Een herfstachtige augustusavond onder de Menenpoort in Ieper. De laatste jaren verzamelen zich, vooral in de zomermaanden, steeds meer mensen om rond achten het blazen van The Last Post bij te wonen. Nadat vier Ieperse brandweerlieden het appèl hebben geblazen loopt een kleine bejaarde dame met wapperend permanent naar het midden van de winderige poort. Ze declameert de zogenaamde exhortation, de vierde strofe uit For the Fallen van Laurence Binyon, zoals dat past bij een uitgebreide versie van deze dagelijkse herdenking van de Britse soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog sneuvelden: «They shall not grow old, as we that are left grow old:/ Age shall not weary them, nor the years condemn./ At the going down of the sun and in the morning/ We will remember them.»

Sommigen van het voor een deel uit Britse toeristen bestaande publiek antwoorden zoals het hoort met: «We will remember them.» Hoewel de herdachte doden 87 jaar geleden gesneuveld zijn, wordt hier en daar een traan weggepinkt. De dame van de declamatie inspecteert de klaroenblazers en wordt door veel mensen aangesproken. Toen deze ceremonie in 1927 werd ingesteld, was het de bedoeling dat de exhortation werd gedeclameerd door een veteraan uit de Grote Oorlog. Anno 2004 zijn er daar nog maar heel weinig van, maar in de ogen van velen is deze dame een aanvaardbaar substituut.

Lyn Macdonald heeft vanaf de jaren zeventig acht boeken over de Eerste Wereldoorlog gepubliceerd, allemaal gebaseerd op interviews met veteranen en op door haar verzamelde documenten. Op basis van deze documentatie over zo’n drieduizend overlevenden schreef ze onder andere boeken over de eerste maanden van de oorlog, over de slag aan de Somme en over het laatste Duitse offensief in maart 1918. In 1978 debuteerde deze voormalige radio producente van de BBC met They called it Passchendaele, over de zogenoemde Derde Slag bij Ieper in 1917.

Ter gelegenheid van de onlangs verschenen Nederlandse vertaling van dit boek organiseerden de twee uitgeverijen een busreisje voor journalisten langs het front van Ieper, met als reisleidster Lyn Macdonald. Haar exacte leeftijd houdt ze geheim en aan haar energie en gedrevenheid kun je niet aflezen dat ze achter in de zeventig moet zijn. Onvermoeibaar beschrijft ze het slagveld, wijst ze op allerlei zaken die de gewone bezoeker ontgaan, en vertelt ze het ene verhaal na het andere. Er zitten humoristische anekdotes bij, zoals van de dronken tunnelgraver die lallend door het niemandsland zwalkte en die ook door de Duitsers werd toegejuicht, of van de stafofficier die zich afvroeg wat een bataljon van duizend man moet beginnen met tweeduizend ton ammonil, een middel om de seksuele driften te beteugelen, en pas later doorhad dat het ging om het explosief ammonal. Het merendeel van de verhalen is echter gruwelijk en dramatisch.

De Britten bevonden zich bij Ieper in een saillant, een uitstulping in de frontlinie, waardoor ze van drie kanten constant onder vuur konden worden genomen door de Duitsers, die zich op de omringende heuveltjes hadden ingegraven. De Britse opperbevelhebber Haig wilde hier doorbreken, en vervolgens de havens van Oostende en Zeebrugge innemen, zodat de Duitsers beroofd zouden zijn van twee belangrijke U-bootbases.

Bovenop Hill 60, het zestig meter hoge heuveltje dat bij het begin van het offensief met een enorme ammonalmijn werd opgeblazen, legt Macdonald uit hoe het slagveld eruitzag: «Stel je voor, je haalt een graafmachine en die laat je de bovenlaag van dit grasveldje verwijderen. Vervolgens laat je een paar duizend man een paar uur heen en weer hollen, en daarna stortregent het weken achter elkaar. Dan heb je het soort modderpoel waar onze jongens doorheen moesten.»

Terwijl we bij Railway Wood, het puntje van de saillant, schuilen voor een hoosbui verklaart Macdonald dat dit «real Passendale weather» is. Nadat op 31 juli het offensief was begonnen volgde de natste augustusmaand sinds mensenheugenis, zodat niet alleen het granaatvuur talloze slachtoffers maakte, maar ook duizenden soldaten met hun zware uitrusting op de rug verdronken in de modder.

In de Menenpoort zijn ruim 55.000 namen van Britse soldaten uitgebeiteld. Dat zijn niet de namen van allen die rond Ieper zijn gesneuveld, het zijn slechts de namen van hen die in de Vlaamse modder niet zijn teruggevonden. In totaal kwamen bij Ieper meer dan 250.000 Britten om, in een maandenlang inferno dat slechts enkele kilometers terreinwinst opleverde. Het was een slachting die doorgaans «zinloos» wordt genoemd. En wie vanuit het heden kijkt naar het verbijsterende bloedbad van de Eerste Wereldoorlog, die veel minder dan de Tweede een strijd tussen good guys en bad guys leek, is gauw geneigd die gehele oorlog als zinloos te beschouwen.

Lyn Macdonald wil er niets van weten. «Haar» jongens zijn niet voor niets gesneuveld. «Uiteraard hebben ze gefoeterd, hebben ze de generaals die hen onmogelijke opdrachten gaven vervloekt, maar ze wisten waarvoor ze vochten. Als je dat niet weet, als je niet gemotiveerd bent, houd je dit niet vol, dan helpt zelfs de angst voor het vuur peloton niet.» In haar voorwoord bij Passendale 1917 schrijft de Belgische historica Sophie de Schaepdrijver dat wij niet kunnen begrijpen waarom die soldaten bleven vechten, omdat hun cultuur de onze niet meer is. De geestelijke horizon van de mensen werd toen bepaald door het begrip plicht, terwijl wij nu vooral aan onze rechten denken. Zij citeert de vrouw van de eerste Engelse soldaat die gewond terugkeerde uit de Falkland-oorlog: «Mijn man is niet bij het leger gegaan om beschoten te worden!»

Elke avond worden om acht uur onder de Menenpoort de honderd duizenden jongens uit Groot-Brittannië, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland herdacht die deden wat zij als hun plicht beschouwden. Met haar aangrijpende en prachtige boeken heeft Lyn Macdonald ze een stem gegeven, voordat het te laat was. «Mijn laatste lad stierf afgelopen mei, hij was 105 geworden.» Ze heeft nu hun plaats ingenomen.