
Opeens was ze er, Mathilde Wantenaar. Jaargang 1993, instrumenten cello en piano, en haar stem. Gestudeerd bij Willem Jeths en Wim Henderickx, jong opgevallen en vroeg ingedaald. Ze schreef voor koor, ensembles, soms voor theater en, opmerkelijk bedreven, voor symfonieorkest. Daar staat ze niet alleen in. Het symfonische lijkt hier een kleine renaissance te beleven. Voor Wantenaars generatiegenoten Rick van Veldhuizen, Jan-Peter de Graaff, Karmit Fadael of Christiaan Richter is na een halve eeuw Hollandse ensemblecultuur het orkest weer een thuishaven.
Zijn lyriek en tonaliteit in het postmoderne muzieklandschap niets bijzonders meer, het gemak van schrijven en van klank ontdekken was dat bij deze componiste heel erg wél. Sprookjes voor viool en piano was teder zonder valse schaamte. Het mysterieuze coloriet van de Prélude à une nuit américaine (2019) voor orkest bracht een verjongd impressionisme met de poëtische precisie van de dagdroom. Het stroomde vrij en onverveerd, niet bedacht maar innerlijk ervaren. Nachtmuziek (2019), bewerking voor strijkorkest van haar Octet (2017) voor twee strijkkwartetten, was een ruisende tussentoestand, licht in het donker, de gediviseerde strijkers stemmig fin de siècle. Niets klonk geïnstrumenteerd, gedacht vanuit een ander coloriet dan je hoorde. Het debussyiaanse, als je het zo mag noemen, manifesteerde er zich niet als een pastiche-achtig nadoen maar als vrijmoedig volgen van dat spoor.
Wantenaar kan klank laten zweven, melodieën zingend laten zwerven. Een werk voor basklarinet heet veelzeggend Dwalende melodie (2015). Zoals een meerstemmig stuk van haar hand ‘Dwalende harmonie’ had kunnen heten. Harmonie, tonale harmonie, het zowel meest dwingend sturende aspect van de muziek als het meest magische, het vragende dat tijd en ruimte naar believen laat verstarren en bewegen. Eindeloos fascinerend, zegt ze, ‘hoe je een noot kunt plaatsen en daar een andere noot zo tegenaan kunt zetten dat de noot die er eerst was van kleur verandert zonder dat het een andere noot wordt. Het is de druppel inkt die in het water alles van kleur laat veranderen.’ Conventioneel? Wie haar zo wil noemen, moet dat volgens haar vooral doen. Ze ziet niet in waarom muziek van vijftien jaar geleden relevanter is dan muziek van een eeuw oud.
In de orkestwerken van Wantenaar hoorde je naast de harmonische gelaagdheid nog iets anders gisten: de mimische expressie van theater, lyrisch theater. Zo kwam er in 2019 een opera, Een lied voor de maan. Een kinderopera, als zoiets bestaat, naar een sprookje van Toon Tellegen. Gecomponeerd in opdracht van een imposante coalitie, waaronder De Nationale Opera, de Brusselse Munt, Opera Zuid en het Festival d’Aix-en-Provence. Mooi, eenvoudig, diep verhaal. Mol komt bovengronds, ziet de maan verdrietig kijken, probeert hem op te beuren met een lied en wat er dan gebeurt wordt de opera. Een stuk over muziek dus eigenlijk, over contact maken.
Alles liep prachtig. De repetities waren op toeren, de première naderde. Toen kwam de covid-ramp. ‘Ze kwamen letterlijk tijdens een repetitie binnen en zeiden: “Laat alles maar uit je handen vallen, het is over.”’ Daarmee begon een tijd waarin de kunstenaar veroordeeld was tot acceptatie van een lot dat ook een zelftest werd: hij bestond, maar hij bestond niet meer. De kunstenaar, die in de metaforische gedaante van de mol in de gestrande opera, al kwam dat goed, juist leeft van het contact met anderen. Die een eenzaam maangezicht probeert te troosten met een lied. Wat de overheid in tijd van nood ook voor de culturele sector heeft betekend, die momenten van verlorenheid bleven hangen. Wantenaar raakte gedeprimeerd.
Het was meer dan de covid-crisis. Te veel hooi op de vork. Een zangstudie erbij, jaren heel hard gewerkt. De druk was te groot, de druk op een talent van wie de naam ineens op ieders lippen lag. De druk die ze als componiste ontweek door consequent onder een steen te leven.
Daar heeft ze iets van opgestoken. Dat splendid isolation geen oplossing kan zijn voor een probleem dat haar en tijdgenoten zowel comfortabel als vermoeiend parten speelt, helemaal wanneer een virus alle wegen naar de buitenwereld afsnijdt. Dan komt de innerlijke confrontatie met de tijd waarin alles kan en mag in een cultuur zonder onleefbare esthetische taboes, dus het verhaal van duizend wegen waarvan er niet één meer lineair naar Rome lijkt te leiden. Daar zit je dan op je Amsterdamse zolderkamer moederziel alleen die ene stem te zijn in dat totaal versnipperde cultuurlandschap.
Ze kwam er overheen, en moet nu denken aan de Britse componist en dirigent George Benjamin. ‘Die zag componisten nu allemaal op hun eigen eilandjes zitten. Iedereen is daar vrij is om te doen wat hij wil, maar blijft op zijn eiland. Dat kan in die zin eenzaam zijn dat er niks is om je tegen af te zetten of bij aan te sluiten. Ik ben blij dat ik nu leef, maar ik denk ook aan de eenzaamheid en verlorenheid die vrijheid met zich mee kan brengen.’
Tegen dat gevoel van nietigheid is maar één remedie; de onbevangen scheppingsdrang niet te hinderen met mitsen en maren. ‘Dat je gewoon probeert iets moois te maken dat je genoeg de moeite waard vindt om met anderen te delen.’
Maar wil een kunstenaar uiteindelijk niet monomaan iets groots tot stand brengen? Wantenaar is er ambivalent over: ‘Het idee om excellentie na te streven en daar heel ver in te gaan spreekt me aan. Maar de houding van waaruit je dat doet moet je ook tegen de gevolgen beschermen. Als je het heel belangrijk vindt wat je doet, kun je helemaal dichtklappen. Ik denk dat ik daar een ontwikkeling in heb doorgemaakt. Toen ik in het begin van mijn conservatoriumtijd heel onzeker was, maakte ik me klein, maar achteraf denk ik dat dat misschien ook een soort arrogantie was. Je hebt het idee dat je het heel goed moet kunnen, dus je hebt blijkbaar toch een hoge pet op van jezelf. En daardoor ga je dus gebukt onder de angst dat je niet kunt voldoen aan eisen waarvan je blijkbaar denkt dat het redelijk is om ze jezelf op te leggen. Het wordt zelfoverschatting als je de lat voor jezelf hoger legt dan voor anderen. Daar zit of zat bij mij een soort tegenstrijdigheid. Aan de ene kant vind ik het heel belangrijk wat ik doe, en ik wil het graag helemaal goed doen – maar als ik het te veel ga zitten opblazen kan ik niet meer in vrijheid schrijven. Daarom moet je die onbevangenheid en naïviteit, dat kleine, als een soort bescherming bij je houden, er ruimte voor maken.’
Het is de ruimte, zegt ze, die je sowieso nodig hebt om te ontdekken wat in samenspraak met jou je noten willen. ‘Want dat is componeren natuurlijk ook: het kunnen laten ontstaan. Ik moet altijd denken aan Stravinsky, die in zijn Poetics of Music het componeerproces ongeveer omschrijft zoals die mol van mij, een diertje dat aan het graven en zoeken is naar iets, en niet goed weet waar hij naar zoekt tot hij het vindt en denkt: o wat een mooi akkoord, wat een mooie maan.’
Maar dan stuitte ze vroeger op de eigen, hooggestemde meetlat die haar innerlijk verlamde. ‘Later, toen ik na mijn compositiestudie die zangstudie ging doen, heb ik bewondering gekregen voor mensen die echt goed en zelfverzekerd waren, maar tegelijkertijd ervoor uit durfden te komen dat ze bepaalde dingen niet konden. Ik vind dat een gezonde en liefdevolle houding naar jezelf toe. Ik denk dat dat ook zo belangrijk is omdat voor mij een groot deel van het componeren een mentaal gevecht is om überhaupt in staat te zijn tot schrijven. Aan de ene kant zijn het allemaal bijzaken, dus je ego en wat je denkt dat anderen van je vinden, maar je moet wel een goede manier vinden om je ertoe te verhouden, zodat je je op de hoofdzaak kunt concentreren.’
Dat: in dialoog met wat ze hoort, met wat zich denkend en voelend en spelend aandient. In haar nieuwe vioolconcert voor Simone Lamsma wees het eerste thema van het eerste deel de weg per aspera ad astra. Het is een ‘langzame, glijdende, octotonische melodie’, cantabile misterioso, waarin kleine en grote terts ondefinieerbaar melancholisch alterneren. Ze hoorde er zowel ‘iets zangerigs en zwoels’ als iets dreigends in. Uit die polariteit groeide een stuk waarin het licht na veel conflict en worstelingen zegeviert, nadat in de finale de donkere krachten van het eerste thema voorgoed zijn verslagen.
Het werk begint zangerig en zacht, wiegend in drie- en zeskwartsmaat. Een zacht tokkelende harppartij, soms in dialoog met de solist, bekrachtigt de lyrische grondtoon, grazioso en dolce innocente. Dan duikt het orkest lugubre de laagte in. Nerveuze triolen verdrijven dreigend, minaccioso, de aura van onschuld. Geagiteerd schiet de solist glissando een octaaf omhoog. Voor het eerst piekt een tot dan toe gedempt orkest fortissimo. Dan begint een woordloos lijden, cantando lamentoso. Volgt een cadens die bij wijze van synopsis het hele spanningsveld nog eens aftast, van appassionata tot dolce doloroso.
In het extreem langzame, uiterst zachte tweede deel zwijgt de viool bijna geheel. Fluisterzacht gespeelde secundenclusters van hoorns en trompetten blazen in het oog van de storm mysterie in de broeierige atmosfeer. Wantenaar laat de solist na de rollercoaster van het eerste deel bewust stilvallen. Vrijwel emotieloos speelt ze één lange, uitgeputte toon. Tot ze zich in de finale, cantabile danzante, geleidelijk herpakt, terug in het licht maar nog steeds poco triste, tot de terugkerende levenskrachten richting slotrally haar en iedereen bevleugelen.
Denkend aan wat Mathilde Wantenaar als componiste doormaakte, zou je er een autobiografische geschiedenis in kunnen horen. Zo is het niet, zegt ze. Haar muziek vertelt, maar niet met woorden, en geen specifiek verhaal. De voordrachtsaanwijzingen benoemen weliswaar subtiel de sfeer, de muziek moest het zeggen. En graag zonder vergroving en loze luidruchtigheid. Dit moest een echt, substantieel vioolconcert worden, zegt Wantenaar, en Simone Lamsma had haar op het hart gedrukt haar aan het werk te zetten, maar ze heeft gezocht naar een goede balans tussen intiem en vol. De emoties mochten niet te groot worden. Want dan, zegt ze, beschadig je de breekbaarheid. En zie: ook dit stuk zweeft.
Een nieuwe Wantenaar voor Simone Lamsma, Zaterdag Matinee op 24 september in het Concertgebouw Amsterdam. concertgebouw.nl