
Is het nou de Armeense genocide of is het zoals onze regering zegt ‘de kwestie van de Armeense genocide’? Op initiatief van Kamerlid Joël Voordewind van de ChristenUnie stemt het parlement binnenkort over die vraag: erkennen we dat er in 1915 een genocide is gepleegd of blijven we het omfloerst formuleren om Turkije niet voor het hoofd te stoten?
In het kort: Turkije erkent dat ruim honderd jaar geleden misdaden zijn gepleegd tegen Armeniërs in het Ottomaanse Rijk, maar stelt dat er geen sprake is van stelselmatige volkerenmoord; aan beide zijden zijn slachtoffers gevallen. Veel wetenschappers denken daar anders over. Wie desondanks in Turkije durft te spreken van genocide kan een celstraf krijgen, staat de rest van zijn leven te boek als landverrader of moet zelfs vrezen voor zijn leven. Het is, kortom, een nogal beladen onderwerp.
Het politieke nieuws uit Den Haag was dan ook al snel doorgedrongen tot Turkije, want Nederlands hoogste man in Ankara – bij afwezigheid van de ambassadeur is dat zaakgelastigde Erik Weststrate – is dezelfde dag nog op het matje geroepen door de Turkse regering. Dat het ‘slechts’ om een eventueel besluit van de Tweede Kamer gaat en niet van het kabinet maakt kennelijk niet uit.
Het oplaaien van de discussie rond het erkennen van de genocide betekent ook dat er weer een hoofdstuk kan worden toegevoegd aan de lang lopende twist tussen Turkije en Nederland. Die kende vorig jaar in maart een dieptepunt: toen een Turkse minister campagne wilde voeren in Nederland voor een omstreden Turks referendum trok Nederland de landingsrechten in waardoor hij niet kon komen. Nadat ook een andere Turkse minister was weggestuurd uit Rotterdam gingen woedende Nederlandse Turken de straat op en was een diplomatieke rel een feit. Recente toenaderingspogingen zijn op niets uitgelopen en Nederland heeft de ambassadeur in Turkije nu ook officieel teruggehaald. Volgens het ministerie van Buitenlandse Zaken is er ‘vooralsnog geen zicht op normalisatie van de bilaterale betrekkingen’. Opvallend is wel dat de Nederlandse regering niet wordt gevraagd de genocide te erkennen. Die heeft bij monde van premier Rutte laten weten nog steeds te vinden dat Turkije en Armenië er beter samen uit kunnen komen en dat het niet bijdraagt ‘aan dat proces’ als Nederland zich hardop uitspreekt. Turkije zei dat wel of niet erkennen veel zegt over ‘of Nederland wil helpen om de betrekkingen te normaliseren’ tussen de landen.
Maar wie we hier niet moeten vergeten, en waar het echt om gaat: Armeniërs zelf, met name die in Turkije. Die worden door discriminerende mechanismen in het staatsapparaat en decennia van stigmatisering door een groot deel van de bevolking als minderwaardig beschouwd. Sterker, in Turkije wordt het woord Armeniër als scheldwoord gebruikt; een Armeniër is verraderlijk en onbetrouwbaar. En als er weer ergens een rel is rond de Armeense genocide, zoals toen het Duitse parlement die twee jaar terug erkende, moeten Turkse Armeniërs het extra ontgelden door aangewakkerde gevoelens van Turks nationalisme. Wie die zaken ontkent hoeft maar te kijken naar de Turks-Armeense journalist Hrant Dink, die in 2007 in Istanbul door een jonge nationalist werd doodgeschoten.
Het is goed als Nederland eindelijk erkent dat er ruim honderd jaar geleden een genocide heeft plaatsgevonden, en dat zouden alle westerse landen moeten doen om het echt betekenis te geven, ook als dat ten koste gaat van de toch al beroerde relaties met Turkije. Voer de druk maar op. Want laten we vooral de Armeniërs niet vergeten. Voor hen verandert er pas echt iets als ook Turkije toegeeft wat voor verschrikkelijks er in 1915 is gebeurd.