Tijdens het feest van Aphrodite bad Pygmalion tot de liefdesgodin om een vrouw. Toen hij thuis zijn geliefde beeldhouwwerk kuste, leek het te smelten. Onder de verliefde strelingen van zijn vingertoppen werd het ivoor week en vloeide de kilte weg. Het meisje had zijn kus gevoeld, sloeg schuchter haar ogen op en keek haar maker en minnaar aan.
Het is een hartverwarmende geschiedenis, zoals Ovidius haar vertelt. In andere versies van de mythe heeft Aphrodite de jonge beeldhouwer uit wraak verliefd gemaakt op zijn eigen schepping. Zijn honger naar perfectie werd door haar bestraft - het beeld kon zijn passie geenszins beantwoorden. Uiteindelijk streek zij met de hand over het hart en zorgde dat het ivoor in vlees en bloed veranderde. Hoe dan ook bevatte de oude mythe een duidelijke waarschuwing: het hoogmoedig najagen van een schoonheidsideaal doodt elk gevoel in de kunstenaar, maakt van hem een slaaf van koude en levenloze kunst. De mythe gaat over de botsing tussen ideaal en werkelijkheid, kunst en natuur. Het feminisme voegde er later nog een kritische interpretatie aan toe: Pygmalion is de belichaming van de mannelijke, al te mannelijke neiging de vrouw naar een zelf gekoesterd ideaal te modelleren. De mythe handelt ook over mannelijke dominantie en onvermijdelijke vrouwelijke willoosheid.
Je zou kunnen zeggen dat het verhaal over Pygmalion tegenwoordig onrustbarend actueel is. We leven, dat wordt vaak beweerd, in de tijd van het maakbare lichaam, de tijd waarin we het lichaam eenvoudig naar eigen inzicht kunnen reconstrueren, de tijd waarin we het met scalpel, siliconenspuit en vetstofzuiger de vurig gewenste vorm kunnen geven, de tijd waarin lichamelijke limieten worden geminacht en de roes van de verandering heerst - kortom, het ‘chirurgisch tijdperk’ (Naomi Wolf). Het verschil tussen de tijd van Ovidius en nu? De metamorfose is geen mythe meer maar realiteit, het imperfecte lijf kan in de operatiezaal tot een daadwerkelijk ideaal lichaam worden getransformeerd. Het lichaam van vlees en bloed is, met vakmanschap, net zo makkelijk te bewerken als ivoor. Om met Andy Warhol te spreken: iedereen is van plastic.
AANVANKELIJK WERD de metamorfose die kosmetische chirurgie is vooral geassocieerd met filmsterren, popidolen, de jet set. Ze vond plaats in een onwerkelijke wereld van luxueuze klinieken, prive-suites en verfijnde diners waar terloops gezichten werden gelift, borsten vergroot, tailles versmald en neuzen verkleind. Farah Dibah, Raquel Welch, Joan Collins, Sophia Loren en Michael Jackson, ze werden er een nieuw mens. De onbetwiste koningin van de esthetische chirurgie was Cher, bij wie de operaties niet meer op een hand te tellen zijn. ‘My body is my capital’, zei ze ooit. Haar lichaam heeft haar in ieder geval een kapitaal gekost. Ze spendeerde, zo wil de mare, 75-duizend dollar aan het veranderen van haar lichaam. Ze liet haar buik corrigeren om haar navel een meisjesachtig aanzicht te geven, liet haar rimpels met siliconen vullen en liet zelfs twee zwevende ribben verwijderen om een wespetaille te krijgen.
De cosmetica van het mes wordt echter meer en meer een massaal fenomeen. Al jaren circuleren de cijfers. Naar schatting werden er in 1988 in de Verenigde Staten zo'n twee miljoen operaties uitgevoerd ter verbetering van lichaam of gelaat. In 1987 lieten 94-duizend Amerikaanse vrouwen hun borsten verbouwen, werden zeker 85-duizend oogleden gecorrigeerd, 82-duizend neuzen veranderd en vonden zo'n 70-duizend face-lifts plaats. Zoals Naomi Wolf in The Beauty Myth stelt: een stad ter grootte van San Francisco gaat in Amerika jaarlijks vrijwillig onder het mes. Ook in Nederland worden inmiddels ieder jaar duizenden esthetische operaties verricht.
Iedereen kan tegenwoordig blijmoedig een metamorfose ondergaan. Wat dacht je van een nieuw lijf? is de opwekkende titel van het zojuist gepubliceerde voorlichtingsboek over plastische chirurgie van Joyce van Fenema. Esthetische chirurgie is ‘gebruikersvriendelijk’ geworden, verklaart een Braziliaanse chirurg in het voorwoord. Een Nederlandse arts laat weten dat je door borstvergroting ‘een nieuw en zelfverzekerd mens’ kan worden. Je ziet jezelf op een ochtend in de spiegel onder genadeloos wit licht, schrijft Van Fenema meevoelend, en elk rimpeltje lijkt een diepe kloof. Je schrikt, leest vervolgens over rimpelvullende collageen-injecties en voor je het weet sta je bij de plastisch chirurg op de stoep. ‘Is dat eenmaal gebeurd’, concludeert ze, ‘dan is de weg naar de plastisch chirurg haast net zo vanzelfsprekend als naar de fitnessclub. Er jonger en beter uitzien is nu binnen ieders bereik.’ Als ze in de epiloog van haar boek ten slotte een gedetailleerde beschrijving van een schoonheidsoperatie geeft, eindigt ze jubelend: ‘De voorstelling is voorbij; een Phoenix is herrezen.’
DE PLASTISCH CHIRURG IS Pygmalion en Aphrodite tegelijk, is zowel kunstenaar als God. Voor hem is de natuur er om herschapen te worden. In de geavanceerde kliniek staat hem zo een videoscherm ter beschikking waarop hij, anders dan God, zijn schepping vrijblijvend kan uitproberen. Een foto van de patient wordt op het beeldscherm geprojecteerd. Door met een elektronische pen over een speciaal bord te gaan kan hij alle mogelijke veranderingen aanbrengen. Vlees verschijnt en verdwijnt miraculeus, rimpels lossen op, borsten groeien of krimpen, onderkinnen slinken, kromme neuzen strekken zich opeens. Het lichaam is niet langer een ongrijpbaar organisme dat bij pijn om medisch ingrijpen vraagt, maar een artikel dat net als een auto of koelkast doorlopend om aanpassing en verbetering smeekt. Het is gewichtloos en laat zich niet meer beperken door zoiets triviaals als de biologie, de geschiedenis of de persoonlijke biografie.
Dat is ook de stelling van de Franse kunstenares Orlan die zichzelf in zeven operaties het voorhoofd van de Mona Lisa aanmat, de lippen van Europa (naar een schilderij van Boucher), de kin van Venus (naar Botticelli), de ogen van Diana (school van Fontainebleau) en de neus van Psyche (naar Gerard). In een interview met Anna Tilroe sprak ze onverbloemd de verwachting uit dat ‘de mens steeds meer in staat zal zijn het geprogrammeerde, het onverbiddelijke, de fataliteit die op onze schouders rust, op te heffen en het voertuig dat het lichaam is te beheersen’.
NATUURLIJK WORDT DE vermeende almacht van de plastisch chirurg net als de hoogmoed van Pygmalion kritisch bezien. Waar ligt de grens, hoor je vaak, van het menselijk ingrijpen in de natuur? Mensen zijn niet van plastic, dus hoever mag je gaan met het transformeren van de werkelijkheid naar een ideaal? Is kosmetische chirurgie niet symptomatisch voor een cultuur waarin het mogelijk is het lichaam los te zien van wie men is? Krijgen we niet een beperkte en steriele wereld als lichamen naar een beperkte catalogus van menselijke perfectie worden gemodelleerd?
En natuurlijk lokt de explosieve toename van de esthetische chirurgie net als de Pygmalion-mythe ook feministisch commentaar uit. De vrouwen die zich onderwerpen aan de cosmetica van het mes - en het zijn in negentig procent van de gevallen vrouwen die dat doen - verschillen niet zo veel van het sneeuwwitte ivoren beeld. Net als het maaksel van Pygmalion zijn ze willoos, gebeiteld naar een mannelijk ideaal. In de feministische visie zijn de mannelijke schoonheidsidealen bovenal onderdrukkend, de vrouwen die kosmetische chirurgie ondergaan zijn er slachtoffer van. Of ze nu verblind zijn door het consumptiegerichte kapitalisme of in de greep van de schoonheidstirannie, ze gaan gebukt onder een ‘vals bewustzijn’.
Zo stelt Naomi Wolf vast dat schoonheidsidealen vooral repressief zijn, ze zijn een beproefd middel om vrouwen binnen het gareel te houden. Haar gedachtengang over de schoonheidsmythe die de macht van vrouwen ondergraaft, is inmiddels genoegzaam bekend: er wordt vrouwen aangepraat dat schoonheid een noodzakelijke kwalificatie is om succes te hebben in liefde en werk; schoonheid is ingepast in de kapitalistische droom, iedere vrouw kan een ideaal lichaam krijgen als ze haar best maar doet. Het is dan ook de dwang om mooi te zijn die ervoor zorgt dat honderdduizenden vrouwen zakjes gel in hun borsten dragen. Vrouwen kunnen zich maar moeilijk aan het ‘Chirurgisch Tijdperk’ onttrekken: ‘Er zijn al “moderne” gemeenschappen - Palm Springs, Beverly Hills, de Upper East Side van Manhattan - die het schokkend vinden wanneer een oudere vrouw het vel van haar hals niet onder het mes laat nemen.’
Maar het is allemaal niet zo simpel. Het verhaal van Pygmalion wordt niet zomaar herhaald, vrouwen zijn geen passieve ivoren beelden. Misschien is het eerder zo dat de Pygmalion-mythe tegenwoordig wordt omgedraaid. In de onlangs verschenen studie Reshaping the Female Body: The Dilemma of Cosmetic Surgery pleit sociaal wetenschapster Kathy Davis voor een minder eenduidige visie op kosmetische chirurgie. In haar boek kiest zij het perspectief van de vrouwen die hun lichaam hebben laten verbouwen en laat zij zich heen en weer slingeren tussen de feministische kritiek op schoonheidsoperaties en de even feministische wens vrouwen als handelend subject te zien die hun lichaam en leven in eigen hand nemen. Je kan na het lezen van haar boek even goed beweren dat vrouwen hun eigen Pygmalion zijn. Denk ook aan het extreme project van Orlan.
DAT IS BIJVOORBEELD het geval in The Life & Loves of a She-Devil van Fay Weldon, een satire over plastische chirurgie. Huisvrouw Ruth, de heldin van de roman, is lelijk, dik en van middelbare leeftijd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat haar man een buitenechtelijke relatie heeft aangeknoopt met Mary Fischer, die mooi, rijk, leeftijdsloos en slank is - het tegenbeeld van Ruth. Ruth neemt het heft in eigen handen: ‘Ik vertrouw niet op het lot, en geloof niet in God. Ik zal worden wat ik wil, niet wat Hij heeft voorbeschikt. Ik zal een nieuw beeld van mezelf kneden uit aarde van eigen makelij. Ik zal mijn Schepper tarten en mezelf herscheppen.’ Uit wraak neemt Ruth met behulp van kosmetische chirurgie de gedaante van Mary Fischer aan - omdat ‘we op de wereld zijn om rechtvaardigheid, waarheid en schoonheid te scheppen waar Hij het zo opvallend heeft laten afweten’. Ze krijgt, eenmaal mooi, haar man terug, alleen zijn liefde wint ze niet. Hij is aan het eind van de roman een gebroken man, die stevig bij haar onder de plak zit.
The Life & Loves of a She-Devil weerspiegelt, zo betoogt ook Kathy Davis, het dilemma van esthetische chirurgie. Aan de ene kant is Ruth slachtoffer van de schoonheidsmythe. Ze lijdt ernstig onder haar lelijkheid en heeft er ondraaglijke pijnen - ze laat zelfs haar benen verkorten - en duizelingwekkende bedragen voor over om elk onderdeel van haar lichaam te veranderen. Aan de andere kant maakt de metamorfose dat ze macht over haar eigen leven krijgt en dat de rollen in haar huwelijk zijn omgekeerd: ‘Ik alles, hij heeft niets. Zoals het met mij was, zo is het nu met hem.’ De kosmetische chirurgie is dus niet alleen knechtend, ze werkt ook bevrijdend.
Eigenlijk is het net zo met de vrouwen die Kathy Davis voor haar studie heeft geinterviewd. Zeker, ze hebben zich met hun borstvergrotingen, face-lifts en neusoperaties aangepast aan de gangbare schoonheidsnormen. Tegelijkertijd stelt geen van hen zich als slachtoffer op. Ze vertellen vrijwel eensgezind dat ze verschrikkelijk leden onder hun rimpels, hun borsten die zo plat waren als een strijkplank of hun konijnengezicht, en dat ze door de kosmetische operatie hun leven in eigen hand namen. Hun uitweidingen over de ingreep laten zich dan ook beluisteren als heldenverhalen. Allemaal verdelen ze hun leven in een before en after; voor alle geinterviewden markeerde de kosmetische correctie een dramatisch keerpunt in hun leven. De beslissing tot de operatie wordt steevast bestempeld als de heldendaad; de vernederende procedure, de risico’s en de pijn als het kronkelige pad dat een held nu eenmaal moet bewandelen. De geslaagde correctie veroorzaakt de catharsis. Hun eigen Pygmalion, dat zijn ze werkelijk.
De uiterlijke metamorfose brengt veelal een innerlijke metamorfose met zich mee. ‘Ik ben een volkomen ander iemand geworden’, vertrouwen de kosmetisch geopereerde vrouwen Kathy Davis toe. De wetenschapster constateert het ook zelf: het bedeesde meisje van before de ingreep is after opmerkelijk zelfverzekerd. De interventie in het lichaam is tevens een interventie in de identiteit. Davis komt dan ook tot de slotsom dat het niet zozeer om schoonheid gaat, maar om het aanpassen van het lichaam aan het zelfbeeld. Zelfs Orlan geeft aan dat het haar in zekere zin om een zelfbeeld gaat: ‘Ik maak zelfportretten. Psychologische zelfportretten. Geen blik in de spiegel, maar een blik in het innerlijk.’
Het is uiteraard een merkwaardige strategie van Orlan om zelfportretten via de operatietafel te maken. Maar als je de verhalen hoort van vrouwen die zichzelf esthetisch hebben laten opereren, blijkt het juist daarom te gaan. Ze ervaren een discrepantie tussen het eigen spiegelbeeld en dat wat de blik in het innerlijk laat zien. Een vrouw die haar borsten heeft laten verkleinen, vertelt bijvoorbeeld dat haar al te goed gevulde boezem mensen verhinderde haar te zien zoals ze werkelijk is. De kosmetische ingreep maakte het haar mogelijk te worden zoals ze zich voelde: ‘Ik denk dat ik altijd een type met kleine borsten ben geweest.’ Een andere vrouw reageert op haar kersverse borstvergroting met: ‘Dit ben ik.’
DE VERHALEN DEMONSTREREN vooral hoe wij ons lichaam objectiveren als er iets mis is. In zijn boekje Individueel vlees, dat een paar jaar geleden door De Balie werd uitgegeven, buigt Rudi Laermans zich over de vreemde manier waarop wij met ons spiegelbeeld omgaan. ‘Lichaamsbeeld’ is het centrale begrip in zijn betoog. Het lichaamsbeeld dat wij van onszelf ervaren, is de basis van ons zelfbeeld, van onze individuele identiteit. Het is onontbeerlijk en tegelijk zeer kwetsbaar als blijkt dat het botst met het beeld dat anderen van ons hebben of met algemeen ervaren lichaamsbeelden. En mensen doen niet anders dan het individuele lichaam confronteren met het gecanoniseerde lichaamsmodel.
Laermans haalt de roman Iemand, niemand en honderdduizend van Luigi Pirandello aan om te illustreren dat het beeld van het eigen lichaam geen neutraal gegeven is. De hoofdpersoon daarvan, Vitangelo Moscardo - inderdaad, een man, niet alleen vrouwen gaan gebukt onder hun verschijning - maakt ‘s ochtends de vertrouwde gang naar de badkamerspiegel. Als hij een pijnlijke plek op zijn neus betast en dat zijn vrouw vertelt, antwoordt zij glimlachend: 'ik dacht dat je stond te kijken hoe scheef hij staat.’ Het is een schok voor Moscarda, want hij heeft nooit beseft dat hij een scheve neus heeft. Zijn lichaamsbeeld bleek zogezegd op een hersenschim te berusten. Vandaar dat hij bedenkt: ‘In mij zette zich het idee vast dat ik voor anderen niet degene was die ik me tot nu toe verbeeld had te zijn.’
Hij realiseert zich dat hij zoveel lichamen heeft als er blikken van andere mensen zijn. Zijn lichaam is vogelvrij, iedereen kan er naar hartelust over fantaseren, er ongeremd allerlei interpretaties aan geven. Moscarda wordt volkomen duizelig van het idee dat hij een oneindig aantal verhalen is, een nooit vast te leggen constructie: ‘Ik construeer mezelf voortdurend, en ik construeer u, en u doet hetzelfde… De werkelijkheid die ik voor u bezit ligt in de vorm die u mij geeft; maar dat is een werkelijkheid voor u, niet voor mij; de werkelijkheid die u voor mij bezit ligt in de vorm die ik u geef; maar het is een werkelijkheid voor mij, niet voor u.’
Toch wil Moscarda zijn lichaam kunnen bekijken met ogen van andere mensen. Maar dat is misschien nog vervreemdender. Hij neemt zijn lichaam waar, maar ervaart niet dat het van hem is. Hij ziet een willekeurige vleesmassa die de vorm van een lichaam heeft en wil het niet als zijn lijf benoemen. Het ding in de spiegel ‘kon ook een ander zijn! Het kon iedereen zijn, die daar! Dat rossige haar, die wenkbrauwen in de vorm van accents circonflexes en die neus die scheef stond naar rechts: dat alles hoefde niet per se bij mij te horen, maar kon ook van een ander zijn die ik niet was. Waarom moet ik hem zijn, op die manier?’
En waarom moet ik haar zijn, op die manier? Dat is precies de vraag die de respondenten van Kathy Davis zichzelf stellen. Ze zien (delen van) het eigen lichaam als een vreemde omhulzing waar ze niet om gevraagd hebben, als een vervallen huis waar ze niet prettig in wonen. Ze laten hun lichaam verbouwen zoals je een huis laat vertimmeren. Daadkrachtig huren ze een klusjesman in, al moeten ze daar de nodige schaamte voor overwinnen. Het moge duidelijk zijn dat de lichamelijke reconstructie niet zomaar een kwestie van schoonheid is. Esthetische chirurgie heeft met meer dan een uiterlijke gedaanteverwisseling te maken, het is een kwestie van identiteit. Of preciezer: het is een ingreep om innerlijk en uiterlijk met elkaar in overeenstemming te brengen.
Maar of Pygmalion nu een man of een vrouw is, of een ander jou uit ivoor gehouwen heeft of dat je je eigen Pygmalion bent, het verschil blijft dat de metamorfose niet mythisch is maar angstwekkend echt. Orlan denkt, dat is voorspelbaar, heel luchtig over de levensechte gedaanteverwisseling: ‘Voor mij is het lichaam van ondergeschikt belang, niet meer dan een kostuum.’ De klerenkast is echter heel wat veiliger dan de operatiekamer en hoe snel de medische techniek zich ook ontwikkelt, een kostuum verwissel je veel makkelijker dan lichaamsdelen.