011. Het is een soort zelfonderzoek van een schrijver naar zijn inspiratiebronnen, dat ruw wordt onderbroken door de eerste ‘Elena Ferrante is Domenico Starnone!’-onthulling uit 2005. Na een aanvankelijke superieur-ironische afwimpelende reactie wordt Starnone als Starnone steeds kwader. En schrijft: ‘Ze laten je niet met rust, ze laten je niet lekker stoeien met je fantasieën. Niemand die zegt: laat hem toch lekker spelen met zijn figuurtjes. Niemand. Zelfs niet degenen die heel goed weten dat het spel van het schrijven een kinderlijk spel is, een spel met een marionettentheatertje.’
Voor wie zich over het ‘echt gebeurd’-syndroom heen weet te zetten, opent zich nu het spannende universum van een duivelse geest, een Napolitaanse Mephisto, die al ruim een kwart eeuw op zoveel verschillende schaakborden tegelijk een briljant spel speelt. Heel Starnone ligt nog braak voor Nederland, en voor de rest van de wereld. De Wereldbibliotheek, de Nederlandse uitgever van Elena Ferrante, brengt in het najaar van 2018 (pas!) het correspondentieboek Frantumaglia (‘Restjes’) uit. Hierin zien we ‘Elena Ferrante’ vanaf 1991 tot heden in correspondentie met de wereld. Met regisseurs die haar boeken willen verfilmen, en die zij met grote expertise raad geeft tot in het kleinste detail: script, locaties, personages, bedoelingen. Met literaire critici die haar plat op de buik tijgerend via de mail benaderen en die zij met groot gemak aankan. Met slijmende journalisten, die ze frisse draaien om de oren geeft. Frantumaglia is het dagboek van de ontwikkeling van een fictief personage dat toch heel reëel is.
Domenico Starnone is oneindig veel spannender dan we dachten.