‘Ik heb zojuist, met groeiende weerzin, een stapel Kennedyana opzij geduwd waar ik doorheen aan het bladeren was. Kerkhof- of gedenkproza bevindt zich onder de minst stichtelijke en minst aangename vormen van menselijke compositie.’ Aldus begon een beroemd essay van de Britse journalist Malcolm Muggeridge. Vervolgens maakte hij pagina na pagina humorvol gehakt van gefictionaliseerde dialogen van de jonge Kennedy (‘Big party tonight, Jack. Pretty girls, too,’ said Torb); van quasi-diepzinnige Kennedy-poëzie (‘he sort/ of embodied the/ air where democracy/ stood tall’); en van pretentieuze Witte Huis-reconstructies (‘The President thinks he would like to have another glass of beer’).

Muggeridge schreef dit in januari 1965, amper een jaar na de dood van John Kennedy. Toen al waren er al duidelijke genres te ontwaren binnen de Kennedy-literatuur: de journalistieke reconstructies van de fatale dag, de samenzweringstheorieën, de ‘wat als’-fictie, de persoonlijke herinneringen, de inkijkjes in Kennedy’s fascinerende leven. Het zou Muggeridge somber hebben gestemd om te weten dat nu, bijna 49 jaar later, de stroom Kennedyana nog altijd niet is opgedroogd, en dat de verschillende genres al lang clichés zijn geworden.

De moord op Kennedy is vaak ‘de 9/11 van de jaren zestig’ genoemd: een gebeurtenis met een even diepe psychologische impact in de Verenigde Staten als de aanslag op het World Trade Center in 2001. Het was een soortgelijk ontwaken uit de onschuld en een mentale grens tussen twee tijdperken. Het was ook een traumatische gebeurtenis: een doodgeschoten celebrity-president, een moordenaar die zelf vermoord werd voor hij kon spreken, diverse andere mysterieuze omstandigheden, een land dat na zijn dood belandde in de Vietnamoorlog, de diepe sociale scheuring van de jaren zestig en zeventig, en een overheersend gevoel dat het drama te voorkomen was geweest.

Die ingrediënten bij elkaar leverden het recept op voor een boekenverslaving die kennelijk niet te genezen is. De teller van boeken over John F. Kennedy staat op rond de veertigduizend (schatting) en elke mijlpaal – zoals de aanstaande vijftigste verjaardag van de moord – zorgt voor een nieuwe golf van publicaties. Een greep uit de honderden titels die er dit jaar bij zullen komen: If Kennedy Lived; The Kennedy Baby; November 22, 1963 (tweemaal); They Killed Our President; Who Really Killed Kennedy; Where Were You?, et cetera. Natuurlijk claimen al deze boeken allerlei nieuwe inzichten of feiten tussen de kaften te hebben, en natuurlijk kan dat niet: de meeste van deze boeken reciteren oude thema’s, en leunen zwaar op geruchten, halve feiten en romantiseringen.

Het ligt voor de hand om te verwachten dat er een positieve keerzijde is aan de grote hoeveelheid slechte en clichématige Kennedyana: een grote hoeveelheid goede tot uitstekende boeken. Maar dat valt tegen. ‘Wie de grote hoeveelheid literatuur doorzoekt, wordt niet getroffen door wat er is, maar door wat er ontbreekt’, schreef adjunct-hoofdredacteur Jill Abramson van The New York Times in een essay over Kennedy in haar krant. ‘Lezers kunnen uit vele boeken kiezen, maar er zijn verrassend weinig goede, en niet één werkelijk uitmuntende.’

Ook de beste Amerikaanse historici en schrijvers blijken zich stuk voor stuk aan Kennedy te vertillen

Dat ligt zeker niet aan het feit dat alleen tweederangs auteurs zich aan Kennedy wagen: ook gerenommeerde historici als Arthur Schlesinger en Robert Caro schreven over hem, en schrijvers zoals Norman Mailer en Don DeLillo. Maar ook de beste Amerikaanse historici en schrijvers blijken zich stuk voor stuk aan Kennedy te vertillen. Historicus Robert Dalleck, zelf auteur van een goed ontvangen biografie van Kennedy, wijt dat in The New York Times deels aan de cultsfeer die rond Kennedy hangt. ‘Het massapubliek heeft Kennedy in een celebrity veranderd. Historici zien hem eerder als een celebrity die niet veel heeft bereikt’, zegt hij. Het vereist een lastige balanceeract om grondig over een man te schrijven waar zo’n cultus omheen hangt, en ook veel serieuze auteurs lukt dat niet.

Voor de creatie van dat aura is de huishistoricus van de Kennedy’s, Arthur Schlesinger, mede verantwoordelijk. Hij was door John Kennedy zelf aangetrokken om als speciaal adviseur aan te zitten bij Kennedy’s team van Amerika’s best and brightest. Aldus was hij getuige van de geschiedenis die hij zelf later zou gaan beschrijven. Schlesinger was een groot bewonderaar van Kennedy en bevond zich midden in het drama van diens moord. Zijn boek A Thousand Days, uitgekomen in 1965, ademde onvermijdelijk al de mythologisering en het melodramatische ‘hoe anders had alles kunnen zijn als’-gevoel dat zoveel latere boeken over Kennedy ook parten spelen. ‘What could have been’, is de bijna onvermijdelijke ondertoon van alle Kennedyana.

De Kennedy’s zelf hebben ook flink bijgedragen aan de mythologisering van jfk’s geschiedenis. Na diens dood werd de historicus Wiliam Manchester aangetrokken om het verhaal en de aanloop van de fatale novemberdag te reconstrueren. Maar nadat hij zijn manuscript had ingeleverd bij de nazaten van John Kennedy kreeg hij het terug met een eindeloze reeks wegstrepingen en toevoegingen. Allerlei details bleken onacceptabel te zijn voor de Kennedy’s – dat Jackie vaak een pakje sigaretten in haar handtasje had, bijvoorbeeld – en zij schakelden bevriende historici zoals Schlesinger in om de aanval te openen op collega’s die niet het gewenste beeld van Kennedy’s leven en regering opriepen. Manchester werd in steeds dubieuzere mate opgejaagd, tot Robert Kennedy zelfs een keer op de deur van Manchesters hotelkamer stond te bonken om veranderingen aan zijn manuscript te eisen.

Een andere factor die ook serieuze auteurs parten speelt, is de eindeloze honger naar meer nieuwtjes over Kennedy en naar De Oplossing van de moord. Het zal geen verbazing wekken dat er na een halve eeuw spitwerk en tienduizenden boeken nog maar heel zelden iets werkelijk nieuws boven water komt. Vrijwel alle boeken over Kennedy roeren daarom bekende feiten samen met bekende geruchten, bekende halve waarheden, bekende speculaties, bekende suggesties. En vrijwel altijd beloven ze spectaculaire nieuwe inzichten.

Een gevolg daarvan is dat boeken met een werkelijk originele invalshoek nauwelijks te onderscheiden zijn van imitaties. Bovendien ontkomen ook serieuze werken over Kennedy er niet aan dat ze op een even opgewonden manier in de markt worden gezet als de misbaksels. Het meest prominente boek van 2013 is daarin niet anders. A Cruel and Shocking Act: The Secret History of the Kennedy Assassination (vertaald als Anatomie van een aanslag) is een goed en met volle vaart geschreven relaas (‘Waar was de kogel gebleven?’) door een ervaren journalist die zijn werk prima heeft gedaan. Hij sprak leden van de Warren-commissie die onderzoek deed naar de moord, zag talloze stukken in en vond een nieuw zijspoor in het leven van Kennedy’s moordenaar Lee Harvey Oswald.

Het zal geen verbazing wekken dat na een halve eeuw spitwerk nog maar zelden iets nieuws boven water komt

Een zeer leesbaar en interessant boek, maar zo kan het natuurlijk de schappen niet in. Volgens de Nederlandse advertentie is het boek een reconstructie die ‘de geschiedenis volledig herschrijft’. Dat valt – hoe kan het ook anders – danig mee. Het boek opent meteen volgens een bekend Kennedyana-concept: met een anekdote die moet suggereren dat mensen in de Amerikaanse overheidshiërarchie het onderzoek naar de moord op Kennedy probeerden te smoren, en dat zij kennelijk hier hun eigen motieven voor hadden. Vervolgens mengt het bekende feiten met eigen interviews en concludeert het boek dat er nog veel onhelder is over de moord.

Daarmee is het natuurlijk nog altijd vele malen beter dan de rest van de oogst van dit jaar. En dat geldt nog eens dubbel voor het onverteerbare genre dat de laatste jaren aan zo’n sterke opmars bezig is: de Kennedyana door Bekende Amerikanen. Bill O’Reilly is ongetwijfeld de irritantste van hen, een rechts-radicale schreeuwlelijk met zijn eigen talkshow op Fox News. Zijn mega-bestseller Killing Kennedy (binnen een paar maanden waren er al meer dan een miljoen van verkocht) komt dit jaar uit als kinderboek en wordt in dit jubileumjaar als film uitgebracht met Rob Lowe als jfk.

De groeiende berg Kennedyana heeft ook een curieus zelfversterkend effect. Juist omdat er zoveel over de man geschreven is zonder dat er een écht uitmuntend en definitief boek tussen zit, wordt het mythische aura van de dode president versterkt. En dat brengt weer nieuwe boeken voort.

De ongrijpbaarheid van Kennedy op schrift spiegelt in die zin zijn ongrijpbaarheid bij leven. Norman Mailer schreef al in 1960 over de ‘ongrijpbare afstandelijkheid’ die rond Kennedy hing: het vaak beschreven gevoel dat Kennedy, ondanks zijn charisma en persoonlijkheid, niet volledig aanwezig was in de gezelschappen waarin hij zich bevond. In de boeken over hem en zijn leven is dat net zo.


Ook in deze Groene over Kennedy:

Beeld: International Center of Photography, Museum Purchase, 2013
Beeld: Cornell Capa / International Center of Photography / Magnum / HH