
De ‘Revolutie van Franciscus’ is een modeterm geworden. De paus wordt afgebeeld als Superman op een muur in Rome. Time en andere tijdschriften roepen hem uit tot man van het jaar en zetten zijn portret op de cover. Is dit een uitgekookt pr-offensief, een rookgordijn waarachter alles bij het oude blijft? Of is het werkelijk het begin van een vorm van glasnost in het Vaticaan?
Jorge Mario Bergoglio is de eerste jezuïet die tot paus is gekozen. Nu hebben de jezuïeten een nogal dubbele reputatie. Hoewel hun eerste gelofte die van de armoede is, waren ze eeuwenlang de priesters die aan tafel zaten bij vorsten. Ze waren de biechtvaders van de machthebbers. In 1773 besloot paus Clemens XIV de Sociëteit van Jezus te verbieden, op instigatie van de Spaanse Bourbons, omdat ze zelf te veel macht hadden gekregen. Dit verbod werd pas in 1814 door Pius VII opgeheven.
De jezuïeten heroverden hun greep op het onderwijs, in tal van landen leidden zij de politieke elite op. Zij waren niet alleen de intellectuelen onder de priesters, maar ook de spindoctors avant la lettre. Ze mochten dan nooit tot het echte pausschap zijn geroepen, de machtspositie van de jezuïeten kwam tot uitdrukking in de bijnaam van de overste van de orde: de zwarte paus.
De jezuïeten zijn altijd omstreden geweest, tegelijk bewonderd en verguisd. Al in de zestiende eeuw kregen ze het etiket hypocriet opgeplakt en gingen ze door voor sluw en gevaarlijk, vanwege hun zedenleer en stille macht achter de politiek. Dat stigma zijn ze nooit kwijtgeraakt. Jezuïtisch redeneren is ook vandaag de dag niet bepaald een compliment. Van Dale geeft als tweede betekenis van een jezuïet nog altijd ‘iemand met geheime bedoelingen, intrigant, sluwe indringer’. ‘Wat een vuile gemene jezuïet, dacht ik’, schreef Jan Wolkers in Brandende liefde. Ook in het Frans is jésuite nog altijd een lelijk scheldwoord.
Na het Tweede Vaticaans Concilie in de jaren zestig schoven de jezuïeten op naar links. Velen omarmden de bevrijdingstheologie en kozen nadrukkelijk de kant van de armen, in Midden-Amerika zelfs de kant van de guerrilla als gerechtvaardigde volksopstand. De theologiestudenten aan de Gregoriaanse Universiteit in Rome, de belangrijkste katholieke universiteit ter wereld, liepen eind jaren zestig rond in T-shirts met het hoofd van Che Guevara. In die jaren werd Jezus ook nogal eens afgebeeld als de revolutionaire voorloper van Che, of andersom Che als de moderne belichaming van Christus.
De ‘verlinksing’ van de Sociëteit van Jezus vond plaats onder de leiding van de Bask Pedro Arrupe, van 1965 tot 1983 generaal-overste van de orde, en werd min of meer voortgezet door zijn opvolger de Nederlander Peter Hans Kolvenbach. Beiden kwamen door het aanhouden van deze lijn in conflict met Johannes Paulus II, de door en door conservatieve Poolse paus.
In Spaans Baskenland, de heimat van Ignatius van Loyola, kozen nogal wat priesters de kant van het Baskische nationalisme of zelfs van de eta. Ook dit onderstreepte dat de ‘linksheid’ geen unaniem gedeelde opvatting was binnen de orde. Het nationalisme in Baskenland is al eeuwenlang uiterst conservatief, terwijl de eta een rudimentair soort marxistisch-leninisme aanhing.
De Argentijnse priester Jorge Mario Bergoglio was verre van een linkse jezuïet. Hij was een van de woordvoerders van de meest conservatieve vleugel van de orde. Eind jaren zeventig, toen hij provinciaal was van de Argentijnse afdeling van de orde, schreef hij zelfs een brief aan het Vaticaan om zich te beklagen over zijn directe superieur Arrupe, omdat deze de infiltratie van marxisten in de kerk zou tolereren. Een dergelijke beschuldiging was in die dagen in zijn eigen Argentinië voldoende om iemand voorgoed te laten verdwijnen.
Bergoglio had het eveneens aan de stok met Arrupe’s opvolger Kolvenbach, omdat ook deze te dicht tegen de bevrijdingstheologie zou aanleunen. Er circuleren nog altijd verhalen dat zijn overplaatsing naar een parochie diep in de Argentijnse provincie de straf was die Kolvenbach hem oplegde. Kortom, Bergoglio stond dichter bij Johannes Paulus II en diens doctrinaire waakhond Joseph Ratzinger dan bij de leiding van zijn eigen orde. Er zouden vanwege dit conflictueuze verleden nogal wat oude vijanden in zijn eigen orde rondlopen.
Jorge Mario Bergoglio legde in 1973 de gelofte van armoede af, net als elke jezuïet, naast de gelofte van kuisheid en gehoorzaamheid en de vierde, extra gelofte van directe gehoorzaamheid aan de paus. Statutair streven de jezuïeten geen hoge functies binnen de kerk na. Ook in dit opzicht is Bergoglio dus een uitzondering.
Franciscus is een jezuïet, maar Bergoglio was dat niet zozeer, oordelen de kenners in Latijns-Amerika. Argentijnse collega’s zeiden direct na zijn verkiezing tot paus dat Bergoglio inhoudelijk dichter bij de uiterst conservatieve en sekte-achtige Opus Dei stond dan bij zijn eigen orde. Hij is afkomstig uit een van de conservatiefste kerken in Latijns-Amerika en zit doctrinair op dezelfde lijn als zijn voorganger Benedictus.
Het lag natuurlijk voor de hand dat de eerste jezuïtische paus in de geschiedenis de naam Ignatius zou kiezen, naar de stichter van zijn orde. Bergoglio gaf echter de voorkeur aan Franciscus van Assisi, de revolutionair van de armen en criticaster van de kerkstructuren in de dertiende eeuw. Dat een jezuïet koos voor de naam van de grondlegger van een concurrerende orde werd in zijn eigen kring gezien als een puur politieke beslissing en paste bij de reputatie van ‘sluw politicus’ die hij in Buenos Aires had opgebouwd. Dat geldt niet minder voor de steeds sterker klinkende geruchten dat hij zijn oude vijand Pedro Arrupe heilig gaat verklaren.
Franciscus vertelde dat hij zich had laten leiden door de woorden van de Braziliaanse kardinaal Cláudio Hummes die hem direct na zijn verkiezing tot paus in het oor zou hebben gefluisterd: ‘Vergeet de armen niet.’ Ook dat leek een politiek doordachte verklaring, die bovendien ‘geleend’ was. Vijf jaar eerder had Adolfo Nicolás na zijn verkiezing tot opvolger van Kolvenbach als overste van de orde der jezuïeten exact hetzelfde gezegd: een collega had hem in het oor gefluisterd: ‘Vergeet de armen niet.’
Zeker is dat de Argentijnse paus leeft naar wat hij betoogt, gematigd en in overeenstemming met zijn armoedegelofte. Hij baadt niet als een koning in weelde, woont niet in een paleis maar in een kloosterachtig hotel, gaat niet op vakantie naar het pauselijke zomerresort Castel Gandolfo, rijdt niet in dure auto’s. Maar tegelijk gaat elk detail met zichzelf aan de haal. Als hij een keer met de bus in Buenos Aires is geweest, heet het dat hij uitsluitend per openbaar vervoer reist. Er wordt wereldwijd ophef van gemaakt wanneer hij zijn eigen tas draagt. Het zijn kleine en makkelijke gebaren waarmee een paus direct aan populariteit wint. Maar om hem nu op grond hiervan na een jaar op één hoogte te plaatsen met Nelson Mandela, zoals de afgelopen weken is gebeurd, tja, dan schiet de hype door.
Betekent Franciscus een ruk naar links, een wederopstanding van de arbeider-priesters (onder wie een hoop jezuïeten), om het maar eens extreem te stellen? Het lijkt me niet. De Argentijnse paus duikt in een gat in de markt, misschien wel het grootste gat in de markt van het huidige tijdsgewricht: het ontbreken van linkse helden. De wereld is verneoliberaliseerd, verhebzucht. Het nieuws wordt gedomineerd door verhalen over corruptie, graaicultuur, egocentrisme en als gevolg van dat alles bezuinigingen alom die zoals altijd ten koste gaan van de minderbedeelden.
In zo’n context komt een boodschap van ‘armen voorop’ goed over, zeker wanneer je zelf het goede voorbeeld geeft. Zelfs in Latijns-Amerika, dat rond het begin van deze eeuw was omgetoverd tot een rood continent, lijkt links tegen het einde van een cyclus aan te kijken. Hugo Chávez is dood en zijn opvolger Nicolás Maduro is een deerniswekkende figuur. In Argentinië heeft Cristina Kirchner haar glans verloren, in Ecuador is Rafael Correa in de verdediging en in Brazilië wordt Dilma Rousseff platgedemonstreerd. Waar kunnen we nog een voorbeeldfiguur vandaan halen? Europa? Europa mist leiders, en al helemaal linkse leiders.
Franciscus dan maar. Links in het Vaticaan, dat is natuurlijk een contradictio in terminis. Maar na 35 jaar Johannes Paulus II en Benedictus XVI ben je al gauw vooruitstrevend. De kerk van Rome is per definitie conservatief. Af en toe zijn er perioden dat geprobeerd wordt de ergste kantjes daarvan af te slijpen, zoals ten tijde van Johannes XXIII en het Tweede Vaticaans Concilie, en het instituut meer in overeenstemming te brengen met de moderne wereld. Maar daar is altijd een tegenreactie op gekomen.
Franciscus volgt in zeker opzicht het voorbeeld van Johannes XXIII. Ook hij begrijpt dat de kerk wel moet moderniseren om te overleven. De leegloop gaat schrikbarend snel, zelfs in Latijns-Amerika, het ‘continent van de hoop’. Dat was een van de redenen waarom de kardinalen een Argentijn tot paus kozen. De aanpak van tv-paus Johannes Paulus II en paus Benedictus XVI om de deserteurs binnenboord te houden werkte alleen maar averechts. Benedictus gaf zelfs openlijk de voorkeur aan een kleinere maar dogmatischer kerk, en nam op de koop toe dat andersdenkenden massaal afhaakten.
Na zo’n chagrijnig overkomend type als Benedictus ben je al gauw populair. Wat presentatie betreft treedt Franciscus in de voetsporen van Johannes Paulus II, de vliegende paus die niet uit de media was weg te slaan, die als eerste door had hoe hij de tv kon gebruiken voor zijn missie. Veel van de foto’s van Franciscus die nu gepubliceerd worden duiden op een pr-offensief, zijn niet zo spontaan als de indruk die ze moeten wekken. Het is een strategie die werkt: de paus loopt op zijn eigen benen, krijgt als cadeautje het liefst een voetbalshirt, rijdt in een goedkope auto, bezoekt zieken en aangespoelde immigranten en kust mismaakten.
Maar inhoudelijk lijkt er weinig nieuws. Het zijn wat losse opmerkingen van de paus die tolerantie vragen voor wat tot nu toe intolerabel was. Al is van acceptatie geen sprake. Het is een kwestie van presentatie, zonder dat de boodschap of de opstelling wezenlijk verandert.
De ‘Teflon-paus’ is Franciscus wel genoemd en dat lijkt me een uitstekende karakterisering: geen vuiltje blijft aan hem plakken. Als er weer eens iets negatiefs over de kerk van Rome valt te melden, dan wordt het de plakvrije paus in het geheel niet aangerekend. Integendeel, steevast wordt dan herhaald dat hieruit blijkt hoe nodig hij is, hoe alleen een man van zijn statuur dit kwaad kan aanpakken. In die zin lijkt hij een beetje op Johannes Paulus II. Denk aan het Popie Jopie toen Wojtyla in 1985 Nederland bezocht. Bij Benedictus was het tegendeel waar: al het negatieve werd bij hem persoonlijk op zijn bord gelegd.

Afgelopen zomer benoemde Franciscus de prelaat Battista Ricca als zijn persoonlijke toezichthouder op de hervorming van het Instituut voor Religieuze Werken, oftewel de Vaticaanse bank. De inkt van de benoeming was nog niet droog of de monseigneur bleek als nuntius in Uruguay rond de eeuwwisseling in een gay-schandaal te zijn verwikkeld, een luidruchtige affaire met een lid van de Zwitserse garde, zijn minnaar die hij uit Rome had meegenomen naar de pauselijke ambassade in Montevideo. De hele top van de kerk in Uruguay was geschokt. De benoeming van Ricca werd echter niet gezien als een flater van de paus, maar als een poging van zijn tegenstanders hem een loer te draaien.
Na de eindeloze golf schandalen en slechte pers van de laatste decennia willen de katholieken graag iets positiefs zien in het Vaticaan, en Franciscus belichaamt dit. Tegelijk zegt hij nauwelijks iets over de hot issues als pedofilie, abortus, euthanasie, homohuwelijk, dus kan hij ook niemand tegen de haren in strijken.
Onder de neocons Johannes Paulus II en Benedictus XVI werden de jezuïeten als halve communisten op een zijspoor gezet. De strijd tegen seks en alles wat daaraan gerelateerd is (condooms, abortus, homoseksualiteit) werd de kern van de boodschap van de kerk, waarbij het seksueel misbruik van kinderen door priesters nadrukkelijk werd verdonkeremaand. Franciscus heeft een commissie in het leven geroepen om de pedofilie binnen de kerk te bestrijden en hardop gezegd dat het om een ernstig delict gaat. Maar commissies benoemen is niet hetzelfde als problemen oplossen, in de politiek is het doorgaans zelfs het tegendeel.
De laatste zitting van de VN-commissie voor de Rechten van het Kind, afgelopen januari, met Franciscus bijna een jaar aan de macht in Rome, was een vuurproef en liep uit op een duidelijke deceptie. Het Vaticaan was gedaagd om opheldering te verschaffen over de maatregelen die het heeft genomen tegen priesters die zich schuldig maken aan kindermisbruik. Ten slotte heeft het ministaatje de VN-verklaring ter zake getekend.
‘De enige conclusie die ik trek is dat de kwestie van de pedofilie structureel is, zo geworteld in de bases van de kerk dat ze een slachting vrezen wanneer ze ertegen beginnen op te treden, en dat alle structuren en hun autoriteiten er gecompromitteerd uitkomen’, zei een paar dagen later de vice-voorzitter van de commissie, de Ecuadoriaanse Sara Oviedo, coauteur van het ongebruikelijk harde VN-rapport over het Vaticaan, waarin wordt geëist dat pedofiele priesters aan justitie worden uitgeleverd.
Oviedo gaf toe dat er met Franciscus meer openheid is gekomen, daarom was het voor het eerst mogelijk dat het Vaticaan kwam opdagen in Genève. Maar het resultaat was teleurstellend. De delegatieleider, de Italiaanse aartsbisschop Silvano Tomasi, weigerde namen of concrete maatregelen te noemen. De vertegenwoordigers van de kerk draaiden om de zaken heen en gaven steeds opnieuw ontwijkende antwoorden. Oviedo: ‘Kortom, ik geloof ze niet. Of ze doen heel weinig of ze doen niets.’
Na de publicatie van het VN-rapport, dat concludeerde dat het misbruik onverminderd doorgaat en dat de daders onbestraft blijven, sprak Tomasi van een ideologische aanval op de kerk en de vrijheid van godsdienst. Het was de traditionele reactie uit Rome waarin kritiek altijd wordt uitgelegd als een complot tegen de kerk. Opvallend is dat in deze hele discussie paus Franciscus er het zwijgen toe deed.
Als een van de sleutelfiguren in de raad van toezicht van zijn nieuwe secretariaat van Economische Zaken benoemde de paus vorige week de Mexicaanse kardinaal Norberto Rivera, tegen wie in de Verenigde Staten een handvol processen loopt wegens de bescherming die hij bood aan pedofiele priesters. In dezelfde raad vond hij een plaats voor de Peruaanse kardinaal Juan Luis Cipriani, voor wie de kwalificatie extreem-rechts nog zuinig is. Cipriani, actief lid van Opus Dei, was een van de steunpilaren van de dictatuur van Alberto Fujimori. Hij omschreef de mensenrechten als ‘gelul’.
Enig excuus voor de benoeming van dit soort figuren op belangrijke posten in het Vaticaan is dat zowel Johannes Paulus II als Benedictus XVI 35 jaar lang alleen maar zeer conservatieve bisschoppen ‘promoveerde’ tot kardinaal, en het dus wel heel moeilijk is voor Franciscus om in eigen gelederen mannen te vinden die bij zijn nieuwe ‘linkse’ imago passen. Maar om nu direct enkele van de meest recalcitrant rechtse kardinalen uit te verkiezen voor sleutelposities is het andere uiterste.
De financiële hervorming van de kerk is voor Franciscus een prioriteit. In oktober liet hij weten dat het Instituut voor Religieuze Werken, de Vaticaanse bank, zal worden uitgemest om de verdenking van witwassen van duistere gelden weg te nemen. De ruim dertienduizend rekeninghouders van de bank legden in 2012 samen 6,3 miljard euro in en droegen hiermee bij aan een netto winst van 86 miljoen. De werkwijze van de bank zal worden aangepast aan de Europese normen, een proces waarmee Benedictus al was begonnen maar dat als zo veel van zijn initiatieven intern werd gedwarsboomd.
Franciscus stelde ook hiervoor een commissie in die de hervorming moet begeleiden. Of daar iets van terechtkomt is de vraag, gezien de benoeming van een bibliothecaris, een kerkrechtadvocaat, een voormalige Vaticaanse diplomaat, een typisch Vaticaanse bureaucraat en een voormalige Amerikaanse ambassadeur van George W. Bush. Geen van allen heeft financiële expertise, wel hebben ze allemaal een rekening bij de Vaticaanse bank. Met een achterban van een miljard zielen had de paus toch wel een paar mensen met verstand van zaken kunnen vinden.
Een van de commissieleden is de aartsconservatieve juriste Mary Ann Glendon, die jarenlang tot in het extreme de beruchte Mexicaanse priester en pedofiel Marcial Maciel verdedigde. Kort voor Maciel door Benedictus publiekelijk werd gekarakteriseerd als een crimineel noemde Glendon hem een man met een ‘stralende heiligheid’. Toch stuurde Bush haar een paar jaar later als zijn ambassadeur naar Vaticaanstad.
Een andere benoeming die weinig consistent is met het ‘progressieve’ imago van Franciscus is die van Carl Anderson in de commissie die toezicht moet uitoefenen op het Instituut voor Religieuze Werken. Deze Amerikaanse advocaat staat aan het hoofd van de Knights of Columbus, een machtige Amerikaanse charitatieve instelling die zichzelf omschrijft als ‘de sterke rechterarm van de kerk’. Anderson, die zo’n anderhalf miljoen dollar per jaar opstrijkt, zit dankzij zijn gulle giften al jaren in tal van commissies in het Vaticaan. Hij gebruikte de miljoenen van de verzekeringsportfolio van de Knights of Columbus om een plek in Rome te kopen. Daar betaalde hij verbouwingen tot en met limousines met chauffeur voor bezoekende prelaten. Anderson is een prototype van de oude corruptie die Franciscus zegt te bestrijden.
De paus laat zich gematigd uit over de grote doctrinaire kwesties. Dat is een radicaal andere benadering dan welke hij koos in zijn verleden als aartsbisschop van Buenos Aires. Toen liet hij donder en bliksem neerdalen van de kansel. Euthanasie was voor Bergoglio ‘demografisch terrorisme’ en het homohuwelijk ‘een vuige list om het plan Gods te ondermijnen’ en ‘een streek van de vader van de leugen om de kinderen Gods te verwarren en bedriegen’. Hij liet alle priesters vanaf de kansel een oproep voorlezen om mee te doen aan een demonstratie tegen de wet om het homohuwelijk in Argentinië te legaliseren.
Abortus, zelfs die piepkleine mogelijkheid daarop die in Argentinië wettelijk is toegestaan, was ‘de hoeksteen van de cultuur van de dood’ en een waarschuwing aan alle ouders: ‘Er zijn duizenden moeders die hun kinderen vermoorden; pas maar op, over een paar jaar nemen ze een wet aan die kinderen de vrijheid geeft hun ouders te vermoorden.’
Wanneer bijvoorbeeld de Spaanse bisschoppen nog elke dag op soortgelijke wijze tekeergaan, tegen abortus, tegen homohuwelijk, tegen openbaar onderwijs, laat het Vaticaan geen enkel tegengeluid horen.
Franciscus spreekt over deze thema’s vooral in algemeenheden en politieke dooddoeners: de vrouw moet een belangrijker plaats in de kerk krijgen, homo’s moeten gerespecteerd worden, de bank moet ethisch werken, pedofilie binnen de kerk moet worden aangepakt. Er bestaat geen enkele intentie om de encycliek Humanae vitae van Paulus VI, aangescherpt door Johannes Paulus II, die alle niet op voortplanting gerichte seks verbiedt, terug te draaien.
‘De kwestie is niet de doctrine veranderen’, zei Franciscus in een interview, ‘maar verdiepen en te verzekeren dat de priesters rekening houden met de situaties van elke persoon en wat die persoon kan doen.’ Over vrouwelijke priesters: ‘De kerk heeft gesproken en heeft nee gezegd.’ Over homo’s: ‘Als een homoseksueel persoon goede wil toont en God zoekt, wie ben ik om hem te beoordelen?’ Eind april zal hij Johannes Paulus II heilig verklaren, de mediapaus wiens imperium buiten het bereik van de camera’s uit zijn voegen barstte van de schandalen en criminele gedragingen. Ter compensatie doet Franciscus ook Johannes XXIII in het pakket. Een sluwe politieke beslissing: een rechtse en een linkse heilige, zo heeft niemand iets te klagen.
Franciscus toont ons het beeld van een paus als een normaal mens. Een soort vriendelijke opa die interviews geeft en van tango en voetbal houdt. Die niet op een troon zit, maar naast en tussen de mensen staat. Ook al is en blijft de paus natuurlijk de paus, de man die voorschrijft wat stervelingen moeten doen en vooral wat ze niet mogen doen, willen ze hun plek in de hemel niet op het spel zetten.
Het is het beeld dat telt. Wat een paus zegt, is zelfs voor veel katholieken niet eens zo relevant. ‘Mensen huilen bij het zien van de paus, niet bij het luisteren naar hem’, zei een Braziliaanse socioloog jaren geleden al. ‘Ze komen van heinde en verre om zijn zegen te ontvangen, niet om zich door hem de les te laten lezen.’
Cees Zoon is de auteur van Onder de rokken van het Vaticaan

19,95 euro- uitgeverij Nijgh Van Ditmar.
Beeld: (1) Paus Franciscus met zijn nieuwe Renault 4L, 7 september 2013 (L'osservatore Romano/AP). (2) Rome. Het is het beeld dat telt. Wat een paus zegt, is zelfs voor veel katholieken niet eens zo relevant (Tiziana Fabi/AFP/ANP).