«Europa wil sinterklaas verbieden» — het bericht dat TV Noord-Holland eind oktober brengt, slaat in als een bom. De zender heeft de hand weten te leggen op een protocol waarin de Europese Unie zicht uitspreekt «tegen geaccepteerde discriminatie». De sinterklaasviering is een «voorbeeld van een culturele viering binnen de gevestigde orde, die impliciet racistisch is vanwege het uitbuiten door sinterklaas van zwarte slaven/gastarbeiders als hulpen», laat het officiële EU-perscommuniqué weten.

Na de televisie-uitzending en na overname van het bericht door Het Parool barsten in discussiegroepen op internet, waar de geest van Fortuyn nog lang niet terug in de fles is, emotionele discussies los. «Brussel zou er beter aan doen maatregelen te treffen om de Europese cultuur te behouden», schrijft de een. «Wie aan Sinterklaas komt, komt aan mij», meldt de ander. Of: «Laat de allochtonen in Nederland zich eerst maar eens aanpassen, en dan gaan we verder praten over wat er allemaal wel niet correct zou zijn in onze cultuur.»

Het persbericht was nep. Het bleek een project van studenten van kunstacademies die wilden onderzoeken «hoe je met nieuwe media pr kunt maken». Ze hadden hiervoor het juiste onderwerp uitgekozen. «In de pr blijken sommige thema’s effectief. Eén daarvan is de angst voor iets dat zó groot is dat je er geen invloed op kunt uitoefenen», legde een van de organisatoren later in een interview uit. En Europa, dat 1 mei 2004 uitbreidt met tien nieuwe lidstaten, ís zoiets groots.

De reacties op het valse persbericht over sinterklaas staan niet op zichzelf. In de eerste plaats omdat journalisten kennelijk niet weten waar ze evident rare berichten van Europese instellingen moeten checken. Maar ze zijn bovenal karakteristiek voor de steeds kritischer houding waarmee in Nederland tegen de Europese eenwording wordt aangekeken. Niet alleen sinterklaas verdwijnt, langzaam maar zeker wordt Nederland opgeheven, is de breed gevoelde gedachte.

Het grote gevaarlijke Europa is een ziel loze, corrupte creatie van een «Euro-elite die zich weinig aantrekt van wat gewone mensen beweegt en enthousiast maakt», schreef klokkenluider van de onvrede Pim Fortuyn. Hoewel zijn stroming bij de verkiezingen in januari is gemarginaliseerd, heeft de VVD, met het CDA in haar kielzog, de door Fortuyn gewenste harde opstelling in Europees verband overgenomen. «De burger ziet Nederland veranderen en niet ten goede», meent VVD-kamerlid Van Baalen. «Hij herkent zijn eigen land niet meer terug en maakt zich er zorgen over dat Nederlandse politici steeds minder invloed krijgen.»

De liberale kamerfractie dreigde de uitbreiding van de Unie te blokkeren en stemde zelfs in met een raadplegend referendum over de grondwet, in de wetenschap dat die stemming over alles behalve de grondwet zou gaan. Ondertussen ligt de liberale vice-premier op ramkoers richting Duitsland — een volgens EU-watchers onmisbare Nederlandse bondgenoot — en deed premier Balkenende afgelopen weekend een vergeefse poging zijn vetorecht op meerjarenbegrotingen te behouden. De manifeste angst voor de opheffing van Nederland wordt door geen politicus tegengesproken. Dat de gevreesde «zonne koning» (de toekomstige EU-president) nauwelijks macht krijgt en dat het «f-woord», ondanks het oude Duitse pleidooi voor een toekomstig federaal Europa, in de Europese Conventie snel van tafel was, doet voor de naar binnen gekeerde politici in het post- Fortuyn-tijdperk niet terzake.

Oud-staatssecretaris Gijs de Vries, de Nederlandse regeringsvertegenwoordiger in de Conventie die de grondwet opstelde, vindt het «zorgelijk» dat de ontstane beelden over Europa niet worden tegengesproken. De Vries: «Er zijn weinig nationale politici die verantwoordelijkheid willen afleggen voor de besluiten waarvoor ze internationaal hebben getekend», zegt hij. «Nationale politici zijn ook bestuurders van Europa: ministers in Nederland zijn ook minister van Europa. In een democratie is beleid niet houdbaar als politici er geen draagvlak voor creëren. Die hoofdtaak is schromelijk verwaarloosd als het gaat om de taak van de Unie. Het heeft onder opeenvolgende kabinetten ontbroken aan leiderschap.»

Nog voordat minister Zalm van Financiën in Europa het onderspit dolf bij het dispuut met Frankrijk en Duitsland over het stabiliteitspact bleek de Nederlandse steun voor de Europese integratie volgens een vorige week openbaar gemaakt onderzoek van de Europese Commissie tanende. De discussie over het stabiliteitspact heeft de deur helemaal dicht gedaan: het beeld ontstond dat de grote landen Nederland naar de bedelstaf zouden voeren door de strenge afspraken voor de euro aan hun laars te lappen. Wie na de nederlaag van Zalm opnieuw een onderzoek naar de EU-beleving van de Nederlander zou uitzetten, komt waarschijnlijk met nog dramatischer cijfers. Nostalgisch verlangen burgers op radio en televisie terug naar de eerlijke Nederlandse gulden.

Dat hadden de beleidsmakers niet verwacht. Juist die introductie van de euro, hoopte men indertijd, zou eindelijk de zo lang gewenste betrokkenheid bij het integratie project brengen. Als de burger zelfs bij de kruidenier met Europa werd geconfronteerd, dan kwam dat enthousiasme vanzelf wel. Die betrokkenheid is er inmiddels, zij het anders dan de voorvechters van meer samenwerking hadden bedoeld: mensen volgen de verrichtingen van de eigentijdse Hansje Brinkers Gerrit Zalm op de voet en lachen om het haantjesgedrag van de grote landen. Het imago van Europa en het enthousiasme voor de munt zijn tot een dieptepunt gedaald.

«De euro is spijkerhard, maar de burger ziet gewoon dat de kosten van het levensonderhoud zijn gestegen», repliceert VVD-kamerlid Hans van Baalen, Europa-criticus van het eerste uur. «Dat leidt tot euroscepsis.»

Daarnaast zien de mensen in het land die Van Baalen spreekt dat de grote lidstaten zelf wensen te bepalen of ze aan de regels willen voldoen: «Terwijl alle lidstaten gelijk moeten zijn, blijken sommige lidstaten meer gelijk dan de andere. De burger denkt: wij hebben geen vat op wat er in Brussel gebeurt en er gebeurt wel veel dat op ons invloed heeft.» En Gerard van As, kamerlid namens de LPF, zegt: «Wat is een overeenkomst nog waard als men te hooi en te gras afstand doet van de regels? Iedereen ziet dat een aantal landen de zaak naar zich toetrekt. Duitsland en Frankrijk kunnen met een derde land alles gaan blok keren. Als iets ze niet uitkomt, dan wordt de lat verlegd. Dus waarom een nieuw verdrag afsluiten als oude verdragen niet worden nageleefd?»

Gijs de Vries is een partijgenoot van Hans van Baalen, maar hij ergert zich aan «de Nederlandse kakelcultuur» waarin «samenhang en causaliteit door elkaar worden gehaald». De Vries: «Ondernemers hebben van de euro misbruik gemaakt door hun prijzen enorm op te schroeven. Die prijsverhoging komt dus niet door de euro maar door die ondernemers.» Volgens hem zit het probleem dieper: «Terwijl de werkelijkheid verandert, legt de nationale politiek dat niet uit. De politiek is bang voor de burger en vertelt op geruststellende toon dat Europa alleen om economie draait. Volstrekt ten onrechte. Sinds de val van de Muur ontwikkelt Europa zich van een economische organisatie naar een politieke gemeenschap. Juist bij die euro ging het niet alleen om economisch eigenbelang van lid staten. Duitsland gaf met de D-mark zijn belangrijkste machtsmiddel op. Voor Duitsland was dat de andere kant van de medaille van de eenwording: het werd weliswaar het grootste land binnen Europa, maar lag door de euro politiek verankerd in de Unie.»

Volgens De Vries is het niet een uniek Nederlands probleem. De geringe bereidheid van nationale politici om zich op te stellen als Europese bestuurders speelt overal. «De bestuurders van Europa gedragen zich niet als de bestuurders van Europa. Ze gedragen zich alsof de grenzen nog bestaan», zegt hij.

Toch werd hem, nadat hij Hans van Mierlo had opgevolgd als lid van de Conventie, wel steeds gevraagd wat er in Nederland toch aan de hand is. De Vries: «Omringende landen kijken met enige zorg naar de schijnbare erosie van de dragende rol die Nederland in het verleden binnen de Unie speelde. Nederland heeft soms de neiging zichzelf te zien als een klein land, maar Nederland is wel een van de rijkste landen in de wereld en een van de oprichters van de EU. Fransen, Engelsen en Duitsers kunnen Europa niet alleen besturen en hebben Nederland nodig. Nu vreest men het afglijden van Nederland in de oude politiek van afzijdigheid van voor de oorlog. Nederland levert mopperig commentaar op wat er buiten de dijken gebeurt, constateert men. Waar gaat Nederland naartoe? willen andere landen weten.»

Maar weet Nederland zelf wel waar het heen wil? Volksvertegenwoordiger Van As laat weten tweeënhalf A4’tje met LPF-standpunten inzake Europa te hebben opgesteld. Vooral de geringere invloed, de hoge Nederlandse afdracht en het verlies van Nederlandse identiteit baren hem zorgen. Ook coalitiekamerlid Hans van Baalen maakt zich, met het kabinet, zorgen over de afdracht aan de Unie: «Wij zijn by far de grootste contri buant: de Nederlandse burger ziet daar de logica niet van in.» Van Baalen steunt bovendien het in Brussel bevochten Nederlandse minderheidsstandpunt om een veto te behouden op de meerjarenbegroting.

Gijs de Vries: «In iedere vereniging betaal je contributie. Maar ik ken geen enkele vereniging die alleen maar over de contributie discussieert. Prima natuurlijk dat Nederland iets minder wil betalen, maar wanneer over Europa gesproken wordt, gaat het tegenwoordig in het nationale parlement alleen nog maar over de kosten.» De discussie over het vetorecht op de begrotingen vindt het voormalige Conventielid bovendien «uitermate onverstandig»: «De ministers proberen hiermee de begroting buiten het Europees parlement te houden. Maar kwamen wij als Nederland dan niet altijd op voor democratie? Hoe heb ik het nou? No taxation without representation, zou ik bijna zeggen. Waarom moet Nederland zoiets steunen? Allicht dat de burger niet weet wat hij met Europa aanmoet: heeft hij 25 jaar gehoord dat het europarlement belangrijker moet worden en dan nu dit!»