China betaalt de belastingverlagingen van Bush. Mettertijd verschijnen in Amerika meer commentaren waarin dit gegeven niet zonder enige wellust breed wordt uitgemeten. De auteurs, vooral van democratische snit, spelen in op een vrij recent gegroeide angst voor de Chinezen, vergelijkbaar met de vrees, twintig jaar terug, voor de Japanners en hun economische expansie.
En het is waar: door omvangrijke belastingverlagingen heeft Bush het jaarlijkse begrotings tekort van de overheid laten oplopen tot historische hoogten. Om dat tekort te financieren geeft de Amerikaanse overheid staatsobligaties uit die in grote hoeveelheden worden gekocht door de centrale bank van China. De Amerikaanse reserves van China zijn afgelopen jaar gestegen tot 420 miljard dollar, bijna het bruto binnenlandse produkt van Nederland.
China kan die staatsobligaties kopen door een gigantisch overschot op de handelsbalans. Het voorkomt daarmee dat het geld in de eigen economie verdwijnt, waardoor de binnenlandse inflatie stijgt en de aantrekkelijkheid van Chinese producten voor het buitenland daalt. Bovendien houdt dit opkopen de Amerikaanse munt «duur» (verhoogde vraag naar dollars), terwijl de koers van de yuan laag blijft (verhoging van het aanbod van yuans). Kortom, mede door het kopen van die Amerikaanse schuld houdt de Chinese centrale bank het Chinese overschot op de handelsbalans in stand. Tegelijk verschaft China de Amerikaanse regering de middelen om dingen te doen waar ze zin in heeft, zoals belastingverlagingen en een door China niet gewenste oorlog tegen Irak.
De goedkope yuan jaagt al meer dan een decennium de economie van China op. Alleen al in het afgelopen jaar bedroeg de groei meer dan negen procent. Vooral door het schier onuitputtelijke reservoir aan goedkope arbeidskrachten, kan het land deze groei nog decennia volhouden. Met een tien keer grotere bevolking dan Japan waar de reserves aan goedkope arbeidskrachten inmiddels zijn opgedroogd telt het Chinese platteland nog altijd meer werkloze volwassenen dan de totale Amerikaanse arbeidsbevolking. Door dit arbeidsaanbod verstrekt de markt geen enkele prikkel om méér te betalen dan het absolute bestaansminimum. Na hun boerendorpjes in het verre achterland te hebben verlaten, verdienen de immigranten in de stad momenteel tussen de vijftig en zestig euro per maand. Dat is een schijntje in vergelijking met de westerse standaard, maar bovenmodaal in China, waar tweehonderd miljoen mensen leven van minder dan tachtig eurocent per dag.
Het aantal meldingen van migranten die helemaal niet worden uitbetaald neemt toe. Wanhoopsstakingen zijn het gevolg, die van oudsher met geweld worden gebroken door de beveiligingsdiensten van de bedrijfseigenaar. Op het platteland tiert welig de overheidscorruptie, die menige boer de kop kost letterlijk. Inclusief de armste landen van Afrika kent China inmiddels het grootste welvaartsverschil in de wereld tussen stedelingen en plattelandsbewoners.
De regering heeft zich dit jaar plechtig voorgenomen hier iets aan te doen. Tot 15 maart is het Nationale Volkscongres van China in Peking bijeen. In de openingsspeech, een soort State of the Union op zn Chinees, zette premier Wen Jiabao de armoedebestrijding boven aan de agenda. Had Deng Xiaoping nog verklaard: «Rijk worden is glorieus», Wen stelde in zijn speech dat de enorme economische groei van het afgelopen decen nium had geleid tot «buitensporige verspilling». Hij constateerde dat de boeren nog te weinig van de groei hadden kunnen profiteren. Concreet stelt hij voor de in sommige gebieden al drieduizend jaar oude boeren belasting af te schaffen, de overheidsbestedingen aan landbouw met twintig procent te verhogen, en er streng op toe te zien dat de migranten in de steden hun loon krijgen uitbetaald. De nieuwe premier wil, kortom, de overheidsfinanciën inzetten om de bronnen van sociale onrust weg te nemen. Hij zet zijn geld op stabiliteit, ten koste van groei. In dat licht moet ook de aandacht voor de economische en sociale rechten van het individu worden gezien: tijdens het congres zal de bescherming van eigendomsrechten en mensenrechten voor het eerst in de grondwet worden vastgelegd.
China heeft een van de zeldzame regeringen in de wereld die officieel inzet op een verlaging van de economische groei, naar zeven procent in 2004, en zal dus minder geld aan Amerikaanse staatsobligaties besteden om middelen over te houden voor armoedebestrijding. Hoewel de Chinese regering al lang niet meer communistisch is, kan dit wel «links» worden genoemd, hoe je het ook wendt of keert.
Vreemd is het dus niet dat Amerikaanse commentatoren er genoegen in scheppen te wijzen op het Chinese aandeel in het rechtse, libertaire economische beleid en de oorlogspolitiek van George W. Bush. Saillant is vooral dat neoconservatieven met invloed in het Witte Huis, zoals Paul Wolfowitz en Richard Perle, enkele jaren geleden de regering-Clinton tot vervelens toe verweten blind te zijn voor «de Chinese dreiging». China was de nieuwe vijand. Pas na 11 september 2001 vervingen zij China door het terrorisme, Saddam Hoessein en radicaal-islamitische organisaties. China haalde uiteindelijk niet eens de axis of evil.
Toch is de angst voor de Chinezen geen koddige republikeinse gekte. John Edwards kwam nog vervaarlijk dicht in de buurt van John Kerry als democratische presidentskandidaat door te benadrukken dat goedkope import uit China gewone Amerikanen hun baan kan kosten. En Howard Dean had een eigen, uiterst spectaculair plan om de angst te bezweren. Hij zou de toestroom van Chinese immigranten naar de VS tegengaan en tegelijk de Chinese boer helpen, door hoge invoerrechten te heffen op goederen die worden geproduceerd in landen met slechtere arbeids- en milieuvoorwaarden dan de VS. Aangezien Amerika het economisch machtigste land ter wereld is, zo redeneerde Dean, zou de Chinese regering hierdoor gedwongen zijn de lonen op het Amerikaanse niveau te brengen. De bevolking zou daarna tevreden in China blijven en tegelijk zouden Amerikaanse produkten relatief goedkoop worden, waardoor banen niet op de tocht komen te staan.
Zelf vond Dean dit een briljant plan. «Okay, prices would go up in your local Wal-Mart», maar dat was het enige nadeel. Deans ondergang laat de Chinezen maar één optie: hopen dat de eigen regering doet wat ze zegt.