Behrouz Boochani voor de kust van Manus island, Papoea-Nieuw-Guinea, juni 2018 © Jonas Gratzer / LightRocket / Getty Images)

We zijn vierhonderd mensen/ vierhonderd verdwaalde zielen in een kleine afgesloten ruimte/ vierhonderd gevangenen/ Die de nachten tegemoetzien/ …zodat we weg kunnen/ …naar onze nachtmerries. Na een levensgevaarlijke reis, waarin Behrouz Boochani drie maanden in een kelder in Jakarta zat, nauwelijks iets te eten had, met tientallen anderen doodsangsten uitstond op een boot die lek bleek, hij net op tijd uit de golven werd gered en later tot zijn geluk door de Australische marine werd opgepikt, komt hij aan op het Australische Kersteiland. Hij denkt dat hij dan eindelijk de vrije wereld heeft bereikt, de wereld waarheen hij is gevlucht vanuit Iran als Koerd, dichter, journalist en kritisch schrijver. In plaats daarvan wordt hij met honderden andere mannen, medevluchtelingen, gevangen gezet op Manus, een afgelegen eiland van Papoea-Nieuw-Guinea in de Stille Oceaan. Ouders met kinderen worden naar een vergelijkbaar detentiecentrum op het eilandje Nauru gebracht.

Het is dan 2013. Net die zomer heeft Australië ‘Operation Sovereign Borders’ ingevoerd, een door militairen uitgevoerd grensbewakingsprogramma waarin is bepaald dat elke vluchteling die illegaal het land in komt, zal worden opgesloten in een zogenaamd ‘Regional Processing Centre’. Papoea-Nieuw-Guinea heeft ermee ingestemd deze kampen te hosten in ruil voor zo’n driehonderd miljoen dollar. Boochani heeft de pech vier dagen na de invoering in Australië aan te komen. Voordat hij in een propellervliegtuigje wordt afgevoerd naar het Manus-detentiekamp moet hij gedwongen langs persfotografen lopen die hun camera’s gretig op hem en de zijnen richten. Hij heeft dan al geen naam meer, maar is een nummer: MEG45. ‘Ik dien als voorbeeld. Ze staren naar me, bekijken me, registreren hoe ik er precies op dit moment uitzie, zien hoe de twee beambten me als een gevaarlijke crimineel wegslepen.’

Hij komt terecht in de Fox-gevangenis, waar hij met vierhonderd mannen moet leven op een terrein niet groter dan een voetbalveld, in de verstikkende hitte, omringd door hekken. Over de jarenlange gevangenschap die volgt, heeft Behrouz Boochani het boek Alleen de bergen zijn mijn vrienden geschreven. Hij laat daarin zien hoe het Australische asielsysteem totaal uit de hand is gelopen, hoe het is verworden tot een afschrikkingsmachine, een martelkamp. Zijn boek is een aanklacht tegen het Australische asielbeleid, maar ook tegen dat van het hele Westen, waarvan deze kampen een uitwas zijn.

De Australische overheid probeert aan alle kanten te voorkomen dat de verhalen van vluchtelingen uit de gevangenis naar buiten komen, werknemers die in het openbaar spreken over wat ze zien of horen op de detentielocaties riskeren volgens de Australische wet tot twee jaar gevangenisstraf, journalisten wordt stelselmatig de toegang tot Manus en Nauru ontzegd, evenals advocaten. Papier en pen zijn in het kamp niet te krijgen. Voor de telefooncellen moeten gevangenen urenlang in de rij staan en als ze pech hebben, treffen ze een telefoon die kapot is, dan moeten ze het een week later nog eens proberen. Slechts geleidelijk lekken getuigenissen van overlevenden en klokkenluiders uit, evenals beschuldigingen van seksueel en fysiek misbruik.

Ten tijde van de Koude Oorlog smokkelden dissidente schrijvers uit de Sovjet-Unie en het Oostblok regelmatig teksten en clandestien gedrukte boeken via ondergrondse kanalen over de grens. Samizdat – Russisch voor ‘zelf publiceren’ – heette dit systeem. Boeken die in de Sovjet-Unie waren verboden, zoals Dokter Zjivago van Boris Pasternak, Kankerpaviljoen van Aleksandr Solzjenitsyn, verschenen eerst in de samizdat. In 1971 smokkelde schrijver en politiek activist Vladimir Boekovski documenten over het misbruik van psychiatrische instellingen voor politieke doeleinden naar het Westen. Zelf had hij twaalf jaar vastgezeten in sovjetgevangenissen en werkkampen, en in psychiatrische klinieken met dwangbehandeling. Zijn informatie zorgde ervoor dat mensenrechtenactivisten uit de hele wereld in actie kwamen.

Alleen de bergen zijn mijn vrienden kan worden beschouwd als gevangenisliteratuur, vergelijkbaar met De Profundis van Oscar Wilde of Notities uit de gevangenis van Antonio Gramsci, zoals de Australische auteur Richard Flanagan schrijft in zijn inleiding bij het boek. Maar ook als een moderne variant op de samizdat-literatuur. Behrouz Boochani schreef zijn boek op basis van tweets, tekstberichten, filmpjes, telefoontjes en e-mails die hij in het geheim verstuurde. De mobiele telefoon was alles op Manus. Wekenlang hamsterde Boochani sigaretten om die met lokale medewerkers van het detentiecentrum te ruilen voor een mobiele telefoon. Bewakers voerden echter midden in de nacht verrassingsinspecties uit en Boochani’s telefoon werd twee keer in beslag genomen. Elke keer zat er niets anders op dan opnieuw te beginnen met sigaretten sparen. Hij schreef dan tijdelijk met de hand, leende soms een telefoon van een vriend om geluidsopnamen te versturen.

Het hele systeem is gebaseerd op ontmenselijking, betoogt Boochani

Wat de stencilmachine was voor sovjetdissidenten was de mobiele telefoon voor Boochani: het was het hulpmiddel waarmee hij zijn samizdat-berichten de gevangenis uit kon smokkelen om de buitenwereld te vertellen over dat wat de Australische regering geheim wilde houden. Hij stuurde zijn teksten in het Perzisch meestal naar Moones Mansoubi, pleitbezorger van vluchtelingen in Sydney en een van zijn vertalers, zij ordende het materiaal in hoofdstukken en stuurde die naar Omid Tofighian, een Iraans-Australische universitair docent filosofie, die de vertaling vanuit het Perzisch naar het Engels verzorgde. Het boek was een intensief samenwerkingsproject tussen schrijver, vertaler en adviseurs. Ook Boochani en Tofighian appten zo veel mogelijk heen en weer over de vertaling en hoe ze de passages het best konden rangschikken. De zinnen en passages zijn bewust gefragmenteerd en verstoord. Samen vermengen ze poëzie en proza tot een genre dat Tofighian aan het eind van het boek ‘horror-surrealisme’ noemt.

Aan die ‘horror’ is tijdens het lezen van het boek niet te ontsnappen. Boochani wisselt de beschrijvingen van de verschrikkelijke omstandigheden en het dagelijks leven in het kamp af met bespiegelingen en filosofieën over wat gevangenissystemen met mensen, zowel de gevangenen als hun bewakers, doen. Het hele systeem in de gevangenis, zo betoogt Behrouz Boochani, is gebaseerd op ontmenselijking. De gevangenen krijgen stelselmatig te weinig te eten, er zijn onbegrijpelijke regels die plotseling kunnen veranderen, ze krijgen soms een half kopje melk, precies afgemeten, bekers die te vol worden geschonken door de koks worden weggegooid, soms wordt er een taart gebracht op de afdeling, altijd te weinig, met als gevolg dat de uitgehongerde mannen zich erop storten en een deel niets krijgt – ‘De bedoeling is dat we elkaar gaan haten’ –, ze moeten dagelijks uren in de rij staan in de brandende zon voor hun eten, ook daar geldt: de eersten krijgen veel, de laatsten hooguit de restjes, soms is het op. Het is verboden om te kaarten of andere spelletjes te doen, een geïmproviseerd backgammonbord wordt direct vernietigd, er is geen privacy, alleen op de wc kun je even alleen zijn, maar dan sta je wel tot je enkels in de drek. Er is niets om de tijd mee door te komen, behalve in de rij staan, ook voor sigaretten en de telefooncel – ‘Wachten’, schrijft Boochani ergens, ‘is een martelwerktuig van de tijd’.

Overal zitten bewakers van G4S. ‘Alle hoeken en gaten op de meest afgelegen plekken van de gevangenis worden beheerst door hun blik – ogen die ons opsporen en vastbesloten zijn ons te volgen.’ Hij noemt het het Kyriarchale Systeem, een term die in 1992 werd geïntroduceerd door feministe Elisabeth Schüssler Fiorenza, een theorie over ‘sociale systemen die aan elkaar gekoppeld zijn in het belang van overheersing, onderdrukking en onderwerping’. Door de langdurige en onzekere detentie brokkelt de mentale en fysieke gezondheid onder de asielzoekers af, zelfverminking neemt toe. Tenminste zestien vluchtelingen op Manus, Nauru en Kersteiland sterven tijdens hun hechtenis, sommigen plegen zelfmoord, anderen wordt een adequate medische behandeling geweigerd, Boochani’s vriend Reza Barati wordt vermoord door bewakers tijdens een gevangenenopstand.

Als No Friends but the Mountains in 2018 wordt gepubliceerd, zorgt het voor grote verontwaardiging wereldwijd. Zeker nadat hij in 2019 de prestigieuze Victorian Prize for Literature heeft gewonnen en later de Victorian Premier’s Literary, terwijl hij nog steeds op Manus wordt vastgehouden. De Manus-gevangenis, die al in 2016 illegaal was verklaard door de Hoge Raad van Papoea-Nieuw-Guinea, sluit in 2017. Omdat de gevangenen geen papieren hebben mogen ze echter nog steeds het eiland niet verlaten. In 2019 worden de meeste andere asielzoekers overgebracht naar motels in de hoofdstad Port Moresby, omdat blijkbaar niemand weet wat ze er anders mee moeten doen. Later dat jaar mag Boochani op een toeristenvisum naar Nieuw-Zeeland reizen om een literair festival te bezoeken. Daar krijgt hij asiel.

Behrouz Boochani wil met Alleen de bergen zijn mijn vrienden laten zien dat de asielzoekers op Manus werden gemarteld. ‘Niet mishandeld of beroofd van mensenrechten, maar gemarteld’, zoals hij in een interview met The New York Times in 2020 uitlegt. Boochani schetst in zijn boek het strategische gebruik van verhongering, dorst, slapeloosheid, ziekte en emotionele druk als martelwerktuigen en is ervan overtuigd dat de systematische psychologische kwelling en ontmenselijking bedoeld waren om hen helemaal te vernietigen. Hij ziet de vluchtelingengevangenissen op Manus en Nauru niet als uitzondering, maar als een uitvloeisel van het huidige grensbeleid. We leven in het tijdperk van kampen, zegt hij tegen The New York Times, kampen in het Midden-Oosten, op Griekse eilanden en langs de Amerikaans-Mexicaanse grens, op het kleine eiland Nauru, in Guantánamo, Bangladesh, Tsjaad, Colombia. Kampen vol staatlozen en vluchtelingen.

Behrouz Boochani wil geen empathie kweken met zijn verhaal, zo schrijft Omid Tofighian in zijn nawoord, maar hij wil kennis verspreiden om een filosofie te ontwikkelen die het systematische geweld van het grensbeleid blootlegt. Hij wil het systeem een spiegel voorhouden, en een historisch document creëren als eerbetoon aan iedereen die gedood is en die nog steeds in kampen leeft. ‘Ik blijf het systeem bevechten, en ik zal zegevieren’, schrijft Boochani aan Tofighian. ‘Het is nog een lange weg, maar ik zal slagen.’

Dissidente leeslijst

Dit is de laatste aflevering van zomerserie de dissidente leeslijst. In het voorjaar van 2023 is de leeslijst als boek verschenen bij uitgeverij Das Mag. Deze essaybundel is te koop in onze webwinkel.