Hoog tijd om eens een kritische, analytische blik te werpen op wat een groot deel van de Nederlandse bevolking dagdagelijks bezighoudt. ‘Mijn oppas’, zegt Don Duijns, schrijver en theatermaker, ‘mijn oppas kijkt iedere dag achter elkaar naar alle drie de soaps, naar Goudkust, naar Onderweg naar morgen èn naar Goede tijden, slechte tijden. Ik snap echt niet hoe ze het allemaal bijhoudt, hoe ze al die personages uit elkaar kan houden. Het kost enorm veel ruimte op je harde schijf.’
Zelf kijkt hij nooit. Hij ziet de drie soaps nu voor het eerst, op uitnodiging van De Groene, in het gezelschap van Emma Brunt, columniste en tv-critica (voor HP/ De Tijd), cultuurfilosoof René Boomkens, televisiewetenschapper Maarten Reesink, die over tv schrijft in Blvd., en collega-theatermaker Peter Eversteyn, die dit seizoen een van de regisseurs is van Onderweg naar morgen. Het kost Duijns de nodige moeite om zijn aandacht bij de beelden te houden. ‘Duurt het nog lang?’ vraagt hij steeds. En om de verveling te verdrijven levert hij voortdurend commentaar. ‘Ze bellen wel veel in soaps.’ Wanneer Kim in beeld komt: ‘Dat is een vrouw die je echt zou willen slaan.’
Peter Eversteyn raakt duidelijk geprikkeld door het gehak van Duijns. ‘Je geeft alleen maar oppervlakkig commentaar. Die heeft rimpels, die is te blond, die acteur ken ik. Meer hoor ik niet.’
Duijns: ‘Okee, het is allemaal best knap gemaakt. Maar het wezen van soap is conservatief en bevestigend.’
Eversteyn: ‘Je ziet hier een broer en zus die verliefd op elkaar worden. Dat is toch een precair thema.’
Duijns: ‘Maar het wordt nooit gevaarlijk. Het blijft allemaal binnen de sfeer van familie en buren.’
Brunt: ‘Je moet er een beetje ingroeien, ze moeten je eigen famlie worden. Sommige mensen hebben echte familie, andere tv-familie. Het aardige is dat je deze familie kan oproepen wanneer je wilt, en ook weer kan uitzetten. Het is familie op afroep.’
Duijns: ‘Maar ik wil helemaal niet dat deze mensen familie van me worden.’
TROUWE KIJKERS zijn de aanwezigen geen van allen. Met Goede tijden, slechte tijden (om acht uur ‘s(avonds op RTL4) is men nog het best bekend - die soap loopt ook het langst en heeft er inmiddels zo'n twaalfhonderd afleveringen op zitten. Vooral Emma Brunt kent deze Nederlandse oersoap goed, al kijkt ze niet om acht uur ’s(avonds maar om acht uur ’s(morgens, wanneer RTL4 achter elkaar drie Amerikaanse soaps plus GTST uitzendt. 'Soap kijken is zelfs een tijdje een verslaving geweest, met name toen ik een depressie had. Een van de verschijnselen van depressie is dat je je moeilijk kunt concentreren, en dan is soap een vorm van entertainment die je heel aardig met een half oog kunt volgen.’
Aan GTST gaan om zeven uur op SBS6 Goudkust en om vijf voor half acht op Veronica Onderweg naar morgen vooraf. Boomkens en Reesink zijn het meest verrast door Goudkust, een soap die zich afspeelt in de rijke milieus van een onbestemde Hollandse kustplaats. Boomkens: ‘Ik was vanaf de eerste beelden acuut geïnteresseerd. Het verhaal is goed gedoseerd, het heeft een bepaalde snelheid, en ook al wordt er verschrikkelijk slecht geacteerd, ik blijf kijken. Ik zie een ontvoering, een drugsverslaafde, allemaal heel gecompliceerd, maar het fascineert. Goudkust tovert je een wereld voor waar je naar kunt verlangen, een mooiere wereld dan de onze. In GTST daarentegen zie je gewoon je buren.’
‘Goudkust fascineert inderdaad’, meent Reesink, ‘maar het is geen wereld waar ik in zou willen wonen. Als je eens ziet hoeveel problemen die mensen hebben en tot welke slechtheid dat allemaal leidt.’
Onderweg naar morgen onderscheidt zich volgens het panel van de andere twee door het betere spel. Duijns: ‘In Onderweg naar morgen herken ik een hoop acteurs van het toneel, terwijl ik bij Goudkust het idee had dat er zomaar wat mensen bij elkaar zijn geraapt. Vooral die slechte vrouwen in Onderweg zijn goed. De jongeren vind ik veelal ongeloofwaardig. Dan zie ik alleen maar een stel pubers voor me die uit het Gooi zijn geplukt en een paar teksten opzeggen voor de camera. GTST lijkt vooral gemaakt om idolen te scheppen. Er komen steeds mensen uit omhoog, zoals destijds Antonie Kamerling en nu Katja Schuurman. Ze hebben voor GTST mensen met een blanco kwaliteit gekozen waar je van alles op kunt plakken.’
En inderdaad, Katja Schuurman blijkt zowat de enige acteur die iedereen van naam kent. En ze roept ook onmiddellijk reacties en emoties op. ‘Dat noem ik geen actrice’, zegt Duijns. ‘Met haar heb ik een persoonlijke vendetta’, roept Brunt. En tussen enkele aanwezigen ontspint zich een heftig dispuut over de grootte van haar borsten.
PETER EVERSTEYN komt ter zake door een meer professionele vergelijking tussen de drie soaps te maken. ‘Vakmatig gesproken zijn er drie verschillende vertelstructuren. Goudkust heeft een introverte vertelstructuur, dat wil zeggen dat het drama zich in de hoofden van de personages afspeelt. Onderweg naar morgen is juist heel extravert: het drama ligt op de vloer, alles wordt gezegd en uitgesproken. GTST ten slotte noem ik een stripverhaal, en dat is niet denigrerend bedoeld. Het wordt als een stripverhaal verteld: plaatjes achter elkaar, zonder erg indringende intriges, het kabbelt maar zo'n beetje voort.’
Dat de drie soaps zo uitgekiend verschillend zijn, licht Eversteyn toe, komt doordat ze allemaal uit dezelfde stal komen: de firma Proctor van Rogier Proper. Daar heeft men ampel over de verschillende concepten nagedacht en ze afgestemd op drie verschillende publieksgroepen.
Duijns vindt het maar niets, die commerciële aanpak, en valt zijn collega-theatermaker voortdurend aan alsof hij, door voor Onderweg naar morgen te werken, zijn ziel aan de duivel heeft verkocht. Eversteyn verdedigt zich krachtig. ‘Ik heb vijftien jaar lang dwars tegen alles in theater gemaakt, ik heb mijn eigen gezelschap gehad, ik ging altijd prat op mijn onafhankelijkheid. Nu heb ik ontdekt dat de Nederlandse soap een van de weinige plekken is, misschien wel de enige plek, waar mensen ècht geïnteresseerd zijn in het vak, in dramaturgie, in het heel vakmatig vertellen van een verhaal.’
‘WAT MIJ OPVALT’, zegt Duijns, ‘is dat ik het allemaal zo Nederlands vind, en dat vind ik aardig, want die Amerikaanse soaps zijn allemaal zo plastic. Dat Hollandse zit hem vooral in het nivellerende, in het ontbreken van extremen. Neem GTST-acteurs als Wilbert Gieske, Wim Zomer en Barto Braat, dat zijn van die figuren die je niet zo gauw gevaarlijk uit hun slof zult zien schieten. Typisch Nederlands allemaal: er lijkt van alles aan de hand te zijn, maar bij nader inzien blijkt er niks loos. Holland is een land van mensen die dicht bij elkaar wonen en ganzen in de ramen hebben staan, een land zonder uitspattingen. Daarin vind ik die drie soaps heel realistisch.’
Brunt: ‘Het is allemaal huiskamerrealisme. Ik vind het heel jammer dat er in die Nederlandse soaps, in tegenstelling tot in de Amerikaanse, zo weinig absurdisme en humor zit.’
Duijns: ‘Dat is ook weer typisch Hollands. Alles wat neigt naar absurdisme, surrealisme en vervreemding mag niet, je moet personages maken die gewoon zijn. Er is in die soaps totaal geen belangstelling voor wat ik de achterkant van het menselijk handelen noem. Er wordt wat geroddeld, iedereen doet het met iedereen, ik krijg het er alleen maar benauwd van. Maar ik denk wel dat het een afspiegeling is van de Nederlandse maatschappij, van het dorpsplein.’
Boomkens: ‘Ik vind er juist niets Nederlands aan. Er zitten wel allerlei kneuterdijkerige elementen in, maar in wezen zie je de cultuur van de global village. Natuurlijk is het herkenbaar Nederlands, omdat ze door Nederlandse scenarioschrijvers, Nederlandse regisseurs en Nederlandse acteurs worden gemaakt. Maar er wordt maar één type verhaal in verteld: het verhaal van de relaties tussen individuen, daar wordt alles op teruggevoerd.’
Eversteyn: ‘Global village vind ik zo'n intellectuele, bedachte term.’
Boomkens: ‘Wat is daar nou intellectueel aan? Ik wil alleen maar zeggen dat er bitter weinig verschil is tussen Nederlandse, Amerikaanse en Australische soaps. Wat we hebben gezien is helemaal niet zo Nederlands, het is wat mensen over de hele wereld doen.’
Duijns: ‘En toch vind ik het een weerspiegeling van de volksaard.’
Boomkens: ‘Dat vind ik een absurde opmerking.’
Duijns: ‘Ik zie er de kneuterigheid en lulligheid van Nederland in. Je kunt dan wel zeggen dat die Amerikaanse soaps hetzelfde doen, maar hier wordt het echt allemaal in de klei getrokken.’
HET MAG ZICH dan in rijtjeshuizen met Ikea-interieurs afspelen, en in kneuterige hotelletjes met bloemetjeskleedjes, maar tegelijkertijd vindt daar de ernstigste criminaliteit plaats. Moorden, inbraken, afpersing, het is in de Nederlandse soaps aan de orde van de dag. ‘Maar dat is juist de kracht ervan’, merkt Boomkens op, ‘dat op de bodem van een Ikea-werkelijkheid een wereld wordt opgetrokken die veel en veel spannender is dan de vertrouwde werkelijkheid. Je ziet dingen die gewone mensen ook doen, maar dan veel heftiger; het verraad in het huwelijk is in een soap veel stuitender dan wij dat meestal bedrijven - althans dat hoop je dan.’
Brunt: ‘Het is een verheviging van het alledaagse leven. Het is het leven dat je hebt, maar dan in een goede week, een week dat je denkt: wat gebeurt mij allemaal, ik kan het haast niet bijhouden.’
Reesink: ‘Volgens mij zijn de dingen die in soaps gebeuren redelijk realistisch, er komen topics aan de orde die in het dagelijks leven ook spelen. In feite is het een forum waarin nieuwe normen en waarden worden uitgeprobeerd. Waar het om gaat - en dan praat ik eigenlijk Ien Ang na, die jaren geleden Het geval Dallas schreef - is dat je je als kijker afvraagt of je net zo met die problemen zou omgaan als de personages in de soap. En daar moet de maker van de soap oppassen: hij moet psychologisch realistisch zijn, hij mag niet te veel afwijken van wat de mensen zelf zouden doen.’
Brunt: ‘Maar in de Amerikaanse soap Santa Barbara bijvoorbeeld wordt geen enkele poging gedaan het waarschijnlijk te houden, er doen zich de meest onwaarschijnlijke, magische wendingen voor, het ontspoort de hele tijd. Mensen verongelukken en verrijzen weer uit de dood. Eerlijk gezegd, ik verwacht nog steeds dat Arnie van GTST terugkeert - let op mijn woorden: het lijk is niet gevonden!’
Eversteyn: ‘Toch ligt daar juist een grens. Dallas is failliet gegaan toen JR uit de dood opstond. Er is een grens aan wat het publiek accepteert. Er is een punt waarop mensen zich verneukt gaan voelen, zo van: ja zeg, die is gewoon een jaar met vakantie gegaan en keert dan terug omdat het goed is voor de serie. Als mensen daar doorheen gaan zien, is het afgelopen met de soap.’
DE SOAPS MOGEN dan realistisch zijn op huiskamerniveau, zijn ze dat ook op maatschappelijk niveau? Daarover blijken de meningen verdeeld.
Brunt: ‘Ik heb wel eens het idee dat ze een lijstje problemen uit het maatschappelijk werk afhandelen. Wat was er ook al weer taboe verleden week? Incest? Ik vind het allemaal nogal verantwoord en progressief wat er gebeurt, er worden allemaal keurige meningen in geventileerd, allemaal heel netjes en niets op aan te merken.’
Duijns: ‘Ik vind het een heel conservatieve geest ademen, er worden helemaal geen taboes in doorbroken. Soap is doping, opium. Ik wil daar heus niet moralistisch over zijn, maar dat is het. Wat is anders het doel?’
Eversteyn: ‘Het doel is dat er, bij elkaar, zo'n drieëneenhalf miljoen mensen naar kijken. Laten we wel wezen, soaps halen die maatschappelijke thema’s niet binnen om er grote uitspraken over te doen, maar gewoon vanwege de herkenbaarheid. En ze doen er iets mee, ze maken er vlees en bloed van, ze brengen ze terug tot intermenselijke verhoudingen.’
Boomkens: ‘Dat is het nu juist: ze personaliseren die problemen en maken ze daardoor min of meer onschadelijk.’
Eversteyn: ‘Maar dan moet ik toch even melden dat mensen uit Amerika, Engeland en Australië, de landen waar(soap zo'n beetje is uitgevonden, ongelooflijk verbaasd zijn over wat er in Nederlandse soaps allemaal aan de orde komt. Ik denk dat de helft van de afleveringen van Nederlandse soaps in Amerika alleen na twaalven uitgezonden zouden mogen worden.’
Boomkens: ‘Dat is heus niet iets om trots op te zijn, dat is gewoon de weerspiegeling van de Nederlandse cultuur. Net zoals de Nederlandse speelfilm de eerste ter wereld was waarin blote pikken te zien waren. Dat is in Amerika nog steeds taboe. Dus dat is geen argument voor de Nederlandse soap.’
Brunt: ‘Ach, je hebt die maatschappelijke thema’s gewoon nodig als motor om de actie aan te drijven, er moet iets gebeuren, je hebt een conflict nodig.’
Eversteyn: ‘Het is in een soap heel belangrijk dat mensen naar hun werk gaan, of ontslagen worden.’
Boomkens: ‘Ik heb bij mijn weten nog maar één ontslag gezien, een paar dagen geleden. Dat was nota bene iemand die een relatie onderhield met haar directeur. Als er al een lijn naar de buitenwereld wordt gelegd, gaat dat altijd via een interpersoonlijke relatie. Maar vervolgens wordt het inderdaad heel feministisch, heel politiek correct in beeld gebracht, met van die weerzinwekkende heren die, sigaren rokend, over haar hoofd heen over haar beslissen, nota bene waar ze bij zit - je zag haar zes keer sterven daar op die stoel.’
Brunt: ‘Maar je krijgt nooit Fokker te zien, nooit een massaontslag.’
KOMEN ER trouwens in de Nederlandse soaps eigenlijk nog wel kinderen voor die bij hun eigen ouders wonen? ‘Nou eh… Eigenlijk niet…’ bedenkt Brunt na een lange stilte.
Eversteyn: ‘In Onderweg is er geen enkele complete hoeksteen. In Goudkust wel, maar dat komt ook omdat die soap nog maar het kortste bestaat. Een soap begint met een paar families, en daar laat je van alles mee gebeuren, en als je daar dan vier jaar drama mee hebt gemaakt, staat er geen hoeksteen meer op de andere. Zodra iemand permanent gelukkig dreigt te worden, schrijf je hem of haar eruit.’
Goede mensen, slechte mensen, dat zou een mooie titel voor alle Nederlandse soaps zijn. Tegenover brave borsten die nog geen vlieg kwaad kunnen doen, staan gemeneriken voor wie geen maffiose praktijk te ver gaat. Maar winnen de goeden ook van de slechten? Wat is de moraal van de Nederlandse soaps?
Emma Brunt kan de moraal niet zo makelijk uit GTST destilleren: ‘Er lopen daar geen echte slechteriken in rond. In As the World Turns heb je twee vrouwen die elkaars tegenpolen zijn: Emma met haar boerderij die nog haar eigen jam inmaakt, en Lucinda die een prachtige corporatie leidt en altijd aan het intrigeren is. De moraal is telkens weer: het gaat om de liefde van de mensen om je heen. Terwijl Lucinda met Kerst alleen mistroostig in haar huisje zit, staan bij grote gedekte tafels, alle kinderen zijn er, alle kleinkinderen. Daar zetelt het geluk, je krijgt lesjes in hoe je gelukkig kunt worden.’
Reesink: ‘Misschien is het typisch Nederlands dat in onze soaps niet zulke heel erg slechte mensen en niet zulke heel erg goede mensen rondlopen als in Amerikaanse. Niemand blijkt een absolute slechterik, het wordt altijd wel weer gecompenseerd in een relatie, dan blijkt iemand ook z'n goeie kanten te hebben.’
Eversteyn: ‘Soaps zijn in wezen amoreel. De personages zijn niet zozeer amoreel, maar binnen de vertelstijl worden alle personages als amoreel behandeld. Ze veranderen van het een in het ander, het ene moment beweren ze dit, en morgen zeggen ze weer heel iets anders. Dat is de essentie van amoreel.’
BRUNT: ‘SOAP HELPT mensen problemen op te lossen. Het heeft therapeutische effecten. In Onderweg zagen we daarnet een meisje dat zwaar in de problemen zit, ze moet kiezen tussen een vriendje en de vader van haar kind. Ze gaat te rade bij haar vriendin, die tegen haar zegt: wordt het niet eens tijd om een keus te maken? En dan begint het meisje te huilen en te vertellen, maar ze vertelt het verhaal verkeerd, dat weet je als kijker, ze vertelt dat ze door haar vriend is weggestuurd. Ze heeft gewoon niet goed naar hem geluisterd. Wat je ziet is een heel aanschouwlijk lesje over hoe ruzies werken, hoe mensen geneigd zijn dat wat de ander zegt verkeerd te begrijpen, met als conclusie dat het altijd verstandig is om goed te luisteren.’
Boomkens: ‘Soaps zijn inderdaad heel leerzaam, omdat er heel zware, haast domineesachtige levenslessen in zitten, maar het is wel enorm gereduceerd tot één domein van het leven. De absolute beperking van soap is dat alle personages permanent communiceren. Er worden geen andere filmische middelen gehanteerd dan het registreren van gesprekken.’
Brunt: ‘Daarom is soap ook zo geschikt voor vrouwen, omdat vrouwen dat voortdurend doen, relaties analyseren.’
Boomkens: ‘Dat weet ik niet hoor. Er zijn heel veel momenten in het leven waarop van communicatie geen sprake is. In soaps zie je nóóit eens mensen alleen. En als ze alleen zijn lezen ze voor uit brieven of hangen ze aan de telefoon. Er is nooit een scène waarin iemand gewoon over straat loopt.’
Eversteyn: ‘We nemen alles op in de studio en maken geen buitenopnamen. Wij kunnen niet de straat op en een achtervolging van twintig minuten enscèneren, we kunnen hoogstens een personage laten vertellen dat er een vervolging heeft plaatsgevonden.’
Boomkens: ‘ik vind dat het minst interessante aan soaps. Hoe populair ze ook mogen zijn, ze reduceren de werkelijkheid tot intermenselijke relaties die in gesprekken dienen te worden bezegeld. Dat vind ik tegelijkertijd heel veelzeggend voor onze cultuur. Ik denk dat de neiging bestaat om complexe en abstracte vraagstukken tot het niveau van interpersoonlijke, therapeutische relaties terug te brengen en dat de soap daar een bijdrage aan levert. Het idee dat we problemen makkelijker kunnen oplossen als we het in een onderling gesprek kunnen uitpraten. Zelfs de meest elkaar naar het leven staande personages blijken bereid om ergens in een restaurant tien seconden met elkaar af te spreken en het uit te praten.’
Brunt: ‘Daar kan je van alles op tegen hebben, maar ik denk dat het heel gewoon was en iets minder gewoon geworden is dat mensen allerlei morele en emotionele kwesties toetsen aan mensen om zich heen. Soap is een soort oplossing uit nood omdat er een vacuüm is ontstaan: mensen blijven niet meer stabiel op één plek, ze zijn geografisch mobiel, ze zijn sociaal mobiel, ze verplaatsen zich snel, van vriendenkring naar vriendenkring. De sociale kaders van familie, buren en vrienden zijn steeds wisselende kaders. Daarom denk ik dat het belangrijk is om te constateren dat soap voorziet in een soort Ersatzfamilie of een Ersatz-buurtje of wat voor soort stabiel sociaal verband dan ook. Dezelfde functie wordt vervuld door de talkshow.’
Reesink: ‘Maar is dat echt wel typisch voor onze maatschappij van de laatste tien, twintig jaar? Soap ontstond op het moment dat de radio ontstond. Soap is zo oud als de massamedia.’
Brunt: ‘Misschien moet je het dan breder formuleren: soap is net als de damesromannetjes ergens aan het begin van de eeuw ontstaan bij ontstentenis van sociale klankborden. Je kan soap niet los zien van verstedelijking: iedereen woont in een heel grote stedelijke agglomeratie en daarbinnen is behoefte aan kunstmatig geconstrueerde dorpsverbanden.’
(NU ZIJN WE dan eindelijk bij de hamvraag beland: waarom wordt er eigenlijk zo veel naar soap gekeken? ‘Omdat’, zegt Peter Eversteyn, ‘soap op dit moment het beste, conservatieve antwoord is op een postmoderne samenleving. We zijn altijd gewend geweest een middelpunt te hebben; in het postmodernisme is het middelpunt er niet meer, er zijn honderd middelpunten. Vroeger woonde je in een dorp, in het midden stond een kerk, alles paste in een groot verhaal, binnen één waarheid. In het postmodernisme bestaat die ene waarheid niet meer. Ik denk dat die verandering in de postmoderne samenleving iedereen ontworteld heeft, maar dat het verlangen naar dat middelpunt er nog steeds is. Soap is, ook al is het een lapmiddel, een antwoord: kijk, hier is alles nog waar, hier is alles nog centraal, dit is nog te overzien.’
Bomkens: ‘Het vervelende is dat mijn bezwaar niet zozeer de soap alswel de postmoderne samenleving geldt.’
Eversteyn: ‘Daar was ik al bang voor. Eigenlijk zou je dus een soapliefhebber moeten zijn.’
Boomkens: ‘Ik ben geen soapvijand. Het gaat mij om de wijze waarop het verhaal over onze samenleving verteld wordt. De beperkte blik van de soap is de beperkte blik van het postmodernisme zelf. Het is namelijk de gedachte dat er alleen maar persoonlijke relaties zijn, dat er alleen maar interpersoonlijke problemen zijn, dat er geen abstracte, wereldwijde, grootse scenario’s zijn waar we allemaal het slachtoffer van zijn en waar we niets aan kunnen doen. Soap is niet een ouderwets genre dat troost biedt in een postmoderne samenleving, soap is postmodern bij uitstek.’
Reesink: ‘Los van het feit dat ik het een ahistorisch standpunt vind omdat kenmerken die soap zo populair maken ook in de literatuur zijn terug te vinden, zie ik personalisering als een manier om iets van de wereld te begrijpen en ermee om te gaan. Soap is allang over z'n hoogtepunt heen, de hoogtijdagen van de soap lagen in de jaren zeventig. Het personaliseren van maatschappelijke issues was destijds een reactie op de jaren zestig, toen alles werd gepolitiseerd.’
Boomkens: ‘Dat kan best zijn, maar ik ben het niet met je eens dat de manier waarop soap verhalen vertelt, eeuwenoud is en in de roman is terug te vinden. Het feit dat soaps zich in huiskamers afspelen en alleen maar bestaan uit gesprekken tussen twee, soms drie individuen moet je niet onbelangrijk vinden. De onoverzichtelijkheid van de postmoderne samenleving is gereduceerd tot het niveau van de huiskamer waardoor allerlei politieke, ideologische, abstracte, anonieme vraagstukken behapbaar gemaakt worden op privéniveau. Maar de meeste problemen zijn niet te reduceren tot persoonlijke kwesties. Antigone is wat anders dan Bettina uit Onderweg naar morgen. Het probleem van Antigone blijft bestaan als een politiek en ideologisch vraagstuk: de strijd tussen het gezin en de staat, tussen bepaalde vormen van verwantschap. In soaps worden alle vormen van verwantschap gereduceerd tot familieverwantschap en daarmee kaltgestellt.’
De namaakfamilie zeep!
‘Goede tijden, slechte tijden’: twee miljoen kijkers per dag. ‘Onderweg naar morgen’: achthonderdvijftigduizend. ‘Goudkust’: zeshonderdduizend. Het kan niet anders of soaps hebben een onontkoombare invloed op onze samenleving. Maar welke invloed? Een debat.
GROTE VERONTRUSTING in Privé: de Nederlandse soap ontspoort! In Goede tijden, slechte tijden, goed voor ruim twee miljoen kijkers per dag, steekt het zeventienjarige schoolmeisje Kim zomaar terloops een jointje op, niemand die er wat van zegt. En ze wordt steeds verliefder op Julian, haar broertje! Ze hebben zelfs al gezoend. Bovendien is Arthur halsoverkop verliefd geworden op een travestiet en is Jeff aan de morfine verslaafd. Waar gaat dat heen? ‘Blij dat ik uit die serie ben!’ sneert in Privé actrice Bruni Heinke, die tot voor kort de moederlijke bemoeial Helen Helmink speelde.
www.groene.nl/1997/16