Inmiddels zijn Hans Teeuwen en Theo Maassen samen met Lenette van Dongen ‘de grote drie van de jongste cabaretgeneratie’, volgens het dagblad Trouw. Zij zijn ‘de jonge jakhalzen van het cabaret’ met hun grote bek, hun harde grappen en hun improvisatietalent, ontwikkeld in de stand-up comedy. Maar Hans Teeuwen is wel de kroonprins, ‘de belofte van de jaren negentig’, ja zelfs ‘een van de grootste talenten uit de honderdjarige cabaretgeschiedenis’, aldus de juichende recensenten. Zijn ster rees de afgelopen twee jaar zo snel dat hij nog tijdens de tournee van zijn eerste show Hard & Zielig van de kleine zaaltjes kon verhuizen naar het middelgrote en grote theatercircuit. Het Amsterdamse theater de Kleine Komedie boekte Hard & Zielig vorig jaar meteen twee weken, wat uniek is voor een debuutprogramma. Maar directeur Joost Nuissl van de Kleine Komedie vertelt dat hij direct, zonder twijfel zag: dit is volstrekt nieuw en authentiek.
Nu zit Teeuwen midden in de tournee van zijn tweede show, Met een breierdeck, en vraag hem niet wat een ‘breierdeck’ is want dat weet hij ook niet. ‘Ik denk dat hij veel herrie maakt als je erop slaat.’ Het programma is al net zo moeilijk te omschrijven als die weinig wervende titel. Navertellen kun je het niet en voor moppen waarmee je de lachers op je hand krijgt, ben je bij Teeuwen aan het verkeerde adres. Hans Teeuwen laat zich niet indelen en heeft zich volgens de Volkskrant dan ook ‘op het ultrakorte lijstje van eenmansrichtingen geplaatst’.
ANDERHALF UUR lang dendert hij over het podium en raast hij als een hoge-snelheidstrein door een woest landschap van seks, geweld en frustraties. Met de enorme hoeveelheid zang- en spreekstemmen die hij tot zijn beschikking heeft, staat er iedere vijf minuten een volkomen ander persoon op het toneel. Hij ramt en streelt de piano, praat, zingt, danst, schreeuwt en zet allerlei rare maar herkenbare typen neer, met een gedegenereerd gevoelsleven en misse, racistische opvattingen.
In dat universum zijn er bijvoorbeeld twee soorten mensen. Mensen die hard werken, zoals de noeste arbeidsman en zijn huisvrouw, en mensen met een slap en leugenachtig karakter die een muffe en onhygienische indruk maken. Wij noemen hen de werklozen. Dan zijn er ook nog gekleurde en raar pratende werklozen uit verre en vieze landen. Deze werklozen noemen wij: buitenlanders. Ofte wel: drugsgebruikers. De zaal ligt dubbel en lacht de ‘o-wat-erg’- lach. De criticus noteert: ‘De nieuwe Freek de Jonge.’
En met al dat succes staat Teeuwen voor het dilemma van iedere vernieuwende artiest. Want hoe kan hij een enfant terrible blijven als iedereen hem in de armen sluit? Hoe schopt men effectief tegen de cabaretconventies als men wordt uitgeroepen tot kroonprins van het cabaret? Tegen Trouw verzuchtte hij: ‘Ik hoop niet dat ik een volkskomiek word.’
In het Brabantse dorpje Budel waar Hans Teeuwen in maart 1967 werd geboren, gebeurde niets wat hij wilde meema ken. Hij bezocht de mavo in een nabijgelegen plaats, en worstelde zich in vijf jaar naar het diploma. Een poging om vervolgens havo te halen, mislukte. Toch wist hij ‘tamelijk zeker’ dat hij wat kon, en dat bleek op de toneelschool in Eindhoven.
Het eerste jaar kijkt hij voornamelijk naar de grond, maar in het voorjaar van 1991 ontmoet hij de ouderejaars student Roland Smeenk. Een paar maanden later hebben ze samen de voorstelling Heist uit de grond gestampt, waarmee ze in november van dat jaar het toonaangevende Cameretten-festival winnen. Jury, publiek en impresario’s zijn laaiend enthousiast, maar nog voordat Heist in premiere kan gaan, krijgt het kersverse cabaretduo een auto- ongeluk waarbij Smeenk om het leven komt. Over dit drama weigert Teeuwen iets te zeggen in interviews, behalve dat hij vrij snel besloot alleen door te gaan.
Hij trad op als stand-up comedian bij de Comedy Train en speelde zijn solodebuut Hard & Zielig 271 keer, in de vijfde versnelling, zonder een adem-, lach- of koffiepauze. ‘Ik haat lachpauzes’, zegt hij. ‘Het is beter de indruk te wekken dat je zelf niet weet dat je grappig bent.’ Maar dat is hij ontegenzeglijk - hij heeft dat wat Kees van Kooten ooit ‘natuurleuk’ noemde. Decorstukken of attributen gebruikt hij nauwelijks; hij knoopt hooguit een doekje om zijn hoofd als hij roodkapje alias Mariska van de Pijnakker neerzet, en voert een prachtige poppenkast op met zijn handen in plaats van poppen. Hans Teeuwen doet niet aan woordspelingen, levert geen hapklare moraal en is niet uit op ontroering. Hij voelt zich ook helemaal geen cabaretier, die term doet hem te veel denken aan columnist. Hij is, zegt hij, eerder een komiek.
In het Algemeen Dagblad is Teeuwen vergeleken met Toon Hermans. Beiden zijn volgens het AD inderdaad ‘eerder komiek dan cabaretier’ en ‘een meester in het neerzetten van een typetje’. ‘Ik houd niet van vergelijkingen’, zegt Toon Hermans desgevraagd. ‘Dat is een zwakke manier van beschouwen.’ Maar de oude meester is lyrisch over de manier waarop Teeuwen in Hard & Zielig opkwam als bloednerveus groentje: ‘H-h-h-heel g-g-g-gek, maar als je eenmaal op het t-t-toneel staat dan zijn je z-z-z-zenuwen helemaal v-ver-verdwenen.’ ‘Dat begin is fantastisch!’ zegt Hermans. ‘Toen ik dat zag, verweet ik mezelf dat ik dat niet had gevonden, want het ligt zo voor de hand en is juist daardoor zo bijzonder. Als je vijftig jaar komedie hebt gemaakt en je bent daar nooit op gekomen, dan ben je een reuze klootzak. Het is weer een goede les voor iedereen die denkt dat-ie grappig is: de grootste grappen liggen het dichtste bij.’
Maar Teeuwen wordt ook vaak grof en spijkerhard genoemd, wat geillustreerd wordt met voorbeelden als zijn carnavalshit ‘Kotsen in een kut (is het mooiste wat er is)’ en de contactadvertentie van de ‘integere Brabantse jongen’ op zoek naar ‘een zieke non om in de bek te schijten’.
‘Ik vind hem de Quentin Tarantino van het Nederlandse cabaret’, zegt zijn collega en regisseur Pieter Bouwman. ‘Tarantino maakt films met extreem geweld, maar anders dan bij Arnold Schwarzenegger zit daar nog een laag onder. Hans trekt duidelijk een nieuw publiek naar de zaal, een publiek dat geen gepolijst programma wil maar dat in een achtbaan door elkaar geschud wil worden.’ ‘Het moet vooral niet leuk zijn’, zoals Teeuwen zelf zei. ‘Je moet worden geschopt en geslagen. Volledig in de war moet je eruit komen.’
WIE WANKELEND de zaal verlaat en nadenkt over de cultfilm vol abjecte typen die net aan het oog is voorbijgetrokken, heeft een vaag gevoel iets geengageerds gezien te hebben, al is daar nauwelijks de vinger op te leggen. Het lijkt allemaal veel geschreeuw en weinig wol, waarbij je het moet doen met een enkel statement als ‘Niets is heilig en alles is te koop’. Toch heeft hij, in de woorden van Freek de Jonge, ‘persoonlijk engagement’. Het antwoord van Hans Teeuwen op de chaos in de wereld is een chaotisch programma. Vorig jaar kondigde hij iedere avond een liedje over de oorlog aan, maar hij zong het nooit. De woorden ‘Europa’, ‘oorlog’ en ‘pijn’ liggen te makkelijk voor het oprapen, vindt hij. Als Teeuwen het wil hebben over de ontsporing van mens en maatschappij dan laat hij die zien zoals het is: keihard.
Toch kan Hans Teeuwen onmogelijk verbergen dat hij met al zijn grofheid en zijn grote bek ook een aardige, gevoelige jongen is. ‘Soms is het clowntje vrolijk maar soms heeft het clowntje PIJN, PIJN, PIJN!!’ gilt hij in Hard & Zielig. ‘Hij is absoluut een zachtaardig mens’, bevestigt directeur Nuissl van de Kleine Komdie. En collega Raoul Heertje van de Comedy Train: ‘Hij kan misschien hard zijn, maar nooit op de persoon. Ik vind hem vaak eerder ontroerend, een kwetsbaar vogeltje.’
Die kwetsbaarheid wordt even zichtbaar als Teeuwen in de interviewbundel Over het vak vertelt dat humor voor hem veel met veiligheid te maken heeft. Wanneer hij vroeger bang was voor de grote jongens, zegt hij, vertelde hij altijd gauw iets grappigs. ‘Zolang ze om je lachen, zullen ze je niet snel slaan.’
De ‘o, wat erg’-show
Voor moppen waarmee je de lachers op je hand krijgt, ben je bij hem aan het verkeerde adres. ‘Het moet vooral niet leuk zijn’, is zijn stelregel. Toch heeft Hans Teeuwen zich binnen vier jaar naar de top van de cabaretwereld gewerkt.
‘WIJ KOMEN EEN striptease doen’, zeiden Hans Teeuwen en Theo Maassen een paar jaar geleden op een bedrijfsfeestje in een Eindhovens kantoor. De twee studenten van de toneelschool waren daar beland op een van hun wekelijkse ‘gebouwendagen’, met het doel zo ver mogelijk te komen zonder dat iemand ze de deur uitgooide. En ze kwamen ver. De feestcommissie reageerde verbouwereerd maar goedgelovig en bood hen een hapje, een drankje en excuses aan.
www.groene.nl/1995/45