Vanochtend moest ik om een andere reden sterk aan de natuur denken, tijdens de begrafenis van Wim Sinnige. Ik zal het missen, dacht ik, als ik hem niet af en toe tegenkom op de gracht, z'n handen op z'n rug, wandelend met zijn pijp in zijn mond, zo'n typisch beeld.
In een stralend zonnetje liepen we naar zijn graf op de Oosterbegraafplaats. Tijdens het wachten was er een straaljager met zo'n witte rookstaart achter zich aan overgevlogen, waardoor ik - totaal niet gelovend in de hemel of zoiets - aan hem moest denken alsof hij het zelf was die overvloog. En toen we bij het graf stonden en de kist zakte, begon het te hagelen, waarbij er een regenboog te zien was. Die Wim, dacht ik, hij regisseert het op een zeer kunstzinnige manier, precies zoals hij het mooi zou vinden.
Onzin natuurlijk, maar op begraafplaatsen gaan je gedachten in een andere stroom dan normaal, omdat je afscheid neemt, even los van je eigen prozaische werkelijkheid.
Ik legde nog even een bloem in het vogelbadje in de steen van Ed Hoornik, wat ik altijd doe als ik op de Oosterbegraafplaats ben, en wandelde naar de tram, m'n handen op m'n rug.