Vanochtend hoorde ik iemand op televisie zeggen dat er geen enkel verband bestaat tussen milieuactivisme en de moord op Pim Fortuyn. Het zwijgen van de moordenaar verbiedt ons te speculeren over zijn motieven. En: als de verdachte bij Albert Heijn had gewerkt, had men ook niet zijn dienstverband als motief voor de moord zomaar aangevoerd?
Allereerst zou ik van de term «verdachte» af willen. Volkert van der G. is de moordenaar van Pim Fortuyn. Hij is op heterdaad betrapt. Door verschillende getuigen herkend. Gearresteerd terwijl hij poogde te ontsnappen. Was in het bezit van het moordwapen. Droeg kruitsporen op zijn hand. En in zijn auto werden documenten gevonden die bewijzen dat Van der G. zijn aanslag had voorbereid. Moord met voorbedachten rade dus.
Vervolgens stel ik me twee hypothetische vragen. Als Volkert van der G. zijn mond nooit meer opendoet, zullen we dan over twintig jaar nog steeds geen link mogen leggen tussen zijn activisme en de aanslag die hij pleegde? Mijn tweede vraag betreft de selectiviteit van de analyse ter linkerzijde, waar men het zwijgen van Volkert van der G. aangrijpt om met een grote bocht om de eventuele toedracht heen te lopen. Als niet Fortuyn maar Melkert of Rosenmöller door een (extreem) rechtse activist was vermoord, dit terwijl ze op het punt stonden de verkiezingen te winnen, zou men dan ook zo voorzichtig zijn in de analyse omtrent de motieven van de zwijgende moordenaar?
Ik wil de bewijslast omkeren: zolang Volkert van der G. zwijgt en geen andere redenen geeft voor zijn daad, moet men afgaan op de talrijke aanwijzingen die een link vormen tussen zijn activisme en zijn daad. Een kwestie van logica. Ik wil best aannemen dat andere motieven een rol spelen in deze moord. Dat bijvoorbeeld de moordenaar op jongere leeftijd door Fortuyn is misbruikt of dat hij uit ijdelheid een beroemd personage wilde elimineren. Maar dat zal ik pas doen wanneer Volkert van der G. een plausibele verklaring hierover zal afleggen.
Voorlopig zitten we met aanwijzingen die pleiten voor de relatie tussen activisme en moord. Het slachtoffer van Volkert van der G. had zich als enige van alle lijstrekkers onomwonden uitgesproken voor het fokken van pelsdieren, was voorstander van intensive veehouderij en was van mening dat er geen milieuprobleem bestond. Maar misschien nog belangrijker: Fortuyn was verantwoordelijk voor de aanstaande intrede van varkenshouder Wien van den Brink in de Tweede Kamer. De weinig scrupuleuze en rechtse activist Van den Brink is, als het gaat om het uitbuiten van dieren, het absolute kwaad in de ogen van milieuactivisten. Wat ook tegen Volkert van der G. pleitte, is de onopgeloste moord in 1996 op de hem zeer goed bekende Chris van de Werken. Deze milieuambtenaar werd door Van der G. als te coulant voor boeren beschouwd. Zijn uitschakeling vertoont gelijkenissen met die van Fortuyn. Het is van een ongekend toeval dat Volkert van der G. ook in deze zaak door de politie destijds is verhoord en zelfs kortstondig als verdachte werd beschouwd. Voorts: de techniek die de moordenaar gebruikt om de politie het hoofd te bieden, het zwijgen, komt uit het handboek van milieuactivisten en duidt niet na zon lange periode van stilte op overspannenheid.
Een verband leggen met het milieuactivisme van de moordenaar betekent natuurlijk niet dat Milieu-Offensief of soortgelijke organisaties criminele loges zijn die het vermoorden van mensen als basisprincipes hanteren. Maar het willens en wetens negeren van al die aanwijzingen belet elke vorm van introspectie en is hypocriet. Milieuactivisme heeft in de loop der jaren een spectaculaire verharding doorgemaakt. Zolang Volkert van der G. mijn stelling niet ontkracht door te praten, blijf ik denken dat aanslagen op goederen en gebouwen, het bedreigen van personen, ideologische starheid en toenemende onverdraagzaamheid een klimaat kunnen hebben geschapen waarin mensen als Volkert van der G. het gerechtvaardigd kunnen vinden een politicus als Pim Fortuyn te elimineren.