Het overgrote deel van de wereldgeschiedenis bestaat uit non-gebeurtenissen. Mensen zitten bijeen en kletsen wat. Een auto rijdt voorbij en komt veilig op zijn bestemming aan. Op een stralende zondagmiddag in een kale nieuwbouwstraat glijdt de schaduw van een enkele wolk over de zachtroze tegels van het fietspad. Het is gebeurd, maar het werd door niemand gezien. En als het al gezien werd, was er geen enkele reden om het vast te leggen. Geen onvergetelijk moment van snapshot-waarde.
Het zijn juist deze momenten, het alledaagse kader waarbinnen de officiële geschiedenis zich afspeelt, die de grondtoon van het oeuvre van Marcel van Eeden bepalen.
Marcel van Eeden: «Ik gebruik veel oude fotos. Maar alleen de goede. Oude fotos die ik niet kan gebruiken zijn bijvoorbeeld van het soort: bioscooppubliek dat massaal, met stereoscopische brilletjes op, naar een 3D-film kijkt. Of een jongetje bij de dokter. Jaren vijftig. Dat zijn voor mij onbruikbare beelden. Het is zoiets als een jukebox in je kamer zetten. Of een fifties-auto voor de deur. Daar gaat mijn werk niet over.»
Marcel van Eeden zit in zijn kleine atelier en selecteert de zeshonderd tekeningen die op zijn expositie in het GEM te Den Haag komen te hangen. Hij stopt ze in plastic mapjes voor de lijstenmakers. De tekeningen zijn niet gefixeerd en alleen gemaakt op 300 grams Fabriano-papier van identiek gescheurd formaat, 19 x 28 cm. Sinds tien jaar maakt Van Eeden elke dag minstens één tekening. Als een tekening klaar is, maakt hij er een scan van. Vervolgens plaatst hij, sinds ruim twee jaar, de tekening op zijn website. In chronologische volgorde. Op dit moment staat de teller op 820.
Marcel van Eeden tekent de wereld zoals die eruitzag toen hijzelf er nog niet was. Vóór 1965, zijn geboortejaar. Hij tekent fotos na, met name uit boeken die in Finland, (toenmalig) Tsjecho-Slowakije, Hongarije, Duitsland of Zuid- en Midden-Amerika verschenen.
We verbazen ons gezamenlijk over het bijna totaal ontbreken van beelden uit Engeland en Frankrijk. Die komen, realiseert Van Eeden zich plotseling, vrijwel nooit door zijn intuïtieve selectie heen: «Geen flauw idee hoe dat komt. Het opvallende is wel dat ik tijdens een expositie laatst in Engeland bijna niets heb verkocht, terwijl hetzelfde werk het in Duitsland bijvoorbeeld heel goed doet.»
«Daar herkennen ze het natuurlijk.»
«Ja, dat zal het wel zijn.»
Maar wat is het dan dat de Duitsers wel en de Fransen niet herkennen in zijn tekeningen?
Een lastig te beantwoorden vraag. Want hoewel Van Eedens werk aan duidelijkheid weinig te wensen overlaat, blijkt de exacte aantrekkingskracht ervan moeilijk te beschrijven. Je zou het kunnen afdoen met «nostalgie naar een nog ongeschonden toekomst», maar dat lijkt te eenvoudig.
Met de beelden die hij kiest, portretteert Marcel van Eeden zijn persoonlijke relatie met de geschiedenis. Hij laat zien wat hij wil laten zien. Lege pleinen. Theater, soms. Geometrische studies. Surrealistische teksten. Maar «het», dat onbepaalde dat de beelden kiest, sluit dus om de een of andere reden beelden uit Frankrijk en Engeland uit. Omdat daar niet te vinden is wat hij zoekt.
Er gaat iets dreigends, want persoonlijks, uit van de inmiddels drieduizend tekeningen. Alleen al door het aantal realiseer je je: dit werd niet zomaar getekend. Dit zijn niet zomaar plaatjes. Maar wat zijn het dan wél? Welke geest is het die deze beelden selecteert? En op welke gronden werden ze gekozen? Maar zoals in een oud fotoalbum vader ook altijd buiten beeld bleef omdat hij de fotos maakte, blijft ook hier de hoofdpersoon achter de camera.
Marcel van Eeden: «Ik heb het idee dat de beelden door een outsider werden gezien. De ik-persoon van de tekeningen valt niet per se samen met mij. Maar als je al die beelden achter elkaar zet, ontstaat er wel een verhaal en een vermoeden van een persoonlijkheid.»
Die persoonlijkheid kennen we alleen maar via de fotos die hij ons laat zien. Een persoon die beelden fotografeert van modernistische vooruitgangsarchitectuur. Zonovergoten stille straten waar de geur van nat cement nog in de lucht hangt. Beelden van een hoopvolle, rustige tijd. Beduusd en bedeesd van het kabaal en de nachtmerrie van de oorlogen die zij juist achter zich had gelaten. Een tijd die vol was van toekomst; een toekomst die, dat stond vast, een verbeterde versie van het heden zou zijn.
«Maar na 1965, direct na mijn geboorte, begint het mis te gaan. Kantelt de hele boel, en vervliegt de hoop. Het geloof in de vooruitgang. Het geloof ook in de magische rol van de kunst.»
Als de grootste woede van de protestbewegingen van de jaren zestig is verdampt in repressieve tolerantie is de hoopvolle geur van vers cement vervangen door het verstikkende parfum van de ironie.
«Het magische heeft plaatsgemaakt voor het realisme en de ironie. De grote themas hebben aan geloofwaardigheid ingeboet. Waar kun je nog in geloven? De kunstenaar wordt teruggeworpen op zijn persoonlijke werkelijkheid. Dat je s ochtends met moeite uit je bed komt en niet weet wat je moet doen. En dat wordt dan je onderwerp.»
Te midden van een bevroren en verstilde werkelijkheid vormen de terugkerende beelden van nachtelijke branden in Van Eedens oeuvre een opvallend thema. Kerken, kantoren, winkelpanden en schepen in de verte die door een felle brand in de as worden gelegd. Mensen komen in zijn beelden niet veel voor, en áls ze worden afgebeeld, zijn ze meestal passief. Het is als het leven zelf: meestal gebeuren de dingen niet. Maar áls er dan iets gebeurt, is het vaak onplezierig. Vernietiging, brand, ongeluk, dood, einde. Het wekt dus niet al te veel verbazing dat Marcel van Eeden twee edities van Schopenhauers De wereld als wil en voorstelling in zijn boekenkast heeft staan.
Voor de onmiskenbaar symboolgevoelige kunstenaar die hij is, doet Van Eeden opvallend nonchalant wanneer ik hem vraag naar de betekenis van de vele branden in zijn werk.
«Daar ben ik niet zo bewust mee bezig.»
Ik verdenk hem van bewuste onbenulligheid. Hij weet het heel goed, maar wil het niet benoemen. Een symbool moet immers een symbool blijven. Maar als ik mijn verbazing uitspreek over die onverwachte losheid laat hij zich toch tot een uitspraak verleiden. Hij zegt altijd bang te zijn geweest voor vuur, dat ook. En dan: al zijn werk staat op papier.
Maar dat lijkt niet de hoofdzaak. Die is van immateriële aard: «Het is het licht. Het pure licht. Je ziet het alleen maar, dat licht, omdat je het niet tekent. Dat wat je ziet, en tekent, zijn de schaduwen.»
Uit het licht, uit het vuur, ontstaat het beeld. De werkelijkheid bestaat alleen maar uit schaduwen. Schaduwen van het «echte ding», dat in het licht verborgen blijft.
Marcel van Eeden is geen visueel vernieuwer. Zijn tekenstijl is een toegankelijk amalgaam van bekende stijlen. Het gaat er dan ook niet om hoe de beelden worden getekend, maar welke. De beeldtaal moet zo neutraal mogelijk worden gehouden om alle voorrang aan het beeld zelf te geven. En mede daarom, zegt hij, is hij geen modern kunstenaar. En twijfelt hij er zelfs aan of hij wel kunstenaar is: «Ik moest wel kunstenaar worden om deze tekeningen te kunnen maken. Dat was wat ik wilde doen. Maar als het op een andere manier had gekund, was dat ook goed geweest.»
Zijn werk ontwikkelt zich niet. De vorm ligt vast. De gedachte erachter ook. Dit zal hij naar alle waarschijnlijkheid de rest van zijn leven blijven doen. Zijn publiek moet van hem in de toekomst geen radicale wendingen verwachten. Het is steeds weer hetzelfde lied.
«Ik ben als kunstenaar de bezorger van de tekeningen. En ik, Marcel van Eeden, weet heel goed dat ik die voorbije jaren niet echt kan oproepen. Ik ben ook niet achterlijk. Maar degene die de beelden selecteert en de tekeningen maakt, gelooft dat wel. Dat-ie zichzelf helemaal kan opheffen, en dus zichzelf kan laten zien, door die tekeningen te maken.»
«De kunstenaar als medium, niet als stilist.»
«Juist, maar dat is ook weer een idee dat niet meer van deze tijd is.»
Na de middelbare school begint Marcel van Eeden aan een studie Nederlands. Houdt dat één jaar vol. Daarna de Sociale Academie, ook één jaar. Waarna nog een jaar kunstgeschiedenis volgt. Pas daarna besluit hij dat het toch maar de kunstacademie moet worden.
De afdruk van dat studieverloop is goed herkenbaar in zijn weblog www.cioran63.com. Dagelijks presenteert Van Eeden daar zijn vondsten op het internet. Veel oude en moderne kunst met een lichte voorkeur voor het surreële en romantische. Ook veel oude fotos, literatuur, links naar Duitse en Engelse tijdschriften en kranten. Het weblog laat zich lezen als zijn persoonlijke culturele compendium. Het is een volwaardige tegenhanger van zijn tekenlog. Ook hier ontstaat, geschetst door links naar beelden en teksten van zijn voorkeur, een beeld van de mens achter het weblog. En net als voor de onzichtbare protagonist van zijn tekeningen kun je niet anders dan sympathie voor hem voelen. Omdat hij zo gretig en zo goed kijkt. Zo goed de juiste kant op kijkt.
Hij redt zich eigenlijk best in het leven. Tekeningen maken. Boeken lezen. Gezin. Weblog. Tekenlog. Tentoonstellingen. En nu een mooie catalogus. Maar toch vindt hij eigenlijk dat hij maar beter niet geboren had kunnen worden.
«Is het zo erg?»
«Nou ja, ik ben niet levensmoe of zo. Maar ik ben me wel dagelijks bewust van de enorm lange tijd voor en na mijn leven.»
Hij haalt Schopenhauer aan, die schreef niet te kunnen begrijpen waarom mensen bang zijn voor de dood, terwijl het gapende gat van de miljarden jaren voor hun geboorte hen geenszins angst lijkt aan te jagen. Ik herken de gedachte en herinner me het beeld dat ik kreeg toen ik het las.
«Tijdhoogtevrees.»
«Ja precies, dat is het», zegt Van Eeden.
Maar tijdens het tekenen heeft hij nergens last van. Dan bereikt hij een ideale staat van zijn en niet-zijn. Hij is er wél en ook weer níet als hij, al tekenend, op zoek gaat naar plekken waar de moleculen die zich nu in zijn lichaam verschuilen ooit woonden.
«De moleculen die ik nu ben, waren er altijd al. Alleen in een andere samenstelling.»
Zelf zegt hij dat zijn werk alleen maar over de dood gaat. Maar veel meer dan over het eindige gaat het over het eeuwig wederkerende. Het voortdurend schudden van dezelfde moleculaire kaarten. De wedergeboorte van wat ooit een mens was in een baksteen of een aantal koolstofmoleculen in een Negro-potlood van Koh-I-Noor.
De baksteen in de mens. De mens in de baksteen. Zo bezien kleeft er aan alle materie bloed en is niets (of alles) onbezield.
Zijn eerste ideeën over het kunstenaarschap kreeg Van Eeden op zestienjarige leeftijd, toen hij de inleiding van Paul Rodenko las bij de bloemlezing Voorbij de laatste stad van Gerrit Achterberg. Rodenko etaleerde in zijn tekst een vorm van kunstbeschouwing die in de jaren na 1965 rap aan geloofwaardigheid en gangbaarheid inboette. Kunstbeschouwing die ervan uitging dat een schilderij echt iets was. Dat het iets betekende. Dat het kon verklaren en veranderen. Van de kunstenaar werd binnen die orthodox-romantische wereldbeschouwing verwacht dat hij permanent in contact stond met het hogere. Zijn taak was, zoals Strindberg ooit in een interview stelde, niet minder dan «het oplossen van het wereldraadsel».
Dat magische denken sprak Van Eeden aan. De mogelijkheid om alles te kunnen omdraaien. Om van «ja» «nee» te kunnen maken; van het leven de dood en omgekeerd. In die context krijgen de telkens terugkerende branden in zijn werk een veel dwingender betekenis. Niet als het pure licht dat in zijn schaduw de werkelijkheid onthult, niet als verbeelding van de angst voor de vernietigende werking van het vuur, maar als noodzakelijk gegeven voor de wedergeboorte der dingen in zijn persoon. Want alleen de transformerende werking van het vuur en het vergaan en vervormen van materie heeft de moleculen waaruit hij nu is opgebouwd uit hun oude harnas kunnen bevrijden.
Van Eeden: «Rodenko schrijft heel serieus over de magiër Achterberg. Dat besef, het idee dat kunst tot taak heeft een mysterie te onthullen, is totaal verdwenen. Van de hedendaagse kunstenaar wordt met name verwacht dat hij in contact staat met zichzelf en de man in de straat.»
Bij die laatste uitspraak klinkt afkeuring door in zijn stem. Van Eeden is het niet met dat beeld eens. Maar hoezeer hij het ook anders zou wensen, bepaalde wapens zijn ook hem uit handen geslagen: «Ook ik ben aangestoken door het virus van de ironie en het relativisme. Hoewel de theorie die aan mijn werk ten grondslag ligt stamt uit de tijd van voor de jaren vijftig, zit er natuurlijk wel een typisch hedendaagse dubbelheid in. Iemand uit de jaren vijftig had dit werk niet kunnen maken.»
Maar het is juist deze dubbelzinnigheid waaraan Van Eedens tekeningen hun magnetische werking te danken hebben. Hij is die door hem beschreven hedendaagse kunstenaar. Want hijzelf is de hoofdpersoon van zijn werk. Niet de Marcel van Eeden die hij nu is. Niet de tekenaar die s nachts met de koptelefoon op, gezeten aan een klein bureau, systematisch schaduwen tekent. Hoofdpersoon is de materie die hij was voor zijn geboorte. Delen van hem die op een dromerige lenteavond in het verleden door een stille zijstraat dwarrelden. Materie die vanaf 1965 heel even zou samenklonteren in zijn lichaam en die zijn geest zou aanmoedigen de route die ze gevolgd had in kaart te brengen. En zo ontstaat, in duizenden tekeningen, een zelfportret. Een zelfportret van degene die hij was, toen hij er nog niet was.
Tekeningen van Marcel van Eeden, 29 juni t/m 28 september 2003 in het GEM, Den Haag
Catalogus: Marcel van Eeden, tekeningen / zeichnungen / drawings / dibujos 1993-2003
Verlag für moderne Kunst Nürnberg
224 blz., 2250 zwart-wit afbeeldingen
ISBN 3 936711 09 7
Tijdens de tentoonstelling vanaf 6 juli verkrijgbaar; softcover € 27,-, hardcover € 34,-
tekenlog: www.marcelvaneeden.nl
weblog: www.cioran63.com
www.gem-online.nl