In een afgeschermde ruimte van verenigingsgebouw Oportuna in Amsterdam-West zitten stadsdeelraadsleden van GroenLinks te praten met de beruchte Marokkaanse jongeren van Overtoomse Veld. Dertien jonge jongens, het merendeel niet ouder dan achttien, zitten onderuitgezakt in een stoel voor zich uit te staren, diep weggedoken in hun leren jackies. Gespeelde verveling valt van hun ge zicht te lezen. Antwoord wordt alleen gegeven als er gerichte vragen worden gesteld.
Mohamed Farjani, een van de buurtvaders, luistert aandachtig naar de verhalen. De problemen zijn nog niet opgelost. Veel van de jongeren gaan niet meer naar school, maar werken evenmin. Bij het arbeidsbureau stappen ze niet naar binnen, daarvoor ligt de drempel te hoog. «Je moet weten waar je naartoe kunt en weten wat je mogelijkheden zijn», zegt Sydney, een van de weinige Suri naamse jongeren. Sydney is wat ouder en heeft de rol van bemiddelaar naar zich toe getrokken. «Zonder diploma doe je niks, maar veel jongeren stoppen omdat ze geen keuze kunnen maken. Je wilt geld of je gaat naar school.»
Voor Farjani en de andere buurtvaders betekent het winnen van de Hein Roethof-prijs dat ze nu de middelen hebben om hun buurtvaderproject een breder bereik te geven. Er zijn plannen om «buurtzonen» in te schakelen die bij drukke verkeerspunten op overstekende kinderen moeten toezien. Ook wordt bekeken of er wat voor buurtmoeders kan worden bedacht. Overdag moeten er patrouilles lopen, dit keer als betaalde baan. Een nieuwe ruimte is nodig om het groeiende aantal buurtvaders onderkomen te bieden.
Kortom, zo knikken Farjani en Bouraka, een andere buurtvader instemmend, het moet professioneler. «Er zijn nog veel klachten van ouderen, van vrouwen en van het GVB», zegt Farjani. «Over tasjesroof, kinderruzies, drugs, het taalprobleem van de eerste generatie allochtonen of agressie onder jongeren. Hoe groter we worden, hoe breder we kunnen werken.»
Nu lijkt het alsof elke gemeente met hetzelfde probleem kampt, alsof men zich nergens meer veilig voelt op straat. De gemeenten Den Bosch, Utrecht, Gouda en Dor drecht bezochten de Amsterdamse buurtvaders al. Stadsdeel Osdorp in Amsterdam kent «betrokken vaders» en stadsdeel Westerpark besluit formeel in december, maar bereidt zich al voor op het «buurtvaderschap». Abdil Madhat, stadsdeelraadslid uit Westerpark, bekijkt de trend met argusogen. «Het lijkt wel een teken van goed beleid als je buurtvaders hebt, maar we moeten voorkomen dat we in Nederland een soort instituutbuurtvaders gaan creëren. Als je buurtvaders inzet, is dat omdat er problemen zijn. Het is echter de taak van het stadsdeel om die problemen te voorkomen.»
Wat is de betekenis van onze rechtsstaat als gewone burgers worden ingezet om de veiligheid op straat te garanderen? Hoe zit het met de rol van de politie? De politie heeft tenslotte in Nederland nog altijd een monopolie op geweld. Als het contact tussen politie en jongeren dusdanig is verslechterd dat er geen dialoog meer mogelijk is, is er dan geen sprake van falend beleid? En behoort dat niet te worden aangepakt in plaats van vrijwilligers te werven om ‘s avonds op straat in groepjes te patrouilleren? Wie gaat bepalen wie er als buurtvader het goede voorbeeld mag uitdragen? Hoe weet je als gemeente wie door jong en oud gerespecteerd wordt binnen de buurt? En onvermijdelijk binnen deze opsomming wat wordt de financiële regeling met de vrijwilligers?
Farjani is stil en leunt achterover. Boven zijn hoofd hangen foto’s van de buurtvaders en krantenknipsels over hun succes. «Het zou goed zijn als er overal buurtvaders waren», verzucht hij. «Maar», valt Bouraka in de rede, «het initiatief ligt bij de bewoners zelf. Als het via de gemeente gaat, willen ze geld.» Andere vaders, de jassen al aan, knikken beamend.