Een in het Haags Congresgebouw geplande bijeenkomst van olieindustriëlen zorgde ervoor dat de zesde Wereldklimaatconferentie voordat er een serieus akkoord was afgeblazen moest worden. De zaal was afgelopen zaterdagmiddag niet langer beschikbaar: 1-0 voor de olielobby. En 2-0 zal het ook snel worden. Te verwachten valt immers dat spoedig George W. Bush tot nieuwe president van de Verenigde Staten uitgeroepen zal worden en van oudsher hebben de Amerikaanse Republikeinen nu eenmaal warme banden met diezelfde energieboeren die ‘s middags het congresgebouw nodig hadden.

Het was dus zaak tot een vergelijk te komen met de Amerikaanse delegatie van de met slagroomtaart besmeurde onderhandelaar Frank Loy. Dat dat niet gelukt is maakt de vervolgconferentie in Bonn, mei volgend jaar, er alleen maar moeilijker op. Dan zal waarschijnlijk met een nog lastiger Amerikaanse delegatie onderhandeld moeten worden en zal overeenstemming over een wereldomvattend systeem van regels waarmee de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen beteugeld kan worden nog moeilijker te bereiken zijn. Zoals een vertegenwoordiger van het Wereld Natuur Fonds opmerkte: «Als Gore president was geworden, dan was ik blij geweest met dit conflict. Met Bush heb ik er gemengde gevoelens over. Over een half jaar constateren we misschien: we hadden beter kunnen pakken wat er lag, zaterdag.» In Bonn staat de milieubeweging nog heel wat te wachten.

En hoe conferentievoorzitter Pronk de Amerikanen ook in bescherming neemt — hij vindt dat iedereen evenveel blaam treft — de Verenigde Staten krijgen niet geheel ten onrechte van alle kanten de Zwarte Piet toegeschoven. Loy slaagde er telkenmale in de eerdere Kioto-afspraken via een sterk staaltje CO2-hossel in het Amerikaanse voordeel uit te leggen. Een onderhandelaar met een mandaat van de Democratische Partij had beter moeten weten en meer water bij de wijn moeten doen, in de hoop dat de Republikeinse meerderheid in het Congres nog iets van de internationale verplichtingen nakomen wil.

Zonde. Maar het fanatisme waarmee met name EU-voorzitter Frankrijk de conferentie inging stemt hoopvol. Niet vaak wordt op internationale topconferenties met zoveel verschillende deelnemende landen zo inhoudelijk gediscussieerd. De verwachtingen waren hoog, te hoog. En iets is in dit geval beter dan niets. Het is de vraag of het milieu er niet meer bij gebaat was geweest wanneer genoegen genomen was met een iets magerder overeenstemming, waarmee de Verenigde Staten (als grootste vervuiler) een klein stapje in de goede richting hadden kunnen doen.