
Zomaar een klein nieuwsbericht uit de Volkskrant van afgelopen zaterdag: op een conferentie over demografie in Boedapest presenteerde premier Viktor Orbán de oplossing om Hongarije wit en kinderrijk te houden. Vrouwen moeten meer baren om de ‘omvolking’ die in zijn land plaatsvindt te keren. Zijn partijgenoot László Köver deed er nog een schepje bovenop door te stellen dat het krijgen van kinderen ‘geen privé-beslissing is, maar een publieke’. Mensen zonder kinderen staan volgens hem ‘aan de kant van de dood’. Het is het soort bericht dat Margaret Atwood vast had opgenomen in haar knipselmap – het soort bericht dat de actualiteit van The Handmaid’s Tale weer eens onderstreept.
In een interview met The New York Times over The Testaments – het vervolg op The Handmaid’s Tale waar veel van haar lezers 34 jaar lang reikhalzend naar uitkeken en dat deze week werd gelanceerd met livestreams in duizend bioscopen over de hele wereld – vertelt Atwood hoe ze in de jaren tachtig een archief aanlegde van gebeurtenissen uit heden en verleden om zich te laten inspireren bij het schrijven van haar dystopische roman over de republiek Gilead, een theocratische dictatuur waarin vruchtbare vrouwen door de staat gedwongen worden als Dienstmaagd te baren voor de heersende klasse. Ze verplaatste daarbij het bekende bijbelse verhaal van Rachel, vrouw van Jakob, naar de toekomst. Rachel kan geen kinderen krijgen en bedenkt dat haar slavin Bilha dat voor haar kan doen. Ze zegt tegen Jakob: ‘Hier is mijn slavin Bilha, kom tot haar, en zij bare op mijn knieën, opdat ik ook uit haar gebouwd worde.’ (Genesis 30: I-3)
Dat archief was er niet voor niets. Atwood legde zich bij het schrijven van Het verhaal van de Dienstmaagd de regel op dat ze niets in de roman zou opnemen dat zich niet had voorgedaan in de ‘nachtmerrie’ van de geschiedenis. Omdat speculatieve fictie nogal eens leidt tot al te veel moralisme, een hang naar het allegorische en een gebrek aan geloofwaardigheid wilde zij dat haar toekomstroman was geworteld in de werkelijkheid. ‘Als ik een denkbeeldige tuin zou scheppen, dan moesten de padden in die tuin wel echt zijn’, schrijft ze in een nieuw voorwoord bij het boek. Ook in het nawoord van De testamenten benadrukt ze dat er niets in de roman mocht gebeuren dat in de geschiedenis geen precedent had gehad.
En in het denkbeeldige Gilead komt nogal wat ijselijks uit de geschiedenis samen: zedelijkheidswetgeving die vrouwen in het gareel moet houden, strikte kledingvoorschriften, het monopolie van de staat over de vrouwelijke vruchtbaarheid, het gedwongen afstaan van kinderen, slavernij, groepsexecuties, boekverbrandingen, polygamie. Het Lebensborn-programma van de SS, de kinderroof door de Argentijnse generaals, de vrouwenverkrachtingen in de Trojaanse oorlog, het Roemenië van Ceaușescu, waarin de baarmoeder aan het volk toebehoorde, niet aan de vrouw – het zijn maar een aantal van de gruwelijkheden die in het archief terechtkwamen.
Misschien dat die zelfverklaarde worteling in de werkelijkheid eraan heeft bijgedragen dat Atwoods dystopie zo eenduidig wordt geïnterpreteerd. Sinds er met Donald Trump een witte supremacist en seksist in het Witte Huis zetelt, nam de belangstelling voor Het verhaal van de Dienstmaagd opnieuw een grote vlucht. Het boek prijkte weer boven aan de bestsellerlijsten en vrouwen trokken het rode gewaad van de Dienstmaagd aan om te demonstreren tegen voorgenomen inperkingen van vrouwenrechten. Maar ook de realistische dramaserie The Handmaid’s Tale, die in 2017 van start ging, heeft er ongetwijfeld voor gezorgd dat Atwoods roman hoofdzakelijk wordt gezien als een feministisch schrikbeeld. Dit gebeurt er als autoritaire mannen aan de macht komen. Een puriteins patriarchaat wordt dan in ere hersteld.
Het verhaal van de Dienstmaagd is ook een buitengewoon beklemmend boek. Het is het relaas van de Dienstmaagd Offred (in de Nederlandse vertaling: Vanfred; ze heeft geen eigennaam, ze is ‘van Fred’), die na een staatsgreep in de Verenigde Staten door de zogenaamde ‘Zonen van Jacob’ van haar dochtertje is beroofd en nu als Dienstmaagd inwoont bij Bevelvoerder Fred Waterford en zijn Echtgenote – de geprivilegieerde Echtgenotes vormen net als de Dienstmaagden en de Martha’s (huishoudsters), de Econovrouwen (vrouwen van armere mannen), de Onvrouwen (nutteloze vrouwen die verbannen worden naar de koloniën waar ze dwangarbeid moeten verrichten) en de Tantes (vrouwen die het vrouwendomein bestieren) een aparte klasse.
In Gilead worden door zware milieuvervuiling te weinig kinderen geboren, en als vrouwen zich al voortplanten krijgen ze vaak ook nog eens Onbaby’s die doodgeboren worden of misvormd zijn. Vanfred moet de Bevelvoerder van nageslacht voorzien. Daartoe moet ze zich maandelijks, als ze vruchtbaar is, onderwerpen aan de Ceremonie, een soort dubbele bevruchting waarbij zij op de schoot van de Echtgenote moet liggen, rode rok opgeschort tot aan haar middel, terwijl de Bevelvoerder haar onderlichaam neukt (een ander woord kan Vanfred er niet voor bedenken). Omdat ze louter als een ‘natuurlijke hulpbron’ wordt gezien is ze onderworpen aan de meest rigide regels, zonder enige vrijheid. ‘Wij zijn wandelende baarmoeders’, denkt Vanfred, ‘dat is alles: heilige vaten, verplaatsbare kelken.’
Het is doffe ellende, precies de ellende die de dramaserie, hoe prachtig die ook is gefilmd en hoe weergaloos er ook in wordt geacteerd, gitzwart maakt, een soort ellendeporno zelfs, zo verlustigd wordt alle gruwel uiterst realistisch uitgemeten. Terwijl ik me bij lezing van de roman niet aan de indruk kan onttrekken dat Margaret Atwood ook een duivels plezier gehad moet hebben bij het uittekenen van haar oudtestamentische dictatuur. Behalve die dubbele bevruchting bedacht ze voor de dubbele baring à la Rachel en haar slavin Bilha de Baarstoel, waarop de Echtgenote boven de Dienstmaagd zit en meeperst. En dan is de bevalling ook nog eens een groepsaangelegenheid, waarbij alle Dienstmaagden uit de omgeving aanwezig zijn, aanmoedigend en meekreunend en -steunend. Hoe verzin je het!
De Grote Gebedsshows, het Geboortemobiel waarin de Dienstmaagden worden vervoerd, de Reddingsbijeenkomsten die met regelmaat worden georganiseerd – het zijn allemaal voorbeelden van Atwoods sardonische humor die van de roman veel meer dan alleen een benauwende waarschuwing maken. En dan de tale Kanäans die in Gilead op de meest triviale momenten wordt gebezigd. De doorsneegroet: ‘Gezegend zij de vrucht.’ Antwoord: ‘Moge de Here openen.’
En ik zou wel willen weten wat Atwood allemaal in haar knipselmap heeft opgeslagen. Ze schreef Het verhaal van de Dienstmaagd in 1984, toen in het spoor van Ronald Reagan de evangelische christenen vrij spel hadden – zij worden zonder meer satirisch op de korrel genomen in de roman. Maar het was ook de tijd waarin de tweede feministische golf was uitgelopen op een verbeten strijd tegen pornografie en waarin de radicaalste zusters elke vorm van pene-trerende seks met mannen als verkrachting zagen. Het kan niet anders of de ergste feministische uitwassen zitten ook tussen Atwoods knipsels.
De ‘grote Manhattan-schoonmaak’, waarbij in New York maar ook in een heleboel andere steden grote vuren werden gestookt waarin pikante lingerie werd verbrand, doet natuurlijk denken aan de beha-verbrandingen uit de jaren zeventig. Tante Lydia, de belangrijkste opvoedster van de Dienstmaagden, laat hen oude pornofilms uit de jaren zeventig en tachtig zien, tot snuffmovies aan toe, om aan te tonen hoe mannen vroeger over vrouwen dachten. En als ze zegt: ‘Gezien worden, gezien worden, is binnengedrongen worden’, lijken de feministische kritiek op de objectivering van vrouwen en de christelijke roep om kuisheid elkaar te raken.
Het is vooral de alleenstaande moeder van Vanfred die voordat Gilead bestond als een feministische Cassandra waarschuwde dat wat voor vrouwen is bereikt zo weer kan verdwijnen. Tegelijkertijd verbeeldt zij het feminisme dat mannen afzwoor – ‘Een man is niets anders dan een strategie van een vrouw om nieuwe vrouwen te maken’ – en een exclusieve vrouwencultuur verheerlijkte. Maar als Dienstmaagd roept Vanfred haar verdwenen moeder toe: ‘Waar je ook bent. Kun je me horen? Je wilde een vrouwencultuur. Nou, je hebt er een gekregen.’
Het verhaal van de Dienstmaagd is kortom veel dubbelzinniger dan de anti-Trump-activisten en seriekijkers er nu van lijken te maken – sowieso kan een roman meer ambivalentie bevatten dan tv-drama. Margaret Atwood is een schrijfster die de kaarten aan haar borst houdt; in de vele interviews die nu bij het uitkomen van De testamenten worden gepubliceerd vertelt ze dan ook niet wat ze met deze opvolger beoogt. Maar ik kan niet anders denken dan dat ze de meerduidigheid van haar verbeelding heeft willen onderstrepen.
De testamenten speelt zich vijftien jaar na de getuigenis van Vanfred af. Het bevat de verhalen van drie vrouwen: Tante Lydia, die een van de Grondlegsters van Gilead blijkt te zijn en nog steeds in leven is; een jonge vrouw die in Gilead is opgegroeid en aanvankelijk nog een naïef geloof heeft in de deugden van de republiek; en een opstandig pubermeisje uit Canada, dat een kind blijkt te zijn van een gevluchte Dienstmaagd. Terwijl Het verhaal van de Dienstmaagd de binnenwereld weergeeft van Vanfred, die zich vrij willoos aan haar gevangenschap heeft overgeleverd, is De testamenten eerder een thriller, waarin de plotwendingen over elkaar heen buitelen. Niet willoosheid maar verzet vormt de rode draad van de opvolger.
Dat past in de tijd waarin beide boeken geschreven werden. In de jaren tachtig kon Atwood gewoon een ‘antivoorspelling’ schrijven, niet geheel vrijblijvend, maar wel vanuit de overtuiging, zoals ze in het nieuwe voorwoord bij Het verhaal van de Dienstmaagd stelt, dat als deze toekomst tot in detail beschreven kan worden, zij zich wellicht niet zal aandienen. ‘Maar dat is een vorm van wishful thinking die ook geen standhoudt’, schrijft ze daar meteen bij. Als die toekomst zich nu misschien toch aandient, of in ieder geval denkbaar is, past verzet. In De testamenten hoeft Atwood de dictatuur niet meer op te tuigen, integendeel, ze kan erin exploreren hoe Gilead ten onder kan gaan.
Maar zonder dubbelzinnigheid kan dat niet. Die krijgt vooral gestalte in Tante Lydia, in Het verhaal van de Dienstmaagd nog een bijfiguur die nog het meest deed denken aan een sadistische moeder-overste gekruid met een snufje karikatuur van de mannenhatende feminist. In De testamenten wordt ze een round character en leer je hoe ze in een vorig leven familierechter was en door de nieuwe machthebbers als ‘brandhout ontrukt wordt aan het vuur’. Ze krijgt met drie andere Grondlegsters carte blanche om het vrouwendomein te organiseren. ‘Verafschuwde ik het systeem dat wij bekokstoofden?’ vraagt ze zich af. In elk geval was het verraad aan haar vroegere leven. ‘Was ik trots op wat we wisten te bereiken, ondanks de beperkingen?’ Dat ook.
Geloven in de nieuwe ideologie doet Tante Lydia niet, waardoor je geneigd bent in haar een kwaadaardige opportuniste te zien. ‘Wat heeft het voor zin om jezelf uit morele overwegingen voor een stoomwals te werpen en platgewalst te worden als een sok zonder voet?’ schrijft ze in haar apologie. Maar tegelijk zinspeelt ze op wraak. Ze vraagt zich af of ze een verslagleggende Engel is, die de corruptie van het Gilead-regime documenteert, of een handelaarster in smerige roddels. Ze is hoe dan ook een duister personage op een manier waarop vrouwen dat zelden zijn. Misschien is dat ook wat Atwoods dystopieën feministisch maakt: de schrikbeelden worden niet zomaar aan vrouwen opgelegd, ze geven er net zo goed vorm aan.