Boer Nicolas Denieul werkt met Roundup. Frankrijk, 2017 © Jean-Francois Monier / AFP /ANP

Het boerenbedrijf kent weinig geheimen voor John Hutten (55). Zijn ouders hadden een boerderij, hij ging naar de lagere en middelbare landbouwschool, werkte vervolgens een half jaar bij een Nederlander in de melkveehouderij en akkerbouw in Frankrijk om op zijn 23ste zelf boer te worden, door een maatschap aan te gaan met zijn oom.

Het kwam voor hemzelf dan ook niet helemaal als een verrassing, toen hij merkte dat hij ineens een ietwat voorovergebogen houding aannam, tijdens het lopen zijn linkerarm niet mee zwaaide en hij vaker moe was dan normaal. ‘Mijn oom had al de ziekte van Parkinson en ik herkende de symptomen bij mezelf. Mijn vrouw, die een zorgopleiding heeft gedaan, wist het nog eerder.’ Toen de huisarts hem in 2013 doorverwees naar de neuroloog, was de diagnose snel gesteld: ook Parkinson.

Hutten heeft vanaf zijn zestiende met pesticiden gewerkt. ‘Voornamelijk met mcpa en mcpp, Roundup en incidenteel met Starane. Maar bij ons op het bedrijf is regelmatig onkruidbestrijding uitgevoerd, in zowel het grasland als in de maïs door de loonwerker. Met onder meer Starane, Cirran, Primstar, Basagran, Frontier optima, Laudis, Monsoon active en misschien nog wel andere middelen.’ Eigenlijk wisten ze wel dat ze bescherming moesten dragen, ‘maar niemand deed het. Vaak had ik wel een regenbroek aan als ik met de rugspuit werkte. Ik ging ervan uit dat dat voldoende was’.

De getuigenis van Hutten kan anekdotisch worden genoemd. Maar er is ook het verhaal van Lammert Deen, die 37 jaar in een fabriek van Chemtura Netherlands heeft gewerkt, producent van gespecialiseerde chemicaliën. Daar heeft hij met veel verschillende soorten pesticiden gewerkt. ‘Er waren altijd voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen en er waren detectieapparaten.’ Of de vrouw van wie de vader een loonbedrijf aan huis had waarmee hij voor boerenbedrijven werkte en vaak pesticiden gebruikte. ‘Hij kleurde helemaal geel wanneer hij ermee werkte.’ Haar broer en zus hebben ook Parkinson, een ziekte die verder amper voorkomt in haar familie.

Of de Nederlander die een agriturismo begon in Italië, met een eigen olijfgaard en wijngaard, en de eerste vier jaar bestrijdingsmiddelen gebruikte, soms met bescherming zoals handschoenen en een mondkapje, maar lang niet altijd. Of het verplicht was? Hij gelooft van niet. ‘Maar ja, het ging gewoon zoals het ging.’

En er zijn nog de mannen en vrouwen die in hun jeugd tijdens vakanties bij een boer in de omgeving werkten, zoals Els Haring. Zij ging elke zomer zes weken lang bloembollen pellen. ‘Dat was in een grote schuur, waar lange rijen tafels stonden met tulpenbollen en banken ervoor waar wij op zaten. De bollen deden we in een mand na het pellen en we werden per mand beloond.’ Er waren geen beschermingsmiddelen of waarschuwingen vooraf over de eventuele schadelijkheid van de pesticiden.

Al deze mensen hebben gemeen dat ze de ziekte van Parkinson hebben en dat ze ergens in hun leven voor enige tijd in aanraking zijn geweest met pesticiden. Pesticiden, ook wel bestrijdingsmiddelen of gewasbeschermingsmiddelen genoemd, beschermen gewassen tegen ziekten, plagen en onkruid, waardoor de opbrengst en kwaliteit van een product verbetert.

Wat ze ook gemeen hebben: dat ze lange tijd geen verband zagen tussen hun ziekte en blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen. Die bewustwording kwam voor veel van hen mede door een uitzending van Zembla in 2019, waarin voor het eerst voor een groot publiek de link werd gelegd tussen pesticiden en Parkinson.

Nog steeds wordt de ziekte van landarbeiders en boeren in combinatie met hun werk niet goed bijgehouden, waardoor het moeilijk is te overzien hoe groot het probleem echt is. Dit is niet alleen een probleem in Nederland, maar het gebrek aan gegevens verhult in heel Europa de schadelijke effecten van pesticiden op de menselijke gezondheid. Dat komt mede door de sterke lobby vanuit de pesticidenindustrie, blijkt uit onderzoek van een groep internationale journalisten (zie kader) waar De Groene Amsterdammer deel van uitmaakt.

Daar komt bij dat er grote vraagtekens te zetten zijn bij de effectiviteit van de persoonlijke beschermingsmiddelen die mensen die beroepsmatig met bestrijdingsmiddelen werken vaak zouden moeten dragen. Omdat de laatste jaren keer op keer uit onderzoeken blijkt dat pesticiden een factor zijn in de enorme toename van Parkinson, hebben we voor dit onderzoek vooral naar die ziekte gekeken.

In Nederland is er inmiddels een meldpunt. Dat is medio 2019 geopend door de Parkinson Vereniging, en niet door de autoriteiten, voor mensen die hun ziekte linken aan pesticiden. Sindsdien zijn er ruim 130 meldingen binnengekomen. Ook in de andere landen waar we onderzoek deden – zoals Frankrijk, Italië, Spanje, Duitsland, Zweden, Denemarken en Polen – wordt een eventueel verband tussen pesticiden en Parkinson niet of nauwelijks bijgehouden. Op dit moment beschouwen slechts twee EU-landen – Frankrijk en Italië – de ziekte van Parkinson officieel als beroepsziekte en zelfs daar laat de registratie of erkenning te wensen over.

Het is niet gek dat zieken vaak pas jaren nadat ze met pesticiden hebben gewerkt klachten krijgen, zegt Bas Bloem. De hoogleraar neurologie van het Radboud Universitair Medisch Centrum is wereldwijd een van de belangrijkste Parkinson-experts. ‘Het deel van de hersenen dat normaal gesproken vol dopamine zit, wordt de substania nigra genoemd, Latijn voor zwarte substantie. Bij mensen met de ziekte van Parkinson sterven deze zenuwcellen sneller af’, aldus Bloem.

Bepaalde bestrijdingsmiddelen zorgen er ook voor dat die dopamine producerende cellen afnemen. ‘Dat systeem heeft een enorme reserve, je krijgt pas Parkinson als je nog dertig procent van die cellen over hebt’, zegt Bloem. ‘Als je bijvoorbeeld als kind op een boerderij hebt gewoond en in die tijd veertig procent van je dopaminecellen hebt ingeleverd en er komt verlies bij door leeftijd en je krijgt dertig jaar later Parkinson, komt het wel degelijk mede doordat je op die boerderij hebt gewoond.’

Bloem is medeauteur van het onlangs verschenen De Parkinsonpandemie. Tussen 1990 en 2015 is het aantal mensen met die ziekte wereldwijd verdubbeld tot meer dan zes miljoen en tot 2040 wordt weer een verdubbeling verwacht. Bloem ziet heel duidelijk een link tussen pesticiden en Parkinson, de snelst groeiende hersenziekte in de wereld. In Nederland is het na hartfalen en dementie de snelst groeiende ziekte in het algemeen. ‘Deels is die toename te verklaren door veroudering, we worden steeds ouder en daarom zie je bijvoorbeeld ook meer Alzheimer’, licht Bloem toe. ‘Maar uit internationale publicaties, bijvoorbeeld in The Lancet, blijkt dat als dat verouderingseffect wordt gecorrigeerd, Alzheimer gelijk blijft, beroertes afnemen door betere preventie, maar Parkinson als een van de weinige ziektes toeneemt.’

Voor 1817, toen James Parkinson de ziekte voor het eerst beschreef, kwam zij niet of nauwelijks voor. De opkomst ging hand in hand met de industriële revolutie en de luchtvervuiling die daarmee toenam, wat laat zien dat omgevingsfactoren een rol spelen, aldus Bloem. ‘Als je kijkt naar Parkinson, zie je dat het in veel landen niet homogeen over het land voorkomt, wat je zou verwachten als de omgeving geen rol zou spelen. Het komt veel vaker voor op het platteland. In Frankrijk, Canada en de VS hebben ze landkaartonderzoek gedaan om te zien waar Parkinson voorkomt. Dat overlapt heel erg met landbouwgebieden en in Frankrijk bijvoorbeeld met wijnbouwgebieden. Daar zie je echt een verband met bestrijdingsmiddelen.’

De theorie van Bloem wordt door tal van studies ondersteund. In juni nog publiceerde het wereldberoemde Franse onderzoeksinstituut Inserm een historisch rapport dat bevestigt dat beroepsmatige blootstelling aan pesticiden verband houdt met ten minste zes ernstige ziekten. Na bestudering van gegevens uit meer dan 5300 wetenschappelijke rapporten en onderzoeken van over de hele wereld concludeerde een multidisciplinaire groep deskundigen dat pesticiden de ziekte van Parkinson, cognitieve stoornissen, non-Hodgkin-lymfoom en multipel myeloom – allebei kankers die de witte bloedcellen aantasten – net als prostaatkanker en bepaalde aandoeningen van het ademhalingssysteem kunnen veroorzaken.

Het concept van een ‘veilig gebruik’ van pesticiden, vergelijkbaar met wat in het verleden werd beweerd door asbestfabrikanten om hun dodelijke vezels te blijven verkopen, is pure ‘fictie’. Dat zegt socioloog Jean-Noël Jouzel, onderzoeksdirecteur van het Franse Nationale Centrum voor Wetenschappelijk Onderzoek cnrs. ‘In theorie worden pesticiden op de markt gebracht met het idee dat die onder de op het productetiket voorgeschreven voorwaarden geen ongewenste effecten zullen veroorzaken’, legt de onderzoeker uit. ‘Maar in de praktijk werkt het niet zoals het op het etiket staat.’

Het beleid rond gewasbeschermingsmiddelen, en welke worden toegelaten, wordt voor alle lidstaten op Europees niveau vastgesteld. ‘In Nederland heeft het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), op basis van de Europese kaders en wetgeving, de verantwoordelijkheid en bevoegdheid voor de risicobeoordeling en toelating van gewasbeschermingsmiddelen, inclusief het voorschrijven van de wettelijke voorschriften die bij toepassing van de middelen in acht moeten worden genomen’, zo laat het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (lnv) weten. ‘Daarbij kan het Ctgb beheersmaatregelen voorschrijven (zoals persoonlijke beschermingsmiddelen).’

Voor goedkeuring en toelating van een middel geldt een getrapte procedure: eerst een besluit op EU-niveau door de Europese Commissie of een werkzame stof kan worden goedgekeurd, daarna een besluit van een lidstaat of een gewasbeschermingsmiddel op basis van een goedkeurde werkzame stof kan worden toegelaten voor gebruik in de lidstaat. ‘In beide gevallen is een aanvrager voor goedkeuring of toelating verplicht een uitgebreid dossier van wetenschappelijke studies met gegevens te overhandigen waaruit blijkt dat de werkzame stof of een gewasbeschermingsmiddel veilig gebruikt kan worden’, aldus het ministerie.

De blootstelling aan gevaarlijke pesticiden mag daarbij het ‘aanvaardbare blootstellingsniveau voor de toepasser’ (aoel) niet overschrijden. In het geval dat de blootstelling de aoel overschrijdt, vraagt de fabrikant de autoriteiten om aan het etiket toe te voegen dat persoonlijke beschermingsmiddelen worden aanbevolen. Dat zijn handschoenen, overalls, veiligheidsbrillen of maskers – een hele reeks uitrustingen die wordt verondersteld te garanderen dat de blootstelling van arbeiders aan pesticiden ‘aanvaardbaar’ blijft.

Beschermende kleding bij pesticide gebruik. © Science Photo Library / ANP

Regels om pesticiden te evalueren werden wereldwijd geharmoniseerd in het kader van de oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (wto) in 1995, met voedselproducten als kernthema. Zoals dat toen ging vonden de besprekingen plaats tussen functionarissen van regelgevende instanties en fabrikanten van pesticiden, onder auspiciën van de navo en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (oeso).

De notulen bevatten de namen van vertegenwoordigers van bedrijven als Rhone Poulenc, DowElanco, DuPont en Bayer. Zeneca (nu Syngenta) speelde een speciale rol: een medewerker van het Britse bedrijf stelde de richtlijn samen die de methoden beschrijft voor ‘het uitvoeren van veldstudies om de blootstelling van operators, werknemers en omstanders aan pesticiden te beoordelen’. Het is vandaag de dag nog steeds leidend.

Een hele reeks uitrustingen – handschoenen, overalls, maskers – moet garanderen dat de blootstelling aan pesticiden ‘aanvaardbaar’ blijft

In het boek Pesticides: How to Ignore What We Know (2019) reconstrueert socioloog Jouzel minutieus hoe de normen van de procedures, die momenteel van kracht zijn in Europa, met elkaar verweven zijn. De oeso-richtlijn bepaalde ook de methoden om residuen op handen te meten of om urinemonsters te nemen en zo te zien met hoeveel pesticiden iemand in aanraking komt. En er zijn wiskundige modellen ontwikkeld om de producenten van pesticiden te ontlasten van het doen van veldstudies. Volgens die regels, concludeerde Jouzel, ‘zijn het gegevens die worden verzameld over goed gedisciplineerde proefpersonen, die hun uitrusting goed hebben gedragen of in ieder geval alles goed hebben gedaan, zoals op het etiket staat vermeld’.

Alleen: in talloze gevallen, zo stellen onderzoekers en de mensen die wij spraken, dragen landarbeiders helemaal geen beschermingsmiddelen. Daar komt bij dat een groep wetenschappers de autoriteiten heeft gewaarschuwd voor de gebrekkige effectiviteit van beschermingsmiddelen. Vijftien jaar lang. Tevergeefs.

Het gaat om het Franse Pestexpo-team. Dat observeerde de echte werkomstandigheden van landarbeiders in veldgewassen, kassen, appelboomgaarden of wijngaarden en heeft aangetoond dat ze veel meer blootgesteld waren aan bestrijdingsmiddelen dan eerder werd gedacht. Erger nog: dat de uitrusting die landarbeiders voor hun bescherming zouden moeten dragen niet voldoet. Verbazingwekkend genoeg kan het dragen van overalls of handschoenen in sommige gevallen zelfs hun blootstelling vergroten, zo bleek uit het onderzoek. Ook Amerikaanse wetenschappers zien in een studie uit 2017 dat degenen die persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken het grootste risico liepen op Parkinson, mogelijk omdat deze landarbeiders zich gedwongen voelden het te gebruiken omdat ze met giftigere pesticiden werkten. Maar, schrijven de onderzoekers, ‘de soorten persoonlijke beschermingsmiddelen die ze gebruikten waren echter onvoldoende om ze afdoende te beschermen’.

Kleine incidentjes, noemt hij het. Zo nu en dan een onvriendelijk briefje in de bus dat ze ‘moeten ophouden’. Of een stoet met landbouwvoertuigen die even voor zijn huis blijft staan intimideren. Guido Nijland van Meten=Weten heeft al eens aangifte gedaan bij de politie en een ander bestuurslid zelfs drie keer.

Niet iedereen is even blij met wat ze doen met het burgerinitiatief dat is ontstaan in Westerveld. ‘Er is hier veel bollenteelt in de regio, met enorme hoeveelheden giftige bestrijdingsmiddelen. Daar wilden wij als omwonenden wat tegen doen, maar de overheid was niet in beweging te krijgen. Er wordt niet gemeten hoeveel pesticiden er in de grond zitten en ze zorgen ervoor dat er niet gemeten wordt, zodat ze kunnen zeggen dat het allemaal niet zo erg is. De lobby is heel sterk. Toen zijn we het drie jaar geleden zelf gaan doen.’

Met ingezameld geld namen ze monsters – inmiddels al 87 – om bodem, gewas en oppervlaktewater te laten onderzoeken op pesticiden. ‘En daar is heel wat uitgekomen, onder meer 132 verschillende bestrijdingsmiddelen, biociden en hun metabolieten.’ Hun conclusie, in een rapport dat vorige maand verscheen: ‘Er ligt écht een deken van landbouwgif over Nederland.’ Uit het onderzoek blijkt dat er drie groepen pesticiden te onderscheiden zijn: een groep die niet buiten de akker teruggevonden wordt, een groep die zich tot ongeveer een kilometer van de akker verspreidt en ten slotte een groep vluchtige stoffen die tot diep in natuurgebieden is aangetroffen.

Zodra ze het rapport online zetten, gebeurde er iets wat ze bij Meten=Weten steeds zien bij een publicatie: binnen een half uur kwamen er mails en berichten die zijn gedicteerd door de pesticidenlobby. ‘Die proberen ons verhaal te ontkrachten: dat alles wat we gevonden hebben onder de norm is, en dat de monsters niet correct zouden zijn genomen’, aldus Nijland, die een achtergrond heeft als ecoloog in Wageningen. ‘Er is altijd wel iets waardoor ze niet serieus hoeven in te gaan op onze bevindingen. Je merkt heel duidelijk dat er mensen klaar zitten om daarover te berichten. Dat wordt dan overgenomen door alle boerenorganisaties en de BoerBurgerBeweging van Caroline van der Plas. Die gaan er dan met gestrekt been in. De enige manier waarop boerenorganisaties willen samenwerken is als we onder hun voorwaarden meten, maar wij willen graag onafhankelijk blijven. Zij hebben economische belangen, wij hebben gezondheidsbelangen.’

Wat Nijland moeilijk vindt is dat de middelen niet worden gekeurd buiten de akker, terwijl ze daar wel terechtkomen. ‘De Ctgb zegt: we kijken niet verder dan drie meter van de akker, terwijl ook uit ons onderzoek blijkt dat bestrijdingsmiddelen honderden meters kunnen verwaaien.

Ze kijken ook niet naar vermenging van verschillende middelen om te zien of ze elkaar versterken. De manier waarop middelen onderzocht worden is prettig voor de industrie, maar niet in overeenstemming met hoe het in de praktijk gaat.’ Hij geeft een voorbeeld: ‘Als je een bij op suikerwater zet en een beetje gif geeft, overleeft hij dat wel een paar dagen als hij niet hoeft te vliegen. Als je hem wel laat vliegen is hij meteen de weg kwijt en verloren. Er wordt niet in reële situaties gekeken hoe dat gif werkt. Het hele toelatingsbeleid van de Ctgb is gebaseerd op makkelijk stoffen goedgekeurd krijgen en niet op veiligheid.’

Ook hoogleraar neurologie Bloem heeft moeite met het toelatingsbeleid, ook op Europees niveau. ‘Wat ze nu doen bij het toelaten van bestrijdingsmiddelen: ze stellen een muis bloot aan een middel en kijken vervolgens of die geen kanker krijgt, niet doodgaat en of die muis nog vrolijk rondhuppelt. Het probleem is dat je Parkinson krijgt als je dopamine producerende cellen kwijtraakt en dat is een proces dat vele jaren kan duren. Wat er niet wordt gedaan in Europees verband is gerichte celtellingen naar die potentiële schade. Daarom kunnen pesticidenproducenten wel zeggen dat ze onder de norm blijven, maar die norm deugt niet. Dat is een grote tekortkoming in het Europese toelatingsbeleid.’

Zelfs het rivm heeft onlangs een advies uitgebracht om bestrijdingsmiddelen voor toelating op de Europese markt te laten onderzoeken om te zien of er een verband is met een ziekte als Parkinson. Het ministerie van lnv liet daarop weten: ‘De inzet van lnv is om als EU gezamenlijk in oeso-verband te pleiten voor aanpassing van de testrichtlijnen. Deze aanpassingen zullen tijd kosten. Daarom heeft de minister het rivm gevraagd of zij advies heeft hoe dit proces versneld kan worden, en wat voor stappen lnv daarnaast al op zo’n kort mogelijke termijn moet zetten.’

Dat de lobby sterk is merkten ze ook in Frankrijk. Onderzoekers van het Pestexpo-team kwamen daar tot hun eigen verbazing tot de conclusie dat degenen die overalls droegen bij het gebruik van pesticiden tijdens de behandelings- en reinigingsfasen meer besmet waren dan degenen die geen overalls droegen, respectievelijk twee keer en drie keer meer. De verrassing is zo groot dat ze dachten dat ze per ongeluk de samples hadden verwisseld, want beschermingsmiddelen zijn er toch om te beschermen? Maar van verwisseling bleek geen sprake.

De Franse ergonoom Alain Garrigou beseft na uitvoerig onderzoek dat ‘er niet zoiets bestaat als speciale kleding voor de bescherming van pesticiden’. Ook omdat de overalls op de markt zijn ontworpen voor de chemische industrie, ‘maar niet om te beschermen tegen pesticiden’. Ze kunnen worden aanbevolen in de landbouw, maar ze zijn nooit specifiek getest met pesticiden. Dat betekent dat zelfs als werknemers beschermende middelen zouden gebruiken, ze geen enkele garantie zouden hebben dat ze beschermd worden.

Op 16 april 2007 hebben de Franse wetenschappers hun bevindingen en zorgen uiteengezet in een ‘waarschuwingsnota’ die naar verschillende officiële instanties en organisaties in Frankrijk is gestuurd. Voor hen is het ‘volkomen illusoir, en zelfs cynisch om te denken dat het aan de gebruiker van gewasbeschermingsmiddelen is om ervoor te zorgen dat de hem ter beschikking staande bescherming adequaat is’ voor de bestrijdingsmiddelen die hij gebruikt. Het ergste in termen van preventie, schrijven ze, is te geloven dat je beschermd bent, terwijl je dat in feite niet bent.

Eén ontvanger van de waarschuwingsnota neemt het zeer serieus. Bij het Franse ministerie van Arbeid laat iemand een tiental overalls dat vaak wordt verkocht, sommige door grote fabrikanten zoals DuPont, onderzoeken. De in 2010 gepubliceerde resultaten zijn rampzalig. Sommige modellen laten de chemicaliën ‘onmiddellijk’ door. Slechts twee overalls bieden het geadverteerde niveau van weerstand tegen permeatie. In Frankrijk wordt rekening gehouden met de waarschuwing, maar dat gebeurt niet op EU-niveau.

Inmiddels is in 2009 een nieuwe, overkoepelende regeling voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen in werking getreden. De regels bepalen nu dat gevaarlijke bestrijdingsmiddelen van de Europese markt moeten worden geweerd.

Om een nieuw Europees model te ontwikkelen, steunt de efsa sterk op het voorbereidende werk van een deskundigengroep die is opgericht door het Duitse Instituut voor Risicobeoordeling, BfR. Bijna de helft van de leden zijn afgevaardigden van lobbygroepen voor de pesticidenindustrie. Onder hen: drie medewerkers van basf en Bayer, en dezelfde man die als Zeneca-medewerker de oeso-richtlijn opstelde.

De efsa erkent in 2014 dat gegevens ontbreken bij veel routinematige situaties met pesticiden, zoals het schoonmaken van de apparatuur en het sproeien in kassen. Maar de peer-reviewed onderzoeken van het Franse team en anderen worden niet eens genoemd, net als het woord permeatie, ook niet in de recente bijgewerkte versie van januari 2022.

Het model is, net als zijn voorgangers, gebaseerd op niet-gepubliceerde, vertrouwelijke blootstellingsstudies uitgevoerd door pesticidenfabrikanten, net als de oeso-richtlijn. Omdat het gebaseerd is op hetzelfde soort door de industrie gesponsorde onderzoeken en aannames van regelgevende instanties gaat het oude model van de efsa, verpakt als nieuw, er nog steeds van uit dat overalls en handschoenen bescherming bieden. Bovendien blijven EU-regelgevers het als vanzelfsprekend beschouwen dat werknemers tijdens lange, warme werkdagen persoonlijke beschermingsmiddelen dragen. Persoonlijke beschermingsmiddelen maken het voor de pesticidenbedrijven mogelijk om toch hun product op de markt te krijgen wanneer de blootstellingsniveaus aanvankelijk het ‘aanvaardbare blootstellingsniveau van de toepasser’ overschrijden.

Omdat de Franse onderzoekers zagen dat er niets concreets veranderde voor werknemers besloten ze een wetenschappelijk artikel te schrijven met al hun bevindingen over persoonlijke beschermingsmiddelen. Dat werd in 2019 in het peer-reviewed tijdschrift Safety Science gepubliceerd en mede ondertekend door in totaal veertien auteurs uit vijf landen. Het werd meteen aangevallen door de pesticidenindustrie via haar lobbyorganisatie CropLife Europe (voorheen bekend als de European Crop Protection Vereniging, ecpa). In een brief aan het tijdschrift beschuldigde de lobbygroep de onderzoekers van ‘een emotionele houding’, ‘op zijn best overdreven en in het slechtste geval misleidend’.

In een schriftelijke verklaring aan de collega’s van Le Monde stelt CropLife Europe, dat een interview afwees: ‘We waren van mening dat het artikel geen evenwichtig beeld bood, de gezondheidsrisico’s overdreef en te veel nadruk legde op het vertrouwen op toegewezen beschermingsfactoren bij de registratie van pesticidenproducten.’

John Hutten heeft ondanks zijn Parkinson het roer omgegooid. ‘In april 2020 zijn de melkkoeien weggegaan. Daarna heb ik met mijn vrouw, dochter en schoonzoon het bedrijf omgeturnd naar zoogkoeien, waarvan we het vlees verkopen in onze eigen boerderijwinkel.’

Dat hij nu ziek is, neemt hij niemand kwalijk. Dat doen de anderen ook niet, ze wisten niet beter en hielden zich aan de regels. ‘Toen mijn oom ziek was’, zegt Hutten, ‘werd al wel eens gezegd dat landbouwbestrijdingsmiddelen de oorzaak konden zijn. Maar dat werd dan ook weer tegengesproken.’ De boeren hebben pesticiden nodig, zegt Hutten, en die voldeden aan de toen geldende eisen. ‘Maar met de kennis van nu vind ik wel dat er het een en ander moet veranderen. Boeren moeten wel de gelegenheid krijgen om over te schakelen op andere methoden. Hier is meer onderzoek en geld voor nodig. Want veel boeren willen wel anders, maar kunnen het financieel niet bolwerken om te investeren in nieuwe productiemethoden.’

Over het onderzoek

Dit internationale onderzoek ‘Pesticides at work’ wordt geleid door Investigative Reporting Denmark, onder redactie van Le Monde en Katharine Quamby. Het is uitgevoerd in samenwerking met journalisten van Le Monde in Frankrijk, Knack in België, Tygodnik Powszechny in Polen, Ostro in Kroatië en Slovenië, IRPI in Italië, Ippen Investigativ in Duitsland, Marcos Garcia Rey uit Spanje en The Midwest Center for Investigative Reporting in de VS. Het onderzoek wordt ondersteund door Journalismfund.eu en IJ4EU.