Als Saddam Hoessein in 1991 braaf had verklaard dat hij afzag van massavernietigingswapens en volledige medewerking zou hebben verleend aan de controles door de Verenigde Naties, zouden de sancties tegen Irak al na een paar maanden zijn opgeheven. Als hij zich vervolgens enige tijd gedeisd had gehouden, zou hij na een paar jaar weer rustig hebben kunnen starten met het vervaardigen van biologische, chemische en nucleaire wapens, waarvoor hij door de rijkelijk vloeiende oliedollars voldoende geld zou hebben gehad. Saddam verwachtte echter dat de sancties toch wel zouden worden opgeheven en realiseerde zich niet welke schade de wapencontroleurs zouden aanrichten. Hij besloot daarom niet mee te werken. Toen na enige tijd duidelijk werd welke desastreuze gevolgen dit voor Irak had, kon Saddam niet meer terugkrabbelen. Toegeven dat hij zich had vergist zou mogelijk fatale gevolgen hebben voor zijn machtspositie, die immers voor een groot deel is gebaseerd op «eer».
In westerse ogen is de houding van Saddam in hoge mate onbegrijpelijk, zodat de verleiding groot is om hem als een irrationele leider af te schilderen. Saddam wil dolgraag kernwapens, en heeft bij dat streven zijn land de vernieling in gejaagd en het leven van honderdduizenden Irakezen opgeofferd. Bovendien, wat moet hij met die wapens? Hij kan er natuurlijk heel wat schade mee aanrichten, maar dit zal onmiddellijk resulteren in een massale vergelding door de VS. Is Saddam daarom irrationeel? Is hij een gevaarlijke gek die de meest onverwachte dingen kan doen?
Volgens Kenneth M. Pollack, in zijn zojuist verschenen boek The Threatening Storm, is Saddam wel gevaarlijk, maar niet gek. Irrationeel kun je Saddam niet noemen, alleen moet je zijn ratio zien in de context van zijn tribale en Arabisch-nationalistische achtergrond en zijn karakterstructuur. Pollack geldt als een van de grootste Irak-kenners. Onder Clinton was hij enige jaren directeur van de afdeling-Perzische Golf van de National Security Council. Daarvoor werkte hij bij de CIA. Als specialist inzake de Perzische Golf behoorde hij tot de CIA-analisten die in de zomer van 1990 de regering van Bush senior waarschuwden dat Saddam elk moment Koeweit kon binnenvallen. Deze alarmerende berichten werden nonchalant van tafel geveegd. Saddam zou toch moeten inzien dat hij met een invasie van Koeweit zijn hand overspeelde? Hij moest zich toch realiseren dat een dergelijke vorm van agressie nooit ongestraft zou blijven?
Volgens Pollack maakt het Westen bij de beoordeling van Irak steeds de fout zich over te geven aan «mirror-imaging». Veel te vaak tracht men te voorspellen wat Saddam zal gaan doen, door zich voor te stellen wat men zelf zou doen als men in zijn schoenen stond. Het probleem is echter dat Saddam in weinig lijkt op een westerse politicus of generaal. Hij streeft geen «normale» doelen na. Dankzij de enorme olievoorraden zou Irak zeer welvarend kunnen zijn en hierdoor binnen de regio een belangrijke politieke rol kunnen spelen. Economische doelstellingen zijn in de optiek van Saddam echter volstrekt ondergeschikt aan politieke en militaire doelstellingen.
Hier dringt de vergelijking met Hitler zich op. In de tweede helft van de jaren dertig verwachtten veel politici en commentatoren dat Hitler vroeger of later tegen de grenzen van Duitslands economische expansie, die bereikt werd door middel van bedreiging en chantage, zou aanlopen en zich hierbij zou neerleggen. In zijn met ongelooflijk veel kennis van zaken geschreven boek vergelijkt Pollack de huidige situatie met de positie waarin Engeland en Frankrijk zich in 1938 bevonden. Toen vormde Hitler een ernstige bedreiging voor de vrede. Daarom pleitte Winston Churchill, en bij ons Jacques de Kadt, voor een preventieve oorlog tegen Duitsland. Engeland en Frankrijk waren in militair opzicht absoluut superieur aan Duitsland, maar de leidinggevende politici schrokken, twintig jaar na het vorige bloedbad, terug voor een oorlog. Wie echter in 1945 de balans opmaakte, kon geen andere conclusie trekken dan dat een preventieve oorlog in 1938 verreweg de beste optie was geweest.
Pollack benadrukt steeds dat Saddam niet identiek is aan Hitler, en dat Irak lang niet zon machtige tegenstander is als het Derde Rijk. Evenmin bezwijkt hij voor de verleiding om tegenstanders van een oorlog uit te maken voor appeasers. Niettemin acht hij de vergelijking met 1938 reëel. Saddam vormt een ernstige bedreiging. Niet vanwege Iraks betrokkenheid bij het terrorisme van Bin Laden. Saddams rol in «elf september» is nooit aangetoond en hoewel een gelegenheidscoalitie nooit is uit te sluiten, zijn de verschillen tussen Saddam en de fundamentalisten van al-Queda erg groot. Bovendien waren in het verleden Saddams bemoeienissen met bijvoorbeeld het Palestijnse terrorisme contraproductief. Evenmin vormt de Irakese productie van chemische en biologische wapens de belangrijkste bedreiging. De bruikbaarheid van deze wapens is nu eenmaal beperkt.
Het grote gevaar schuilt in Saddams obsessionele verlangen naar kernwapens. Als hij over deze wapens kan beschikken, en alles wijst erop dat het binnen twee tot zes jaar zover is, kan hij in de regio nagenoeg ongestoord zijn gang gaan. Als hij bijvoorbeeld Koeweit opnieuw bezet en tegelijkertijd dreigt met een kernaanval op Saoedi-Arabië, zullen de VS en Israël ervoor terugschrikken om hem aan te vallen. Het risico voor de eigen troepen is immers te groot. Op deze manier kan Saddam dus de hele regio domineren en heeft hij de controle over de belangrijkste olievoorraad ter wereld.
Na de Golfoorlog heeft Amerika geprobeerd door middel van een politiek van containment Saddam in het gareel te houden. De afgelopen jaren is gebleken dat dit niet langer werkt. Ook een politiek van «afschrikking» zal Saddam niet in toom kunnen houden. De man is zo geobsedeerd door zijn toekomstige plaats in de geschiedenisboeken, dat hij bereid is tot het uiterste te gaan. Al in 1990 heeft hij opdracht gegeven om versneld aan een atoomwapen te werken, zodat bij een eventuele nederlaag in ieder geval Tel Aviv kon worden verwoest. Ook nu wijst alles erop dat bij een Amerikaanse invasie zal worden geprobeerd Israël aan te vallen. Saddam sterft liever als de grote Arabische held dan voort te leven als de vernederde dictator van een derderangs oliestaatje.
Nadat Pollack heeft laten zien dat zowel de politiek van containment als die van deterrence niet meer werkt, komt hij met een overvloed aan argumenten voor de stelling dat ook een poging om het regime ten val te brengen door Saddam te vermoorden of door toepassing van het Afghanistan-scenario niet haalbaar is. Als de VS een einde willen maken aan de bedreiging die Saddam vormt, zullen zij het land moeten binnenvallen en na de verovering van Bagdad niet alleen een nieuw regime moeten installeren, maar tevens een enorme inspanning moeten leveren om het land weer op te bouwen.
Zonder verliezen zal dit niet gaan, en het risico is niet gering, maar het aan de macht blijven van Saddam is volgens Pollack veel riskanter en zal uiteindelijk veel meer mensenlevens kosten. De militaire problemen waarmee een invasie gepaard zal gaan, vallen echter in het niet bij de politieke problemen, waaraan Pollack dan ook zeer uitgebreid aandacht besteedt. Hoewel de weerstand tegen een Amerikaanse invasie in de Arabische wereld veel minder groot is dan veelal wordt aangenomen, en de elites van de meeste Golfstaten Saddam liever vandaag dan morgen zien sneuvelen, zal Amerika nog het nodige moeten doen om de noodzakelijke steun te verwerven. Boven alles zullen de Arabische bondgenoten eisen dat het conflict tussen Israël en de Palestijnen in rustiger vaarwater terechtkomt. Tegenover de eigen bevolking is het immers niet te verkopen dat men Amerika helpt, terwijl de tv dagelijks beelden uitzendt van Israëlische tanks die door Palestijnse gebieden denderen.
Volgens Pollack gaat het dus allang niet meer om de vraag of Irak moet worden aangevallen, maar uitsluitend nog om de vraag wanneer dit dient te geschieden. Puur militair gezien is haast geboden, maar op het politieke vlak moet er nog het nodige gebeuren. Maar ook hier is al te veel uitstel onwenselijk, aangezien de steun van de Amerikaanse publieke opinie begint af te kalven.
Kenneth M. Pollack
The Threatening Storm: The United States and Saddams Iraq
Uitg. Random House, 490 blz., € 33,15 (Importeur Van Ditmar)