Volgens minister Kamp gaat het heel goed met de reductie van de CO2-uitstoot in Nederland. De vlag kan uit, vindt de vertrekkende minister van Economische Zaken, omdat de uitstoot van broeikasgassen tussen het tweede kwartaal van vorig jaar en het tweede kwartaal van dit jaar met één procent is afgenomen.

Kamp wil graag de geschiedenisboeken in gaan als de minister die daadwerkelijk een trendbreuk heeft veroorzaakt. Daar waar zijn voorgangers vooral veel woorden wijdden aan een beter milieu kwam hij met concrete maatregelen. Het is een boodschap die vvd’ers veelvuldig uitdragen maar die door cijfers niet ondersteund wordt. Kamps beleid kan niet anders dan als ruim onvoldoende beoordeeld worden.

Vorig jaar nam de Nederlandse uitstoot namelijk met drie procent toe, vooral omdat schoorstenen van de vaderlandse industrie weer volop ookten. De grote industriële bedrijven konden dit zo goed als kosteloos doen, blijkt uit de data-analyse die we [deze week in De Groene publiceren, omdat de grootste Nederlandse opwarmers veruit de meeste gratis rechten voor CO2-uitstoot door de EU krijgen overgemaakt. Alleen kleine ondernemingen die nauwelijks wat uitstoten, moeten bijbetalen.

‘Wij willen wel maar Europa blokkeert verbetering’, beweert de regering al jaren

Terwijl in heel Europa de CO2-uitstoot veel langzamer daalt dan zou moeten om de afspraken van Parijs te halen – maar het daalt wel – stijgt de Nederlandse uitstoot de laatste jaren. Vanaf 2010, grotendeels onder de kabinetten-Rutte, met maar liefst negen procent. Andere, vergelijkbare Europese landen doen het veel en veel beter. In Duitsland daalde de emissie in dezelfde periode met dertien procent, Groot-Brittannië laat vanaf 2013 zelfs een daling van dertig procent zien.

Nederland wijt het eigen falen aan het Europese ets-systeem. En inderdaad: het instrument dat prachtig zou kunnen werken omdat het een prijs hangt aan elke ton broeikasgas functioneert niet omdat de marktprijs (vijf euro) veel te laag is om innovatie te stimuleren. Al twaalf jaar wordt zo een Europees bureaucratisch systeem in de lucht gehouden dat nauwelijks milieuwinst oplevert.

Over hoe het ets vlotgetrokken kan worden, zijn de deskundigen het eens: verminder het aantal gratis rechten dat Europa uitdeelt. Dan stijgt de prijs en dan moeten ook de Nederlandse grote opwarmers de portemonnee trekken. Maar die simpele oplossing loopt stuk op de Brusselse lobbypraktijk. De ruim 30.000 (!) lobbyisten van het bedrijfsleven – de non-profitsector heeft er slechts drieduizend – bestoken wankelmoedige europarlementariërs met het werkgelegenheidsargument: ‘Anders vertrekt de industrie uit Europa.’ Die stelling wordt met geen enkel feit ondersteund. Dit jaar sneuvelde daardoor in het Europarlement het voorstel dat voorzichtig het aantal sectoren wilde verminderen dat gratis rechten krijgt.

‘Wij willen wel maar Europa blokkeert verbetering.’ Achter dit argument verschuilt de regering-Rutte zich al een aantal jaar. Nu is een effectief Europees milieubeleid natuurlijk veruit te prefereren boven allerlei nationale oplossingen. Maar het kan ook niet zo zijn dat het tempo van nationaal beleid wordt bepaald door Oost-Europese parlementsleden die het liefst nog alle bruinkool uit de grond halen, of door christen-democratische leden van het Europarlement die voor de lobbyisten van de industrie altijd de prime targets zijn.

Juist omdat het ets voor het Nederlandse bedrijfsleven zo goed uitpakt – en voor het milieu zo slecht – zou de nieuwe regering zelf met strengere regels moeten komen. Er kan bijvoorbeeld een koolstofbelasting worden ingevoerd. Groot-Brittannië, Ierland, Zweden en Finland gingen ons land al voor. Als Kamp echt als milieukampioen herinnerd wil worden, dan fietst hij dat voorstel nog net even via zijn partijleider het regeerakkoord in.