Het symposium Toekomstmuziek, georganiseerd door de NPS, ontaardde op een gegeven moment tot ontsteltenis van menigeen in een pleidooi om tv-registraties van muziek in de toekomst af te schaffen. Immers, het scherm is te klein, de diva’s zijn dwars, de kijkcijfers zijn laag en de kosten zijn hoog. Samenvattend, aldus een tv-maker annex muziekcriticus: «Muziek is niet voor televisie.»

Makkelijk praten voor iemand die elke avond gratis in de parterre mag zitten en daar ook nog voor wordt betaald — in tegenstelling tot de vele liefhebbers van opera, jazz en andersoortige serieuze muziek, die, als zij zich al de luxe van een toegangsbewijs kunnen veroorloven, vaak tevergeefs bij de betreffende concertzaal aankloppen, want die bevat zelden meer dan tweeduizend plaatsen. Dus wat doet de publieke omroep? Die plaatst een paar camera’s op het balkon en brengt betreffend concert of opera in honderdduizend huiskamers.

In ongetwijfeld imperfecte registraties, zowel visueel als geluidstechnisch. Is dat genoeg reden om deze vorm van cultuuroverdracht af te schaffen en vervolgens te vervangen door «een informatief programma», «iets van 25 minuten met stukjes van voorstellingen erin dat de mensen enthousiasmeert om naar het theater te gaan»? Lariekoek, dit soort programma’s is er al tot vervelens toe, terwijl de registratie van muziekprogramma’s is beperkt tot rond honderd uur per jaar.

Ja, de registratie van een muziekstuk valt niet te vergelijken met de ervaring uit de eerste hand. Elke auditieve of audiovisuele registratie is tweedehands, wat niet wegneemt dat radio, televisie, grammofoonplaat en videoband een ware revolutie in de huiskamer hebben veroorzaakt. Vroeger, toen het kunstwerk nog niet technisch reproduceerbaar was, was men een uitverkorene als men in zijn leven driemaal de Don Giovanni mocht beluisteren. Terwijl tegenwoordig… Loop de eerste de beste platenzaak binnen en men beseft hoe rijk wij zijn geworden.

Het denkende deel der natie voert al jarenlang een achterhoedegevecht tegen al die volksverdommende quizzen en soaps op het scherm, genres die vanzelfsprekend beter in de markt liggen dan Franz Schubert of John Scofield. Dit gevecht is niet bij voorbaat verloren, behalve als er deftige symposia worden georganiseerd waar de cultuur weer tot een exclusieve zaak van de elite wordt verklaard. «Muziek is niet voor televisie…» Let wel, hier was geen omroepdirecteur aan het woord, bezig zijn centen te tellen, hier sprak een tv-maker annex muziekrecensent. Het staat iedereen natuurlijk vrij om malle theorietjes uit te kramen. Toch is het nét de beul die zijn kop in zijn eigen strop steekt.