Het is, tot mijn verbazing, pas drie jaar geleden dat Eus van Özcan Akyol verscheen, autobiografische schelmenroman van een Turkse Deventenaar – en daarmee hij zelf als publieke figuur. Mij trok dat boek niet, mede door het hoogfrequente optreden van de auteur aan praattafels van de televisie. Een allochtone Jan Cremer, met identiek zelfingenomen grote bek, daar lust de tv wel pap van. Ook mijn lijfblad had weinig goeds te melden: geen recensie; Christiaan Weijts noemde hem ‘een relschopper die kan vuilbekken en te kakken zetten’; Marja Pruis noemde een verhaal van Akyol in een Das Magazin-bundel ‘een kinderachtig opstel’; mij ergerde het hoe hij in DWDD een boek mocht pitchen vol blaartrekkende voetbalhumor. Hij leek een gillende keukenmeid die snel uit zou doven. Mis. Hij werd omnipresent als een nieuwe Prem Radakrishun: tafelheer, gast, voetbal-, Turkije- en allesspecialist. En daardoor dacht ik hem minstens zeven jaar te kennen.

Ik vind nog altijd dat het straatvechtertje zich destijds deerlijk overschreeuwde. Maar zelden zag ik zo een metamorfose die ergernis en antipathie deed plaatsmaken voor erkenning en een zekere mate van sympathie. Steeds vaker sprak hij met verstand van zaken, met nuance en met een lef dat dat van de lefgozer verre oversteeg. De Turkije-crisis leidde, triest genoeg, tot zijn finest hour. Waar ontelbare Nederturken wegdoken (want, begrijpelijk, Gülen of, laf, DENK) of juist intimiderend zorgden dat anderen moesten wegduiken, daar had Akyol de moed zich publiekelijk en herhaaldelijk kritisch uit te spreken. Met te verwachten bedreigingen en aangiftes bij Turkse autoriteiten als gevolg. Maar zoals relatieve buitenstaander Özcan ‘schijt heeft’ aan Hollands Heilige Huisjes, zo ook aan Turkse, al is dat beduidend gevaarlijker en heeft het veel meer consequenties.

Zijn lopende NTR-reeks De neven van Eus is een gewaagde onderneming, omdat hij onder meer aantoont dat er veel meer onbehagen over en verzet tegen Erdogan en de AKP is dan de Nederlandse publieke opinie, mede dankzij een zee van Turkse vlaggen in Rotterdam en elders, vermoedt. En dat is eigenlijk vreemd, want iedereen kan weten dat Erdogan het beruchte referendum over het uitkleden van de democratie maar nipt won – en dat dan nog met gebruik van alle denkbare ondemocratische machtsmiddelen. Bovendien, wie serieus leest over Turkije (Orhan Pamuk en andere Turkse auteurs; ‘onze’ Erik Zürcher die een internationale grootheid is; het oude Turkije in crisis van een groep Nederlandse turkologen, nog altijd zeer informatief; Betsy Udink) weet hoe complex de Turkse werkelijkheid is en hoe gevaarlijk generalisaties zijn. In de tijd dat ik een keuzevak op het hbo over Turkse geschiedenis gaf, viel me op hoe slecht en extreem ideologisch eenzijdig juist studenten met Turkse roots waren geïnformeerd (en dat lang voor de opkomst van Erdogan). Sindsdien kan de Nederlandse tv-kijker door de prachtige series van Bram Vermeulen (In Turkije en Langs de grenzen van Turkije) beter op de hoogte zijn dan menige mede-Europeaan.

Zo systematisch en gedegen als Vermeulens werk is De neven van Eus niet, maar de kracht ervan ligt erin dat het Grote benaderd wordt via het Kleine, het persoonlijke. In dubbele zin: niet alleen staat, net als bij Vermeulen, het individuele verhaal voor dat van een groep, maar deze keer is het ook nog eens ‘allemaal familie’. En de kracht is natuurlijk ook de actualiteit: sinds Vermeulen is Turkije niet een beetje veranderd. Akyols familie is zo groot dat een rijk palet van geografische en sociale posities wordt geschilderd (van letterlijk stinkende boer met twee koeien via schoenmaker en eigenaar van een alternatieve kroeg tot chirurg). Een van de dingen die Akyol opmerkelijk vond, was dat overal prompt de drankfles werd opengetrokken. Wat onder het huidige bewind niet zo een beetje wordt tegengewerkt. Dat zou iets kunnen zeggen over de voorkeuren van zijn familie, maar er is een algemener sleutel: ze zijn alevieten, de heterodoxe, vrijzinnige, sjiitische variant van de islam aanhangend die alcohol niet verbiedt. Wier bewondering voor Atatürk (die van raki wel pap lustte) die van soennieten overstijgt, al was het alleen maar vanwege de opgelegde scheiding tussen staat en religie die hen althans wettelijk vrijwaarde van discriminatie en vervolging.

Akyol, die min of meer gebrouilleerd is met zijn Nederlandse familie, wordt in Turkije met omhelzingen, kussen en kooswoordjes overladen, waar hij ook komt. En dat gebeurde overduidelijk niet of nauwelijks omdat er opeens een kennelijk geslaagd emigrantenkind annex ver achterneefje met camera voor hun neus stond. Familie betekent gewoon meer. Dat maakte het zichtbaar even fijn om Turk onder Turken te zijn. Ook al zijn die lui van Akyol in de ogen van veel soennitische Turken geen echte Turken/moslims – wat nergens in de eerste twee afleveringen tegen hen gezegd wordt, maar wat wel blijkt uit de voorbeelden van maatschappelijke achterstelling die zowel in dorp als stad door familieleden gegeven worden. Als een oom/neef/achterneef zegt dat de alevitische jeugd in dit Turkije geen toekomst meer heeft en dus beter kan emigreren, zal dat deels aan teruglopende economie liggen en ook een ander deel van de jeugd treffen, maar er zal zeker een kern van waarheid in zitten. En als zelfs de chirurg vaststelt dat hij dan wel ver gekomen is, maar dat managementfuncties er voor alevieten niet in zitten, dan is er geen enkele reden om aan zijn woorden te twijfelen.

Het AK-nationalisme klinkt het sterkst via het koor van taxichauffeurs. In Ankara hebben die zelfs op hun lichtkrant staan dat Nederland fascistisch is (in het Duits!). Özcan gaat in gesprek, wijselijk achterwege latend dat hij Nederlander is (‘ik kom zelf uit Europa’, zegt hij) en ze zijn wel zo goed te zeggen dat hun tekst op een foute regering slaat, niet op individuele burgers die met Turkse gastvrijheid ontvangen zullen worden. Een vriendelijkheid die totaal ontbreekt wanneer hij in Sivas het voormalige hotel bezoekt, waar een cultureel alevitisch festival in 1993 op een bloedbad uitliep doordat opgejuinde stedelingen de boel in de hens staken: 37 doden. Opsodemieteren moeten die stokende buitenlanders: er zijn helemaal geen spanningen tussen soennieten en alevieten, zeggen de soennitische mannen. Alevieten zwijgen.

Gelukkig is de serietitel misleidend: de neven zijn ook nichten, tantes, achternichten. Özcan mag zelfs als enige man bij de ‘goudgeefdag’ voor vrouwen van zijn familie, hun buurvrouwen en vriendinnen, blijven. Een maandelijkse bijeenkomst met elke keer een andere gastvrouw, waarop veel en lekker wordt gegeten waarna de gastvrouw na afloop geld van de anderen krijgt. Een informeel netwerk waarin gezelligheid en sociale ondersteuning hand in hand lijken te gaan. Er zijn er veel van in Turkije, waar de overheid minder zorgt dan hier. De volgende dag gaat hij op bezoek bij zijn nicht die een schoonheidssalon heeft in een welvarende buurt. Onherkenbaar is ze, zo op en top opgemaakt en gekapt. Zij en al haar klanten, werkende vrouwen in hoge functies, moeten weinig van Tayyip en zijn AKP hebben: geef hen maar Mustafa Kemal, bevrijder van vrouwen. Maar hetzelfde geldt voor die oom die, in een gammel kantoortje in het dorp Ulas, schrijver is voor analfabeten. Voor hem is Atatürk de enige weg en zullen de kemalistische CHP, de vooruitgang en moderniteit uiteindelijk onvermijdelijk overwinnen. Eus vraagt alleen, maar spreekt zich niet uit. En helpt het zijn oom hopen, maar vreest ongetwijfeld met vreze, net als de kijker.


Özcan Akyol (presentatie), *De neven van Eus, NTR, vijf delen, zondags, NPO 2, 20.15 uur*