In werkelijkheid werden de mannen bewaakt door zwaarbewapende Servische veiligheidstroepen die al dagenlang met alle beschikbare middelen (artillerie, raketwerpers, pantserwagens) probeerden UÇK-eenheden uit het strategisch gelegen stadje Orahovac te schieten. De mannen hadden geprobeerd uit de stad te vluchten, maar waren daarbij in handen gevallen van de Serviërs. Hun vrouwen en kinderen werden in hetzelfde benzinestation gevangen gehouden. Volgens een agent waren de mannen ‘vermoedelijk terroristen’. Hun handen zouden worden gecontroleerd op kruitsporen. Wat het lot zou zijn van degenen die werden betrapt, kon hij niet zeggen. De mannen zelf vertelden dat ze vreesden te zullen worden geëxecuteerd. De vrouwen hadden dezelfde angst. ‘Ik heb al drie dagen niet gegeten’, vertelde een vrouw. ‘Maar dat is niet zo erg. Ik ben vooral bang dat ze ons zullen doodschieten.’
Angstige Albanezen die we in de stad aantroffen, vertelden over standrechtelijke executies van jongens en mannen in gevechtsleeftijd. Speciale Servische eenheden stroopten na de gevechten de stad af op zoek naar mannen. Er werden handgranaten in schuilkelders met vrouwen en kinderen gegooid. Enkele uren voordat journalisten de stad bezochten, lagen de straten nog vol lijken. Die werden volgens meerdere ooggetuigen door de Serviërs op platte karren geladen en de stad uitgereden. Human Rights Watch stelde een lijst op met vijftig namen van Albanese burgers die werden gedood. Meer dan tweehonderd mensen worden nog vermist.
Enige dagen later waren de ‘uitrustende’ Albanezen uit het benzinestation verdwenen. Gevraagd naar hun lot wees een politieagent naar de hemel en antwoordde: ‘Many are with Allah.’ (jb)