Sigarettenrook vermengd met de geur van oude koffie hangt in de lucht in het lege, monumentale pand waar een roodharige man van rond de veertig achter een vieze MacBook Pro zit. Zijn verschijning hier vormt een bevestiging van zijn publieke beeld: de artiest die kennis over alles en iedereen heeft en derhalve in bezit is van een intelligentie die meer een vloek dan een gave zou kunnen zijn en die zo in pessimisme of cynisme zou kunnen omslaan. Maar van dit alles is nu weinig sprake. Hij komt vooral uitgelaten over, ook al probeert hij dat een beetje te verbergen. Want het onderwerp van gesprek, de reden voor mijn bezoek aan deze locatie in hartje Amsterdam, is zijn nieuwe film.

In het gebouw is het reclamebedrijf gevestigd waar regisseur Eddy Terstall ook voor werkt. De ruime, lege kamers lijken net een filmset. Kunstmatig, dromerig. De ruimte schept evenwel een rustige sfeer, en het is wennen aan de gedachte dat Terstall hier, op deze stoffige Mac, aan het sleutelen is aan Deal, de film die ik alvast mag bekijken. Een vreemde situatie: niet alleen nodigen cineasten mij zelden of nooit uit om naar hun projecten te kijken die nog niet helemaal klaar zijn, ook lijkt zoiets mij nauwelijks aantrekkelijk. Toch zit ik hier. Met mijn kopje lauwe koffie. En ik vraag me niet voor de eerste keer deze ochtend af: waarom nou?

Een deel van een antwoord heb ik binnen twee minuten na de start van de film op het laptopscherm. Het andere deel heeft te maken met Terstall zelf. Althans zijn werk. Hij bezit net als de halve Amerikaan Paul Verhoeven, de oude rot Alex van Warmerdam en de nieuwe roos Sacha Polak, de gave zijn werk een dringende kwaliteit te geven die de benauwende grenzen van het lokale overstijgt zonder aan authenticiteit in te boeten. Dat komt doordat ze films maken die zowel de ziel van specifiek de Nederlander, en daarmee de symboliek van tijd en plaats, als de psychologie van de mens blootleggen. Deze combinatie van universaliteit en singulariteit blijkt vooral in Terstalls grootste succes, Simon, zijn film over euthanasie uit 2004 waarvoor hij een Gouden Kalf kreeg en die samen met SEXtet (2007) en Vox Populi (2009) een losse trilogie vormt over seks, politiek en moraal.

Toen ik deze films destijds zag viel mij vooral op dat vorm bij Terstall een bijkomstigheid is. Het is alsof hij zich in zijn jacht naar een maatschappelijke en politieke werkelijkheid niet kan veroorloven postmodernistisch te mijmeren over ‘feit’ en ‘fictie’ noch vrijblijvend die grijze middenweg van romcom of thriller te volgen die op dit moment door de meeste van zijn collega’s wordt bewandeld. Terstall is een dwarsligger. Dat is hoe hij werkt, dat is de methode Eddy, dat is de reden waarom niemand om hem heen kan.

Maar zo eenvoudig is het niet. Op het moment dat ik die film zag, aan het begin van de zomer, had Terstall nog geen distributeur voor zijn film. Als de kijker en dus ook recensent niet naar de film kan gaan, dan breng je de kijker en dus ook recensent gewoon naar de film. Zoiets.

In stamcafé De Kat in de Wijngaert raken na sluitingstijd barmeisje Sara (Roberta Petzoldt) en vaste gast Midas (Teun Kuilboer) met elkaar in gesprek. Muziek klinkt, jazz van saxofonist Benjamin Herman (die de hele soundtrack heeft verzorgd). De sfeer is loom, maar de woorden van Sara en Midas zijn beladen, zeker wanneer Sara opmerkt dat ze liever een hoer zou willen zijn dan dat ze violiste wordt. Niet geheel duidelijk is of ze elkaar nu leuk vinden en dus op de versiertoer zijn. En al helemaal niet wanneer Sara wil weten hoeveel geld Midas ervoor over zou hebben om met haar in bed te belanden. Midas denkt dat ze dronken is, maar ze is bloedserieus, wat bevestigd wordt als ze gedecideerd zegt dat Midas ernaar kan fluiten op een andere manier seks met haar te hebben. Midas, zoon van een bankier, ziet z’n kans en zegt: ‘Deal.’

Van meet af aan hebben de scènes een spontane kwaliteit. Midas en Sara praten onophoudelijk met elkaar. En toch: echt contact maken ze nauwelijks. Ze blijken er niet toe in staat vat te krijgen op wat belangrijk of authentiek in hun bestaan is. Misschien is dat de reden voor het contract dat ze met elkaar in de bar afsluiten: in een ultieme poging tot elkaar door te dringen dagen ze elkaar uit de meest fysieke en daardoor meest intieme van alle menselijke handelingen af te dwingen. Het lijkt frivool, een grap. Maar de gevolgen zijn verstrekkend.

Op een manier doet Deal denken aan Steve McQueens recente film Shame, met Michael Fassbender in de rol van een man die aan seks verslaafd is, juist omdat hij geen echt contact met andere mensen kan maken. Voor hem is seks met vreemden makkelijker dan een normale relatie met een vrouw. Veel hiervan is terug te vinden in Deal, maar dan andersom: Sara en Midas kunnen oeverloos met elkaar kletsen – communiceren dus, datgene wat de hoofd­persoon in Shame niet kan – maar een waardevolle ‘connectie’ met elkaar maken, nee.

Misschien brengt de zon soelaas. Om het contract uit te voeren reizen Sara en Midas naar Barcelona, waar het grootste gedeelte van het verhaal zich afspeelt. Dat is een mooie beweging: evenals in Van Warmerdams Grimm (2003) verruilen de personages de donkere, benauwde Hollandse werkelijkheid voor het weidse van het Spaanse landschap, hier in de vorm van de spannende Catalaanse hoofdstad. Misschien dat het op het strand lukt, denk je dan. Maar nee. Zelfs wanneer de bloedmooie Sara zich ontkleedt, wanneer ze slechts in haar lingerie voor Midas staat, gebeurt er nog niets. Sterker, hij stelt juist op dit moment een vraag die het vanwege de door de regisseur bedoelde knulligheid ervan verdient een klassieke status te krijgen, namelijk: ‘Wat kost een beha?’ Het geniale aan deze vraag zit ’m in de naturalistische stijl van het acteren – het lijkt wel of Midas en Sara ons een spiegel voorhouden. Het is zo herkenbaar: ook zij zijn constant met hun mobieltjes bezig, ook zij blijven met elkaar praten over volstrekt nutteloze dingen (de prijs van een beha). En ook bij hen is dat een rookgordijn. Want waar het in werkelijkheid om gaat is van levensbelang, namelijk de mogelijkheid, of niet, van de echte, romantische liefde.

Een soulzanger in de lobby van het hotel waar Midas en Sara verblijven zingt een liedje met de tekst: ‘There’d be days like this.’ Dat is een subtiele verwijzing naar de mogelijkheid dat er toch iets substantieels op het spel staat. Niet zomaar een ontmoeting, niet zomaar een weekendje in de zon. Nee, dagen of een dag zoals deze. Waarin alles verandert. En ze voelen allebei aan dat er veel op het spel staat.

De spanning stijgt naarmate de nacht nadert. Wat raken ze kwijt als ze doorgaan met de deal, wat lopen ze mis als ze dat niet doen? Hoe het allemaal afloopt is onvoorspelbaar en opwindend om te zien. De scènes waarin de slapeloze Midas als een soort schaduwfiguur van Ethan Hawke in Richard Linklaters Before Sunset (2004) door de straten van Barcelona wandelt – überhaupt de fotografie van de stad bij nacht en ook nog op de maat van Hermans jazz – zijn prachtig.

Het is een film die je het best ‘puur’ kunt zien, zoals ik in die ruimte in Amsterdam. Misschien gaat het te ver en verklap ik te veel, maar Midas en Sara komen op een gegeven moment toch dichter bij elkaar, en dan spreekt een van hen de tekst ‘voelen niet denken’ uit. Een keerpunt. Inderdaad, wat denken deze personages veel, wat voelen ze weinig, in ieder geval in het begin. Mooi is dat deze anonimiteit langzaam verandert naarmate ze het dramatische aan hun situatie door hebben. Sara zegt: ‘Het is ook wel een beetje een film waarin we zitten…’ Door fictie ontdekken ze de realiteit van hun eigen leven, worden ze ‘gek’, realiseren ze zich dat ‘iedereen gek is, maar dat je dat bij de meeste mensen niet merkt’.

Deal heeft een sluitend einde, een ‘les’, een wonderschone aftiteling. Dat zijn dingen die de kijkers naar deze film beter zelf kunnen ‘ervaren’. Een analyse zou te ver gaan. Tegelijk dwingt de film je tot analyse, forceert hij het creëren van betekenis. Dat gebeurt in de beste films.

Prachtige film, zeg ik tegen Terstall wanneer hij weer verschijnt om mij op te halen. Bescheiden bedankt hij mij voor het compliment. Ik voeg eraan toe dat de teksten in zijn film naturalistisch worden uitgesproken, en we hebben het over de wijze waarop zo’n ‘praatfilm’ toch wel staat of valt bij de lengte van scènes en het ritme van de montage, in de mise-en-scène, waarop hij iets zegt over Eric Rohmer, de nouvelle vague-cineast die praatfilms maakte als geen ander.

We nemen afscheid. Terstall keert terug naar de grote, lege ruimte waar alleen zijn laptop op een tafel staat.

Recent, nadat bekend is geworden dat het met crowdfunding gemaakte Deal op de valreep ook nog door het Filmfonds wordt gesteund, toch een distributeur heeft en bovendien kon rekenen op een ‘megapremière’ in eye, zag ik de film weer. Hij is nog beter dan ik had gedacht. Het einde, de beslissing die de personages uiteindelijk nemen, vooral Sara, past naadloos in de verhaalwerkelijkheid. En in de echte werkelijkheid.


Deal is nu te zien