In haar nieuwe roman, De kinderen van Arthur, speelt Kristien Hemmerechts met het gegeven waarop de BBC-documentaireserie 7up is gebaseerd. In die serie wordt een groep kinderen, afkomstig uit uiteenlopende sociale milieus, vanaf hun zevende jaar gevolgd. Iedere zeven jaar filmt de documentairemaker de kinderen opnieuw en laat hij zien hoe toekomstdromen en -plannen bewaarheid worden of juist helemaal niet. De achterliggende vraag was oorspronkelijk sterk verbonden met de Britse klassemaatschappij: in hoeverre is hetgeen je wórdt, bepaald door in welk nest je bent geboren? Was het eigenlijk al niet te voorspellen dat het voetballende arbeidersjongetje taxichauffeur zou worden, en het upperclass-jongetje dat op z'n veertiende de Financial Times las, topbankier?
Prachtig toont de serie, waarvan vorig jaar alweer 42up te zien was, de verwevenheid van sociale bestemming, individueel lot en universeel menselijk drama. Niet als een academische kwestie, maar in de vorm van de levensverhalen van mensen die je inmiddels lijkt te kennen, ook omdat steeds even wordt teruggegrepen naar de beelden van hun vroegere zelf. Het jarenlange volgen van uiteenlopende typen lijkt het levensraadsel op zijn staart te kunnen trappen.
Líjkt. Zoals de uitkomst van een wetenschappelijk experiment wordt vertekend als gevolg van de artificiële situatie, zo heeft het iedere keer naar buiten treden met het eigen levensverhaal een bijkomend effect. Het feit dat de gefilmde personen deel uitmaken van de 7up-groep, gaat de levensloop van deze kinderen mede bepalen. De jongen met wie het rond zijn twintigste het meest mis dreigt te gaan, wordt liefdevol opgevangen door een mede-7upper. Sommigen willen niet langer blootstaan aan de publieke exposure en besluiten zich niet meer te laten filmen. Alle deelnemers erkennen het voor de camera: zonder 7up was hun leven anders verlopen.
Op dat laatste aspect concentreert Hemmerechts haar verhaal over de kinderen van Arthur Goemaere, de programmamaker die hen voor het 7plus-project van de Vlaamse omroep heeft geselecteerd. Tien kinderen, allen geboren in 1957, worden in 1964 voor het eerst voor de camera gehaald en zijn vanaf dat moment met elkaar en met hun televisievader verbonden. Stof voor een naturalistische roman après la lettre zou je denken, maar Hemmerechts zou Hemmerechts niet zijn als ze een dergelijk realistisch gegeven niet «slechts» het decor zou laten zijn voor een krachtig epos over liefde en dood, waarheid en bedrog.
De verrassing van haar aanpak schuilt in de keuze van de hoofdpersoon, namelijk de regisseur. Hij is in zijn documentaire streven de waarheidszoeker en uiteindelijk de grootste leugenaar. Niet alleen raakt hij in soms extreme mate betrokken bij de lotgevallen van «zijn» kinderen, ook in zijn persoonlijk leven is hij op z'n minst dubbelzinnig te noemen. «Maakt het uit of je met een zilveren dan wel met een plastic lepel in je mond geboren bent?» luidt de heldere vraag die ten grondslag ligt aan zijn 7plus-project. «Ja. Nee. Ja. Nee», moet hij na drie sessies concluderen. «Levens verliepen grilliger. Onvoorspelbaarder. Andere factoren speelden een rol. Liefde. Dood. Mazzel.»
Van sommige levens stipt de schrijfster die grilligheid alleen maar even aan, op andere gaat ze uitgebreid in. Het resultaat is een rijke roman, prachtig van taal, helder gecomponeerd, en net duister genoeg om intrigerend te blijven. De belangrijkste verhaallijn is die van 7plusser Dora, die een gepassioneerde verhouding krijgt met haar, uiteraard getrouwde regisseur. Alleen Hemmerechts kan zo'n even opwindende als destructieve verhouding tot in alle vleselijke details beschrijven. Arthur haat zichzelf omdat hij met haar gevangen zit in een tiendaagse cyclus van «neuken, minachten, vergeten, hunkeren», net zoals hij zichzelf haat omdat hij de beelden manipuleert van zijn 7plussers. Omwille van de echtheid nota bene.
Als Dora zich eindelijk van hem weet te verlossen, vraagt ze Arthur of hij zich schaamt voor wat er gebeurd is. «Hoe kan ik me schamen voor iets wat me zoveel vreugde heeft bezorgd?» antwoordt hij haar retorisch. «Ze geloofde hem niet. Het kon niet anders of ook hij proefde de bittere nasmaak van de leugens, het verraad en bedrog.» Dat er iets onaangenaams bij hem gist, beschrijft Hemmerechts erg mooi op de laatste pagi na’s, als Arthur zich achtervolgd waant door een mysterieuze motorrijder. Een fikse aframmeling zou precies aansluiten bij zijn zelfhaat. Maar nee. «Er zou geen straf zijn, geen finale afrekening of spectaculaire ontknoping. Hij zou gewoon verder leven.» De werkelijkheid voorziet nu eenmaal niet in passende strafmaatregelen. Stuurt hoogstens op het grote vergeten aan.