Croughs, 29 jaar, afgestudeerd filosoof te Groningen, draait er de hand niet voor om. Politieke incorrectheid is in korte tijd zijn handelsmerk geworden. Zijn landelijke visitekaartje gaf hij af met een stuk over aids in HP/De Tijd. Het voorheen zo progressieve bastion was al enige tijd desperaat aan het hengelen naar een nieuwe, conservatieve ideologie, met als resultaat curieuze covers over ‘het zedenverval bij het proletariaat’ of ‘de zegeningen van het kolonialisme’, maar met het artikel van Crough over ‘de bangmakerij rond aids’ werd de gewenste toon pas echt gehaald.
‘Een grove schatting leert dat de kans dat een man door een onbeschermd sekscontact met een willekeurige Amsterdamse vrouw wordt besmet met het hiv-virus, ongeveer een op de vijfhonderdduizend a een op de miljoen is’, schreef Croughs. ‘Dat wil zeggen: zelfs in de aids- hoofdstad van Nederland kan een man elke vijf a tien dagen in bed duiken met een willekeurige vrouw, zonder condoom en zonder erop te letten of ze tot de risicogroepen behoort, zonder dat zijn kans op aids groter is dan zijn kans om door een verkeersongeval om het leven te komen. Er zijn maar weinig hetero’s die dit tempo halen.’
Moraal van het verhaal was dat men in het heteroseksuele verkeer slechts uit diende te kijken voor de risicogroepen junkies en Afrikanen. Croughs stelde dat de Vrij-Veiligcampagnes die de Nederlandse media teisteren ‘opzettelijke desinformatie’ bevatten, om te voorkomen dat aids als een homoziekte zou worden gezien. ‘Ook andere factoren spelen een rol’, aldus Croughs. ‘Wetenschappers willen fondsen werven, Durex wil z'n condooms verkopen en voor sommige ambtenaren is het idee om als eenvoudige Jan Lul macht te kunnen uitoefenen op de denkwijze en het gedrag van miljoe nen medemensen natuurlijk erg aantrekkelijk.’
Vanzelfsprekend maakte dit artikel nogal wat verontwaardiging los. Maar in het politiek-incorrecte kamp was zijn naam in een klap gevestigd. De Arbeiderspers benaderde hem gelijk voor een bundel, die kort geleden uitkwam onder de titel In de naam van de vrouw, de homo en de allochtoon: Het geloof der intellectuelen.
In die bundel staan ook de stukken verzameld die Croughs schreef in het door hem opgerichte blad Reactie, een periodiek dat het met een top-oplage van driehonderd een jaargang volhield. Croughs werkte in dat blad samen met Propria-Curesscribent Donald Olie en li terator Boudewijn van Houten, die in de jaren zestig samen met Theo Kars het blad Tegenstroom uitgaf. Met dat legendarische tegendraadse blad voelt Croughs zich zielsverwant. Croughs: ‘In een van zijn romans geeft Kars aan Tegenstroom het pseudoniem Reactie. De titel van ons blad was bedoeld als een hommage.’
Ook in Reactie grossierde Bart Croughs in hardhandige polemieken. Enige publiciteit vergaarde zijn aanval op joodse scribenten als Leon de Winter en Daphne Meijer, die hij in het spoor van Theo van Gogh beschuldigde van het opblazen van antisemitisme. Verder vaart Croughs uit tegen uiteenlopende fenomenen als positieve discriminatie, het voor hem veel te linksdraaiende vorstenhuis, schijnheilige cabaretiers als Youp van ‘t Hek en het feminisme.
'Een paar jaar geleden zou mijn boek nooit zijn gepubliceerd’, vertelt de werkloze academicus in een Gronings cafe. ‘En ik denk dat dit soort boeken over een jaar of tien helemaal niet meer nodig zijn. Dan zijn alle gesignaleerde misstanden ongetwijfeld verdwenen. Het politiek correcte denken van links Nederland begint slijtageplekken te vertonen. Een jaar of tien geleden was de Volkskrant voor mij absoluut onleesbaar, heb ik mijn abonnement erop om gezondheidsredenen moeten opzeggen. Maar tegenwoordig opent die krant ook doodleuk met het bericht dat de helft van de moskeeen in Nederland betrokken is bij drugshandel. Sinds de val van de Muur in 1989 is er ook in Nederland een enorme omwenteling aan de gang. Wie weet kan ik ooit nog eens mijn boterham verdienen met mijn stukjes.’
VOORLOPIG IS de spoeling nog dun. Croughs is sinds zijn afstuderen aan de Universiteit van Groningen (wetenschapsfilosofie) bezig aan de vernietiging van de verzorgingsstaat van binnenuit. Het regime van de karige uitkering zal voorlopig nog wel even duren. Zijn publicitaire ijver heeft tot nu toe slechts geleid tot een aanbod om columns te schrijven voor de Sollicitatiekrant, alwaar het budgettair echter ook zeer behelpen is.
Croughs: ‘Veel mensen denken dat mijn stukjes voortkomen uit rancune tegen de positieve discriminatie bij de overheid, dat ik verontwaardigd ben dat ik het als blanke man wel kan schudden in mijn jacht op een rijksbetrekking met waardevast pensioen. Maar ik wil helemaal geen baan bij de overheid. Ik wil stukjes schrijven, de maatschappij verbeteren. Het liefst zie ik mezelf als volksopvoeder, vandaar dat het aanbod van de Arbeiderspers me zeer beviel. Maar ik maak denk ik de beste kans in de hoek van de enigszins masochistische linkse intellectuelen. Rechts Nederland stoort zich bovendien zeer aan mijn kritische stukjes over het koningshuis. Aldaar is men het niet eens met mijn kritiek op Beatrix, die ik verwijt dat ze hypocriet bezig is als ze enerzijds jaarlijks 75 miljoen gulden aan belastinggeld opsoupeert en anderzijds keer op keer haar beklag doet over materialisme en egoisme van haar minder bedeelde medemens.’
Croughs is contribuerend lid van de Libertarische Partij, een anarcho-liberaal gezelschap in de traditie van de Amerikaanse schrijfster Ayn Rand, dat tijdens de jongste Tweede-Kamerverkiezingen de twijfelachtige eer genoot om als laatste te eindigen. Bij de libertariers staat het anarcho-kapitalisme voorop. Vandaar dat een record-belastingontduiker als de vanuit Spanje opererende huisjesmelker Leutscher, bekend van zijn vele kraakpanden in Amsterdam, een van de prominentere leden van de partij is.
Het anti-belastingdenken gaat hier hand in hand met pleidooien voor een absolute liberalisering van persoonlijke vrijheden.
Croughs: ‘In feite ben ik helemaal niet zo rechts als men denkt. Klassiek links staat in mijn ogen voor het streven naar persoonlijke vrijheid en economische dwang. Klassiek rechts legt de nadruk op economische vrijheid, maar streeft op het persoonlijke vlak naar beperkingen van de vrijheid. Dan is er het totalitarisme, waarin helemaal geen vrijheid bestaat. Het leven onder Stalin en Hitler zag er in feite hetzelfde uit.
De libertarische richting staat daar diametraal tegenover, is voor iedere vorm van vrijheid. In de Verenigde Staten leiden de libertariers een florerend bestaan, daar oefenen ze forse druk uit op de rechtervleugel van de Republikeinse partij. In Nederland is het helaas wat kariger gesteld. Het probleem van libertariers is dat ze maar moeizaam functioneren in groepsverband. Uiteindelijk zijn het rasindividualisten, levensgenieters die allergisch zijn voor zelfopoffering. Dat maakt de ontwikkeling van de partij helaas een beetje moeizaam.’
Voor Croughs bestaat er geen grotere kwelling dan het lezen van artikelen van gerenommeerde linkse publicisten als Gijs Schreuders. Wat Croughs het meeste stoort aan progressief Nederland, is dat daar veel zaken die met de mond worden beleden als sneeuw voor de zon blijken verdwenen wanneer er in het persoonlijke leven daden moeten worden gesteld.
Croughs: ‘Zo'n man als Jan Pronk heeft het de hele tijd over de geneugten van een zo radicaal mogelijk gevoerde politiek van positieve discriminatie ten behoeve van vrouwen en allochtonen. Maar zodra zijn eigen positie als minister van Ontwikkelingssamenwerking in gevaar komt, ontpopt hij zich toch als een typische ellebogenvechter. Evelien Herfkens heeft tot twee keer toe een gooi gedaan naar zijn ministerszetel. Daar heeft Pronk haar toen met alle manipulatieve machtsmiddelen die je maar kan bedenken van af weten te houden. Die hypocrisie stuit mij tegen de borst.
Hetzelfde zie je dus bij Beatrix of bij Youp van ’t Hek. Die heeft ook zijn mond vol van solidariteit met de verdrukte medemens, maar zelf woont hij wel mooi in een kolossaal grachtenpand. Verkoop dat pand dan maar ten behoeve van de arme negertjes en ga in een rijtjeshuis in Almere wonen, denk ik dan. Paul Rosenmoller loopt over van liefde voor de oude wijken, maar zelf is hij uitgeweken naar een kast van een half miljoen in Driebergen. Al die mensen die de mond vol hebben van herverdelen, doen daar zelf nooit aan.
Vandaar dat ik voorstel om Nederland radicaal te privatiseren. Ik ben ervoor dat het land partjesgewijs wordt verzelfstandigd, zodat iedere buurt, wijk of streek een eigen politiek van immigratie kan voeren. Buurten waar veel progressieve Nederlanders wonen, zoals de Concertgebouwbuurt in Amsterdam, kunnen dan fijn het maximale quotum vreemdelingen binnenhalen. In de wijken waar de allochtoon minder populair is, kan het dan worden beperkt. Op die manier wordt iedereen tevreden. De vrije markt regelt alles als vanzelf, als je haar de ruimte geeft, verdwijnen vervelende zaken als discriminatie en racisme als vanzelf. Als je het minimumloon en de verzorgingsstaat afschaft, verdwijnt de werkloosheid.’
Zijn pioniersrol voor Nieuw Rechts weegt af en toe zwaar, erkent Croughs. ‘Er wordt mij van alles en nog wat verweten: ik zou schandelijk reactionair zijn, of juist een polemiek zijn aangegaan met een sector die in Nederland al lang is verdwenen. Wat het meest opvalt aan al die aanvallen op mijn werk, is dat er schandelijk veel wordt gelogen. Ik krijg gedachten en theorieen in de mond gelegd die ik nooit van mijn leven heb geventileerd, zelfs in het dablad Trouw, waar Ruud Verdonck stelde dat ik had geschreven dat aids helemaal niet bestaat. Dat had ik echt niet verwacht. Maar dat hoort er misschien bij als je de dingen wat kras verwoordt. Misschien zou ik het allemaal wat milder brengen als ik in Amsterdam zou wonen en al die mensen waarover ik schreef ook daadwerkelijk tegen het lijf liep in de cafes. Het beste is waarschijnlijk toch om maar in Groningen te blijven.’
Waarvan acte.
AL EVENZEER vervuld van een hang naar bijltjesdag tegen het linkse establishment van Nederland is de jonge Utrechtse schrijver Marcel Reijmerink, die onlangs debuteerde met Alles moet anders, een roman over de verloren generatie. Reijmerink (1963) richt zijn gal op de generatie van linkse activisten uit de jaren zestig en zeventig, die enige tijd geleden een collectieve schuldbekentenis deden in de nu al legendarische bundel Alles moest anders.
Ook Reijmerink, werkzaam als leraar Duits en veelvuldig actief op het terrein van de buitenlandse politiek op de opiniepagina’s van de landelijke dagbladen, voelt zich sterk aangetrokken tot het anarcho- liberalisme. Zijn roman, zo lezen we in de bijgaande flaptekst van Vincent Bijlo (de blinde cabaretier, tevens zwager van de auteur), is gericht tegen ‘een linkse generatie die precies wist wat goed en fout was. Deze generatie ging in haar hardhandig denken zo ver dat men heel Nederland de wet wilde voorschrijven. Daarbij verloor een belangrijk deel van deze generatie de politieke werkelijkheid uit het oog en collaboreerde lange tijd met het communisme of een variant daarvan.’ Reijmerinks roman is ‘een oproep aan onze generatiegenoten om harder te fulmineren tegen de oudere generatie die fout na de oorlog is geweest en nog steeds op de belangrijkste posities van onze maatschappij bivakkeert’.
Reijmerink, woonachtig in de verveloze volkswijk Zuilen, vertelt dat zijn aversie tegen links een souvenir is van zijn studentenjaren aan de Stichting Opleiding Leraren in de Domstad.
‘Het was de tijd van het grote kernrakettendebat, en onze docenten waren stuk voor stuk zo drammerig en zo gelijkhebberig in die materie, dat een democratisch weerwoord onmogelijk was. Iedereen die een beetje kritisch was over de vredesbeweging werd gelijk uitgefoeterd en voor meeheuler met Reagan uitgemaakt. Op een gegeven moment kregen we de opdracht een scriptie te maken over de vredesbeweging. Dat was bij de cursus staatsinrichting, al vraag je je af wat dat daarmee te maken had. Ik had net Waarom de democratieen sterven van Revel gelezen. Die stelde dat de vredesbewegingen werden gefinancierd door het Oostblok. Ik refereerde daaraan in mijn scriptie en die werd dan ook prompt afgekeurd. Zo ging dat in die tijd. Ik denk dat mijn generatie van de weeromstuit tamelijk rechts is geworden, of helemaal apolitiek.’
IN REIJMERINKS ogen is Frits Bolkestein een ‘eenling in politiek Nederland’; de VVD-leider heeft volgens hem in zijn eentje een ware revolutie ontketend. ‘Maar echt helpen doet het niet. In die zin dat die gewezen fellow travellers nu gewoon in de volgende boot springen. Kijk maar naar de Volkskrant, die nu opeens de moskeeen beschuldigt van drugshandel. Dat is eigenlijk gewoon een hetzerig Telegraaf-verhaal. Ze slaan in feite door naar de andere kant, een fenomeen dat je bij veel ex-linksen tegenkomt. Als ze hun riante posities maar kunnen behouden, als ze de macht maar bewaren en aan de kant zitten waar het geld binnenkomt. Het is gewoon zelfgenoegzaam dandyisme en egoisme wat de klok slaat.
Mijn boek komt voort uit de woede daarover. Ik vind het onverdraaglijk dat mensen die vol lof over de suikerplantages van Fidel Castro hebben rondgewandeld, in de jaren negentig gewoon op het pluche kunnen blijven zitten en zich beklagen over de ideeenloosheid van de jongere generaties. Terwijl zij indertijd door de oorlog in een gespreid bedje terecht kwamen. Er was plaats en ruimte voor iedereen. Voor ons wordt het alleen maar minder, om over de jongere generaties maar helemaal te zwijgen.
Er moet een afrekening komen, maar volgens mij ben ik de enige die dat zo verwoordt. Ik heb een moedig boek geschreven, dat hou ik vol, en als exercitie in vroeg-modernisme is het ook zeer de moeite waard. Maar geen hond bespreekt het, niemand leest het. Het is verdwenen in een groot gat.’