Er bestaat nooit tevredenheid over de samenstelling van de long- en shortlisten van literaire prijzen. Klagen heeft weinig zin, veranderd wordt er toch niets, dus kun je ze maar het beste ‘verrassend’ noemen, wat na de tiende keer toch ook niet meer erg verrassend is. Jury’s schieten altijd te kort, denken we, ze hebben geen of juist te veel verstand van literatuur, ze kiezen altijd mannen en Belgische vrouwen, ze zijn elitair, ze werken met verborgen agenda’s en ze deinzen niet terug voor de laagste complotten. Schrijvers die in de race zijn bespreken graag met elkaar de juryleden van het lopende jaar, ze kennen ze meestal allemaal. Maken we met deze figuren een kans op long- of shortlisten terecht te komen? Een mooi maar weinig verheffend gezelschapsspel waarbij al heel wat weddenschappen zijn afgesloten: veel wijzer word je er niet van. Het hoeft bijvoorbeeld geen voordeel te zijn wanneer een jurylid je roman ooit erg gunstig besprak. Wie weet wordt hij of zij daar door de andere leden juist geweldig over uitgelachen: dat je dát een mooi boek vond! Niet alle Belgen vinden alleen romans van Belgen goed en sommige academici (er zit altijd minstens één academicus in de jury) lezen graag boeken met een kop en een staart en een sentimenteel verhaal. Erg rare boeken staan er meestal niet op de lijsten: jury’s zijn te divers samengesteld, juryleden willen allemaal scoren en dus zorgen ze ervoor, beleefd als ze zijn, dat ze allemaal een beetje hun zin krijgen. Juryberaadslagingen hebben wel iets van kabinetsformaties.
Ook dit jaar kwam de Libris-literatuurprijsjury dus met een verrassende shortlist. Wel Sana Valiulina met Didar& Faroek, geen Tom Lanoye met Het derde huwelijk (wel op de longlist), geen Dimitri Verhulst met nota bene twee boeken op de shortlist: De helaasheid der dingen en Mevrouw Verona daalt de heuvel af. Geen Remco Campert met Het satijnen hart (wel op de longlist). Geen Het ware leven van Ilja Leonard Pfeijffer (wel op de longlist) dat in de Nederlandse literaire kritiek vaak ten onrechte als een grappig of melig meta-literair werk is afgedaan. Niet op de shortlist het meesterwerk Heb lief en zie niet om van Willem G. van Maanen, door velen in de wandelgangen getipt als winnaar. Niet eens op de longlist Gezel in marmer van Anjet Daanje, De kegelwerper van Margriet de Moor en het prachtige Het uur van de rebellen van Lieve Joris.

De grootste verrassing (als er verrassingen zijn is er ook altijd een grootste verrassing) was de keuze van De Pruimelaarstraat, geschreven door Louis van Dievel. Proef ik hier de hand van jurylid Erik Vlaminck, schrijver van sterk sociaal bewogen werk met vooral aandacht voor de verzwegen verhalen van de Belgische arbeidersklasse? Het lijkt me sterk dat de jury het er direct over eens was, Louis van Dievel is hier onbekend. Iemand heeft een pleidooi voor hem gehouden. Heeft Vlaminck met zijn vuist op tafel geslagen? Als jullie wel Tirza (Grunberg) erop willen en De Pruimelaarstraat niet, dan moet Boven is het stil van Gerbrand Bakker eraf en Möring (Dis) erop. Verder geen gelul, ik heb nu wel genoeg van die mooischrijverij moeten slikken. Et cetera. Zo moet het gegaan zijn, misschien via een inruil met andere boektitels, maar hij hield zijn poot stijf en uiteindelijk gingen ze om. Oké, doe Van Dievel er maar op, maar dan straks niet meer zeuren over Wiener (De verering van Quirina T.). Zo gaan deze dingen.

De Pruimelaarstraat is in Nederland nauwelijks besproken, terwijl Van Dievel al drie boeken schreef. Erg vreemd is dat niet, het was hier nauwelijks zichtbaar, veel Belgische boeken belanden hier niet in de boekwinkel, net zo min als veel bij ons bekende auteurs niet of nauwelijks in Belgische boekhandels verkrijgbaar zijn. Op dit gebied wordt de kloof tussen België en Nederland steeds groter. Toch kun je Van Dievels boek niet ‘typisch’ Belgisch of Vlaams noemen, het had evengoed ergens in een dorp in Nederland kunnen spelen. Hij vertelt hoe een kleine gemeenschap in een doodlopende straat in een piepklein dorp reageert wanneer één van hun leden een misdadiger blijkt te zijn. De roman is gebaseerd op de ware geschiedenis van de Belgische moordenaar Gustaaf van Eycken, die in 1971 en 1972 drie lustmoorden pleegde en in 1974 ter dood werd veroordeeld. Zijn zaak was destijds groot nieuws in België, maar kwam bij ons niet verder dan een paar kleine berichtjes.

Van Dievel doorspekt zijn roman met krantenverslagen uit die tijd rondom ‘De Vampier van Muizen’, zoals Van Eycken werd genoemd, omdat hij zijn slachtoffers pleegde te bijten. Het gaat hem niet om de gruwelijkheid van de moorden zelf, hij focust op de reacties van de bewoners, die allemaal een eigen stem krijgen en allemaal in verschillende hoofdstukken aan het woord komen. Waren ze betrokken bij die moorden? Proberen ze het goed te praten? Weten ze er meer van? Van Dievel slaagde erin een mooie caleidoscoop aan personages op te laten treden. De kapelaan, de dokter, de mannen en vrouwen van de buurt, het slagersgezin – ze krijgen een eigen toon en gezichtspunt en paraderen langs ons: André en Valentine, Sooi en Edgard van Oevelen, Fons en Marie, Van Kakenbeke, René en Gaby. Gustaaf van Eycken fungeert op de achtergrond, we leren hem alleen kennen van horen zeggen. Soms scheren Van Dievels visies op zijn figuren langs de randen van het groteske, dan krijgen ze te veel de contouren van het cliché: de gefrustreerde kapelaan, de aanhanger van Vlaams Rechts, of de opschepperige kleinburger. Maar er is in deze vaak ook grimmige roman vooral sprake van grote en aanstekelijke nieuwsgierigheid naar wat mensen bezielt en wat ze van elkaar vinden. Dat geeft er een mooie kracht aan. Van Dievel wil zoveel mogelijk weten en hij legt steeds de nadruk op verschillen tussen mensen, niet op hun overeenkomsten.

Dit is een verdienstelijke roman, niet een groot meesterwerk, maar wat maakt dat uit wanneer je, zoals Van Dievel deed, met zoveel plezier een roman over een gemeenschap hebt willen schrijven. De Pruimelaarstraat gaat de Libris-prijs niet winnen, denk ik, of ik eet mijn computer op. Als ik in de jury zat, zou ik moeilijk kunnen kiezen tussen Boven is het stil van Gerbrand Bakker en De verering van Quirina T. van L.H. Wiener.