De mooiste romans zijn in feite weinig opzienbarend. Ze gaan zomaar van start – niks
proloog, niks onheilszwangere openingszin – en ze zijn ook zomaar weer afgelopen, zonder dat er do-den zijn gevallen, moorden opgelost of rekeningen vereffend. Ondertussen is je wel in fijnzinnige be-woordingen en met behulp van een uitgekiende variatie van het vertellersstandpunt een kijkje geopen-baard op een leven, of laten we maar gewoon zeggen: hét leven. Als het niet zo vrouwelijk klonk, zou je kunnen zeggen dat het met dit type romans is alsof een intelligente vriendin haar verwoestend wijze vi-sie op het leven met je deelt.
Neem nu De geheime levens van Pippa Lee, geschreven door Rebecca Miller, van wie we wel of niet willen weten dat ze de dochter is
van toneelschrijver Arthur Miller en fotografe Inge Morath, de vrouw is van filmacteur Daniel Day-Lewis en de moeder van hun kinderen. Belangrijker misschien is dat ze eerder een
verhalenbundel schreef, Personal Velocity (in het Nederlands verschenen als Op eigen
tempo), dat een aantal verhalen hieruit door haar verfilmd is en dat ze ook haar nieuwe roman gaat ver-filmen, want behalve schrijver is Miller ook regisseur.
In het eerste deel van deze roman leren we Pippa Lee kennen via de drakerige speech die een huis-vriend afsteekt, als zij en haar dertig jaar oudere man een housewarming party houden nadat ze hun intrek hebben genomen in Marigold Village, oftewel Rimpeloord, een luxe resort voor senioren (terwijl Pippa zelf nog maar amper de middelbare leeftijd heeft bereikt). ‘Ik ken Pippa Lee al een kwart eeuw’, snoeft huisvriend en tevens successchrijver, ‘maar echt kennen zal ik haar nooit. Ze is een mysterie, een sfinx, (…) een persoon die niet door ambitie of hebzucht of een ordinaire hang naar aandacht wordt gedreven, maar… door een verlangen het leven ten volle te ervaren en het leven voor de mensen om haar heen iets gemakkelijker te maken.’ Ze wordt neergezet als een echte
Kunstenaarsvrouw: evenwichtig, opofferend, intelligent, mooi. Geweldige kok. Zo worden ze niet meer gemaakt tegenwoordig.
‘Zelfs op middelbare leeftijd leek ze op een Madonna in een Vlaams schilderij, maar dan ronder, sappi-ger.’
Hoe fragiel het zorgvuldig opgebouwde leven van deze supervrouw is, blijkt als ze een paar keer ach-tereen ’s ochtends de keuken in totale wanorde aantreft. Het roerei zit zo ongeveer tegen het plafond, de chocoladecake ligt aangesneden op het aanrecht, dik besmeerd met pindakaas. Is de tachtigjarige Herb Lee, uitgever-nog-steeds-niet-in-ruste, dan toch dement aan het worden? Hebben ze last van een insluiper? Een bewakingscamera, opgehangen in de keuken, brengt de naakte waarheid aan het licht.
In de navolgende delen wordt stukjes bij beetjes de wording van Pippa Lee beschreven. De precieze gang samenvatten – via een aan speed verslaafde moeder die haar dochter nog tot aan haar zestiende zoet houdt met een fles warme melk, tot een verhouding met een veertigjarige leraar wiens voornaamste aantrekkingskracht eruit bestaat dat hij een corduroy broek draagt, naar pijptabak ruikt en haar streelt ‘met een teder verlangen alsof hij vaarwel zei’, tot aan een sm-achtige verhouding met de minnares van haar tante, via bacchanalen met pillen, trotskisten en kunstenaars tot aan de ontmoeting met de ge-trouwde Herb, in wie ze onmiddellijk én de begrijpende blik én de corduroy-broekdrager herkent – zegt uiteindelijk niet zo veel. Net zo min als het van wezenlijk belang is dat zij, in haar eigen ogen al te lang een ‘destructief klein mormel’, haar laatste kans wil aangrijpen om goed te zijn: trouwen met Herb en zijn kinderen liefhebben ‘met de vreugde van een boeteling’. Jarenlang gaat dit goed, hoewel ze regelmatig, ‘als een wolf die door mensen is getemd’, de geur opvangt van haar oude levensstijl. Zoals ze een vriendin voorhoudt: als je het aan de liefde overlaat om de boel bij elkaar te houden, kun je het wel ver-geten. Het huwelijk is een kwestie van wilskracht. Net zoals het wel zo aardig is om de mensen te zien zoals ze dat willen, al is het maar omdat dat ook haar eigen wens is: dat ze geaccepteerd wordt zoals ze overkomt.
Het is dit soort observaties dat dit zo verslavend kabbelende boek met een hoog Amerikaans hippiele-ven-gehalte uiteindelijk zo indringend maakt. Miller heeft een tegelijkertijd zacht en scherp oog voor menselijke verhoudingen; haar grondtoon laveert tussen berusting, cynisme en liefde. Pippa Lee gaat aan het slot dan ook opnieuw een ander leven tegemoet, verlost van haar oude schulden en ‘vervuld van angst en geluk’. Ze is definitief Kunstenaarsvrouw-af, al staat de speechende successchrijver van het begin van de roman al weer in de startblokken. ‘Ik ga geen lamsbout meer maken’, voegt ze hem fijntjes toe. ‘Nooit meer.’