Het openingsbeeld van The Diplomat toont het gezicht van een niet onknappe, blanke man van in de zestig. Het is het gezicht van de Amerikaanse diplomaat Richard Holbrooke (1941-2010), oud-ambassadeur in Duitsland en bij de Verenigde Naties, en beroemd vanwege zijn rol in het zogenaamde Dayton-akkoord dat in 1995 een einde maakte aan de burgeroorlog in voormalig Joegoslavië. Terwijl de camera inzoomt op zijn koele blauwe ogen klinkt de stem van een onzichtbare vragensteller: ‘Welke prijs moet men betalen om goed te doen in de wereld?’

Als Holbrooke antwoordt, doet zijn onverstoorbare gezichtsuitdrukking eerder denken aan een revolverheld à la John Wayne of Clint Eastwood dan aan een diplomaat. ‘De mensen die door gevaarlijke gebieden reizen, moeten zich volledig bewust zijn van de grote risico’s die ze nemen’, zegt hij, de vraag blijkbaar interpreterend als een over gevaar. ‘Maar het leven is altijd vol risico. Het belangrijkste is om niet roekeloos te zijn.’

Zo zet de maker van de film, Holbrooke’s oudste zoon David, zijn onderwerp meteen neer als het type diplomaat dat hij volgens hem was: stoer, moedig en recht door zee, maar ook bedachtzaam en eigenzinnig. Over de daaropvolgende beelden van zijn vaders begrafenis, bijgewoond door staatshoofden en andere coryfeeën, maakt David Holbrooke in een voice-over duidelijk hoe de kijker zijn film moet zien: deels als een carrièreretrospectief, deels als zijn eigen herontdekking van zijn vader, die toen hij opgroeide zo dikwijls afwezig was.

In een café nabij het gebouw van de Verenigde Naties in New York, waar David later die dag ter nagedachtenis van het Dayton-akkoord een speech zal geven, licht hij die keuze toe: ‘Ik wilde een film maken die niemand anders zou kunnen maken. Het plan was nooit om objectief te zijn, het moest duidelijk zijn dat de zoon een film over de vader maakt. Die persoonlijke kant, het idee van verlies, van emotie, is wat deze film bijzonder maakt: het is mijn verhaal van zijn leven – liefdevol, maar eerlijk.’

De jongere Holbrooke (50), zelf vader van drie kinderen, is zeker nadrukkelijk aanwezig in The Diplomat. Hij reist naar enkele plekken die belangrijk waren in zijn vaders diplomatieke carrière – Ho Chi Minh-Stad (voorheen Saigon), Kosovo en Kabul –, doet alle voice-overs en interviews, en leest fragmenten uit de brieven van zijn vader aan zijn moeder voor. In een van de laatste scènes in de film bezoekt hij zijn vaders laatste kabinetschef, Daniel Feldman, die met Holbrooke meereed in de ambulance, nadat deze tijdens een ontmoeting met toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton onwel was geworden. Drie dagen later zou Holbrooke overlijden, ondanks meerdere pogingen om zijn gescheurde aorta te repareren.

Feldman leest de aantekeningen voor die hij tijdens dat gesprek met Holbrooke gemaakt had. ‘Vertel mijn kinderen hoeveel ik van hen houd’, zei hij onder meer. En ook: ‘Ik wil hier niet sterven. Ik wil thuis met mijn kinderen doodgaan.’ Dan ziet de kijker hoe de zoon het hoofd laat zakken en, overmand door verdriet, naar zijn voorhoofd grijpt.

De scène is emotioneel, maar geeft, evenals de rest van de film, eigenlijk nauwelijks inzicht in de emotionele band tussen vader en zoon. Wellicht was die band er nauwelijks, de vader was immers vaak afwezig en verliet het huis van de opgroeiende David definitief toen hij van diens moeder scheidde. Hoe dan ook, de aanwezigheid van de zoon verhindert niet dat The Diplomat eerst en vooral een lovend carrièreretrospectief van de beroemde diplomaat is.

David Holbrooke, een voormalige tv-nieuwsproducent en sinds 2007 directeur van het Telluride Mountain-documentairefestival, volgt zijn vaders carrière vanaf zijn beginjaren als Foreign Service-officier in Vietnam – een loopbaan waarin hij alle Democratische presidenten sinds Lyndon Johnson zou dienen. Hij maakt daarbij gebruik van zijn vaders brieven en ingesproken tapes en vooral van interviews met oude collega’s, vrienden, rivalen en zo’n beetje alle belangrijke figuren uit het Amerikaanse politieke establishment: onder anderen Bill en Hillary Clinton, Henry Kissinger, John Kerry, VN-ambassadrice Samantha Powers en generaal David Petraeus. Opmerkelijk is ook het aantal journalisten van grote Amerikaanse publicaties die aan het woord komen, onder wie George Packer van The New Yorker, die aan een biografie over Holbrooke werkt, Joe Klein van het weekblad Time en Roger Cohen van The New York Times, stuk voor stuk mensen die het directe telefoonnummer van Holbrooke hadden.

Richard Holbrooke zou de nodige belangrijke banen binnen Democratische regeringen bekleden, behalve die van minister van Buitenlandse Zaken. Dat die prijs hem ontging, zo maakt The Diplomat ons duidelijk, lag niet zozeer aan zijn talent en competentie als wel aan het feit dat hij het slachtoffer was van zijn scherpe ellebogen, grote ego en zijn gewoonte om altijd zo direct als maar kon zijn mening te ventileren. ‘Rapporten zijn niet te vertrouwen, ma vieille’, schreef hij als jonge twintiger vanuit Vietnam aan zijn eerste vrouw. ‘Ze liegen.’

Keer op keer vertellen vrienden en familieleden in de film hoe een kamer zich vulde zodra Holbrooke en zijn grote ego binnenstapten. Zijn arrogantie werd hem echter doorgaans vergeven: het was niet moeilijk te zien dat hij zijn onzekerheid aan het verbergen was en zijn humor maakte veel goed.

Volgens menigeen was Holbrooke’s grootste prestatie het vredesakkoord dat hij in 2015 tegen alle verwachtingen in in de Amerikaanse plaats Dayton (Ohio) bekokstoofde en waarmee een einde kwam aan de oorlog in Bosnië. Het akkoord, dat na marathononderhandelingen tot stand was gekomen, droeg de blauwdruk van de Holbrooke-benadering: bestook een probleem vanuit elke invalshoek, schud zo hard als je kunt, en dan nooit loslaten, nooit opgeven. De onderhandelingen worden tot in detail door de overlevende deelnemers herbeleefd en vormen de hoofdmoot van The Diplomat.

De climax van de film is het verhaal van Holbrooke’s laatste, onsuccesvolle rol als president Obama’s speciale afgezant in Afghanistan en Pakistan. Obama, niet gecharmeerd van Holbrooke’s heethoofdige, agressieve stijl, negeerde zijn aanbeveling om met de Taliban te onderhandelen en volgde in plaats daarvan de adviezen van de militaire top en zijn wat volgzamere staf. ‘Er waren verschillen qua leeftijd en temperament’, zegt Hillary Clinton in de film over de relatie tussen Obama en Holbrooke.

De film maakt dankbaar gebruik van interviews die Washington Post-journalist Bob Woodward, een van de ontdekkers van het Watergate-schandaal, met Holbrooke afnam in die periode. Daarin klaagde Holbrooke, die publiekelijk nooit een kritisch woord over Obama of diens beleid sprak, dat het Witte Huis tactiek met strategie verwarde en vaak de overduidelijke lessen van de recente geschiedenis negeerde. ‘Veel mensen vinden dat ik te veel beïnvloed ben door Vietnam’, zegt hij tegen Woodward. ‘Maar daar zit ik niet mee. Ik heb daar tenminste ervaring mee.’

Mede op basis van zijn Vietnam-ervaringen kwam de op leeftijd rakende diplomaat tot de conclusie dat het beleid van de regering-Obama om meer Amerikaanse troepen in te zetten niet deugde: het was volgens hem juist zaak om alle troepen zo snel mogelijk terug te trekken. Door te putten uit de tapes die zijn vader in de laatste weken van zijn leven insprak, maakt David Holbrooke zijn vaders frustratie over zijn rol en zijn onvermogen om de president te spreken tastbaar. Tegelijkertijd blijkt de oudere Holbrooke zich ook bewust van de beperkingen van zijn eigen tactieken. De zoon verwerkt het in zijn film. ‘Dit is geen land waar je iets bereikt met dwang’, zegt de Afghaanse president Ashraf Ghani in een openhartig interview met Holbrooke’s zoon. ‘Hij kon Milosevic overdonderen. Een Afghaan kun je niet overdonderen.’

In de dagen na het overlijden van Richard Holbrooke (13 december 2010) publiceerden de grote Amerikaanse bladen prachtige necrologieën, overigens vaak geschreven door de journalisten die ook in The Diplomat aan het woord komen. Centraal in bijna alle lof stond ‘Dayton’. Zo schreef Roger Cohen in The New York Times dat ‘niemand de oorlog kon beëindigen totdat Holbrooke ten tonele verscheen’. In The Washington Post schreef zijn jarenlange collega Strobe Talbott dat Holbrooke ‘het allerbeste belichaamde wat een enkele Amerikaan kan doen om een gevaarlijke wereld te verbeteren’. Obama noemde Holbrooke een ‘figuur die boven iedereen uitstak’.

Ver buiten de mainstream, in kleine tijdschriften en in de krochten van het internet, klonken echter ook zeer kritische geluiden, vooral uit academische hoek. Bijvoorbeeld van de linkse intellectueel Noam Chomsky, die zich ook bij Holbrooke’s leven al kritisch over hem had uitgelaten, en van Stephen Zunes, hoogleraar internationale betrekkingen aan de Universiteit van San Francisco. In de Huffington Post schetste die laatste een heel ander beeld van Holbrooke’s rol in Dayton: ‘Het akkoord liet de Bosnische Serviërs bijna al het land houden dat ze hadden veroverd en etnisch gezuiverd tijdens dat bloedige conflict. En in plaats van het al generaties in Europa gangbare concept van nationaal burgerschap te accepteren, hielp Holbrooke bij het in het leven roepen van sektarische afscheidingen, waardoor de regio onstabiel is en gedomineerd wordt door anti-liberale ultranationalisten.’

Tevens beschouwt Zunes Holbrooke als de verpersoonlijking van het al decennia falende Amerikaanse beleid richting autocratische heersers. ‘Tijdens de pro-democratische opstand in 1996 in Servië overreedde Holbrooke de regering-Clinton om Milosevic te steunen, deels bij wijze van dank voor zijn rol in het vredesakkoord over Bosnië, deels om de instabiliteit te voorkomen die het gevolg zou kunnen zijn van een overwinning van Servische democraten. Ook wilde Holbrooke om die reden geen steun verlenen aan de geweldloze campagne voor onafhankelijkheid in Kosovo, onder leiding van de gematigde Ibrahim Rugova.’

Pas in 1999 wilde Holbrooke optreden tegen de Servische onderdrukking in Kosovo. Met bommen. ‘Dat leidde echter tot de overwinning van de nationalistische partij kla in Kosovo, terwijl de bombardementen ook in Servië voor een nationalistische reactie zorgden’, aldus Zunes.

In het progressieve maandblad Z Magazine ging Edward Herman, emeritus hoogleraar finance aan de Wharton School (onderdeel van de Universiteit van Pennsylvania), nog wat verder terug in de tijd. ‘Gedurende de zes jaar dat Holbrooke de regering diende tijdens de Vietnam-oorlog duidt niets erop dat hij ooit bezwaar maakte tegen de B-52-bombardementen van plattelandsdorpen, waarbij gebruik werd gemaakt van napalm, clusterbommen en chemicaliën – met als gevolg honderdduizenden doden en verminkten.’

Herman vervolgde: ‘Holbrooke was onderminister van Buitenlandse Zaken voor Oost-Azië tijdens de regering-Carter. In die jaren vermoordde het Indonesische leger in Oost-Timor meer mensen dan er in heel Joegoslavië omkwamen in de jaren negentig. Ondertussen bleef de regering-Carter wapens verkopen aan Indonesië, diende ze geen enkele officieel protest in en onderhield ze prima relaties met het regime in Jakarta. Toen Holbrooke in augustus 1977 Indonesië bezocht, terwijl de genocide in Oost-Timor nog in volle gang was, prees hij president Soeharto voor diens verbeteringen op het gebied van mensenrechten en voor het openstellen van Oost-Timor voor het Westen.’

Veelzeggend was volgens Herman dat Holbrooke een uitstekende relatie onderhield met Paul Wolfowitz, de neoconservatief die hem opvolgde als onderminister voor Oost-Azië en die later een van de architecten van de oorlog in Irak zou zijn. Na een spreekbeurt in 2000 in Italië, waarbij ook Wolfowitz aanwezig was, zei Holbrooke: ‘Paul en ik hebben vaak met elkaar contact gehad om ervoor te zorgen dat we Oost-Timor buiten de presidentiële campagne hielden, waar het zowel het Amerikaanse als Indonesische belang geen goed zou doen.’ Herman: ‘Let vooral op zijn omissie van het belang van mensenrechten voor Oost-Timorezen en op zijn apathie jegens openbaar debat over buitenlandbeleid.’

Als laatste wees Herman op het feit dat Holbrooke een hoge functionaris was in de regering-Clinton ten tijde van de zogenaamde ‘sanctions of mass destruction’ tegen Irak, die volgens schattingen van Foreign Affairs tot een miljoen burgerdoden leidden. ‘En het behoeft geen toelichting dat Holbrooke in 2003 de illegale invasie en bezetting van Irak steunde. Het is immers overduidelijk dat volgens “deze boven iedereen uit stekende figuur” het internationale recht niet voor de Verenigde Staten geldt, net zoals democratie niet met zich meebrengt dat de elites de ongewassen massa’s niet hoeven te informeren of een debat hoeven toe te staan over onze buitenlandpolitiek.’

Van dit alles wordt in The Diplomat geen gewag gemaakt. Figuren als Chomsky, Zunes en Herman worden niet geïnterviewd, Oost-Timor en de sancties tegen Irak, laat staan Holbrooke’s publieke steun voor de invasie van dat land in 2003, worden niet eens genoemd. Ook nagenoeg afwezig in The Diplomat zijn Holbrooke’s jaren op Wall Street, behoudens de vermelding dat hij zich na de verkiezingen van Republikeinse presidenten – Reagan en Bush senior in de jaren tachtig, Bush junior in 2000 – weer op zijn carrière als investment-banker richtte. Holbrooke was immers Democraat en derhalve niet gewenst in die regeringen. Zo wekt de film de indruk dat het zonder betekenis is dat ook deze Amerikaanse topdiplomaat meedraaide in de incestueuze draaideur tussen de politiek en de financiële wereld. Twee van de financiële instellingen waarvoor Holbrooke werkte – Lehman Brothers (1981-1993) en aig (2001-2008) – waren hoofdrolspelers in de financiële crisis van 2007.

Bij het maken van The Diplomat had David Holbrooke van tevoren met zijn team afgesproken dat ‘we geen lijst gaan afwerken’, vertelt hij. ‘Oost-Timor, de Filippijnen, Vietnam, China, Cyprus, er zijn te veel dingen waarbij mijn vader was betrokken. We hadden vijf decennia van Amerikaanse buitenlandpolitiek om mee te werken, een vader-zoon-verhaallijn, een ongelooflijk interessante oorlog in Bosnië uit te leggen en een moeilijke periode in Afghanistan te duiden. En ik wilde geen Diplomat of the Rings maken. Dus we moesten kiezen.’

Daarbij zegt hij ook veel te hebben weggelaten dat juist een positiever beeld van zijn vader zou hebben geschetst, zoals wat volgens hem zijn vaders grootste prestatie was: de rappe Amerikaanse hulpverlening tijdens de overstroming van de Swat-vallei in Pakistan in 2010. Het was een overstroming die groter was dan het oppervlak van heel Italië en usaid was ver voor de Pakistaanse regering ter plekke met hulp. Hij begreep: dit is een humanitaire kwestie, maar het is ook een diplomatieke en strategische kwestie. Zo bouw je een relatie op die uiteindelijk leidt tot meer vrede.’

De omissie van de Wall Street-jaren verwerpt de filmmaker met de verzuchting dat er ‘zoveel te vertellen was’ – om daaraan toe te voegen dat de film ook inzoomt op zijn vaders imperfecties. Als voorbeeld haalt hij Afghanistan aan: ‘Daar heeft hij echt veel slechte keuzes gemaakt en die keren terug in de film.’

Van het idee dat de interventie in Bosnië louter bedoeld was ter vergroting van Amerikaanse macht wil hij echter niets weten. ‘Ik kan het argument best begrijpen, ook omdat mijn vader voor, zeg maar, gespierde diplomatie stond, maar dit was in de eerste plaats een humanitaire interventie. Ik heb zoveel mensen ontmoet die zeggen dat ze hun leven danken aan mijn vader en de Amerikanen. Elke dag stierven er vijfhonderd mensen en de Europeanen deden niets.’

Het enige verwijt dat volgens David Holbrooke gerechtvaardigd is, is dat de bombardementen te laat kwamen. ‘Veel te laat. En mijn vader was daar diep gefrustreerd over, bleef maar tegen de regering roepen dat ze in de benen moesten komen, dat we die klootzakken moesten bombarderen.’ Dan, besmuikt: ‘We hebben overwogen om de film Undiplomatic te noemen, want mijn vader was niet erg diplomatiek.’

Dat het Dayton-akkoord verre van perfect is, kan zijn vader niet worden aangerekend. ‘Dat wist hij. Het was een overgangsdocument dat een einde maakte aan het doden en het begin van de vrede markeerde. Meer niet. In plaats daarvan is het een de-facto-constitutie geworden die niet werkt voor Bosnië en de regio. Mijn vader wist dat ook, zoals hij ook wist dat hij de Serviërs te veel gegeven had. Het was een noodzakelijk kwaad.’

Voor de overwegend trotse zoon was het dan ook pijnlijk om te zien hoe zijn vader in de herfst van zijn carrière de tanden stuk beet op het speciale gezantschap in Afghanistan en Pakistan. Terugkijkend had hij het liefst gezien dat president Obama zijn vader ontslagen had. ‘Dat had zijn leven kunnen redden. De cardioloog die hem opereerde zei later: mensen maken zich zorgen over wat ze eten en dergelijke, maar de echte grote killer is stress. En wie had in die dagen meer stress dan mijn vader?’ De dag dat Holbrooke instortte, was de dag waarop hij een laatste poging wilde wagen om de president te spreken. ‘Hij wilde hem zo graag overtuigen. Maar hij kreeg hem niet te spreken. Tragisch.’

Extra wrang is volgens David de huidige toestand in Afghanistan: ‘Ik weet niet wat er gebeurd zou zijn als ze naar mijn vaders ideeën hadden geluisterd, maar het zou er niet slechter gaan dan nu.’

De grote kracht van Holbrooke was volgens zijn zoon dat hij het vermogen had een strategie uit te zetten en die ook uit te voeren. ‘Er is nu niemand in de regering die zegt: “Oké, dit gaan we aan Afghanistan doen”, of op z’n minst: “Wat de hel gebeurt hier?”’

Ook anderszins wordt Holbrooke gemist, denkt hij: ‘Mijn vader zou zich als geen ander binnen de regering op de Syrische vluchtelingensituatie hebben gestort. Vergeet niet, hij was een kind van joodse vluchtelingen die Europa ontvlucht waren vanwege Hitler. Hij heeft altijd een diep respect voor vluchtelingen gehad.’

Het laatste interview in The Diplomat is met Roger Cohen, in de jaren negentig de chef van het New York Times-bureau in Sarajevo. ‘Hij was een van de laatsten in zijn soort’, zegt Cohen over Holbrooke. ‘We leven in een tijd waarin diplomatie bijna een vies woord is. Wie in diplomatie gelooft, is een muggenzifter of zwak of niet onverzettelijk genoeg. Maar nee, diplomatie is de enige manier waarop je oorlogen beëindigt, vrede verspreidt en kinderen een toekomst geeft. En jouw vader geloofde daarin. Hij was een diplomaat.’

Holbrooke was bovendien een typisch Amerikaanse diplomaat, stelt zijn zoon, een die zich bewust was van de Amerikaanse macht en geloofde in ‘diplomacy by force’. ‘Ik gebruik het woord niet in de film, maar mijn vader was een patriot, in de positieve zin van het woord’, zegt David Holbrooke. ‘Hij geloofde in Amerikaanse uitzonderlijkheid en het idee dat Amerika een unieke verantwoordelijkheid heeft om te leiden.’

Enkele uren voor de dood van Holbrooke, die toen al nagenoeg was opgegeven door zijn artsen, zei Hillary Clinton tijdens een kerstdiner op haar ministerie tegen een groep Amerikaanse topdiplomaten dat hij ‘praktisch synoniem was met het Amerikaanse buitenlandbeleid’. Die opmerking deed Srdja Trifkovic, voormalig adviseur van de Servische president Vojislav Koštunica, schamperen in het conservatieve tijdschrift Chronicles: ‘Haar oordeel is correct: Richard Holbrooke’s carrière belichaamt enkele van de minst aantrekkelijke eigenschappen van de hedendaagse Amerikaanse diplomatie.’

Typerend voor Holbrooke vond Trifkovic diens gebrekkige begrip van de complexiteiten van het conflict op de Balkan, dat volgens hem onder meer geïllustreerd werd doordat hij de Serven ‘moordzuchtige klootzakken’ noemde en in 2008 aan Radovan Karadzic refereerde als ‘de Osama bin Laden van Europa’. ‘Hij was inderdaad synoniem met de Amerikaanse buitenlandpolitiek’, schreef Trifkovic. ‘Hij was een grove, arrogante bullebak die diplomatie zag als de kunst anderen zijn wil op te leggen door ze een pistool tegen het hoofd te zetten.’

Vijf jaar na Holbrooke’s dood kunnen Amerikaanse diplomaten er in ieder geval meer dan ooit op vertrouwen dat ze in onderhandelingen hun argumenten kracht kunnen bijzetten. In 2015 gaven de Verenigde Staten volgens het National Priorities Project meer uit aan ‘defensie’ dan de negen daaropvolgende landen samen uitgaven. Vlak voor de afgelopen Kerst nam het Congres een nieuwe begroting aan voor 2016. Van de 1,15 biljoen dollar aan totale uitgaven gaat 572,2 miljard naar het Pentagon (defensie) en 43 miljard naar Homeland Security, samen goed voor ruim 53 procent van de gehele begroting.

Dit bedrag werd door zowel Republikeinse als Democratische leiders gerechtvaardigd door de bedreiging die Islamitische Staat (IS) voor de nationale veiligheid zou betekenen. Jack Goldsmith, hoogleraar internationaal recht aan Harvard, concludeerde in het tijdschrift Lawfare: ‘Deze begroting is in feite een goedkeuring van militair geweld tegen IS, maar dan wel een die ontworpen is om geen publieke aandacht te trekken.’


Human Rights Weekend

Van 29 tot en met 31 januari presenteert Human Rights Watch in Amsterdam het Human Rights Weekend met films, debatten en masterclasses over mensenrechten. Het thema is dit jaar ‘The Power of One’.

The Diplomat over het leven van Richard Holbrooke is de openingsfilm van het festival. Andere Nederlandse premières zijn onder meer de documentaires Among the Believers, over de strijd tussen de Pakistaanse staat en strenggelovigen, en No Land’s Song, over solozangeressen in Iran (zie volgende pagina’s).

Kaarten: debalie.nl/uitgelicht/human-rights-weekend-2016


The Diplomat is de openingsfilm van het Human Rights Weekend, op vrijdag 29 januari om 20.00 uur in De Balie in Amsterdam

Beeld: (1) Richard Holbrooke in Kabul, Afghanistan, 2009. Foto: Marco Di Lauro / Getty Images / Courtesy of HBO; (2) Washington, 1962. Holbrooke betreedt de Foreign Service. Foto: courtesy of HBO; (3) zoon David en vader Richard Holbrooke , 2008. Foto: Jodi Cobb / courtesy of HBO