Het is alsof je Bernie Sanders hoort praten, of Jeremy Corbyn, of een van die andere socialisten die als hopeloos achterhaald zijn weggezet. ‘Een vaste baan moet voor iedere werknemer die dit wil bereikbaar zijn.’ En: ‘Een tijdelijke baan of een uitzendbaan was vaak een tussenstation maar is nu steeds vaker de eindhalte. Als we dat niet veranderen is de vaste baan straks alleen nog in het museum te bewonderen.’

Aan het woord is Alexander Pechtold. Inderdaad, de cheerleader van de vaderlandse flexibilisering. Harder dan welke partij ook hamerde zijn d66 de afgelopen decennia op het belang van een ‘moderne arbeidsmarkt’.

Die modernisering is er gekomen. Nederland telt inmiddels drie miljoen flexibele banen: de optelsom van alle zzp’ers, uitzendkrachten en werknemers met een tijdelijk contract. En nu is er ineens de omslag. Natuurlijk, op die opmerkelijke d66-stap valt veel aan te merken. Dat het goedkope verkiezingsretoriek is. Dat het van hypocrisie getuigt wanneer een partij eerst enthousiast meehelpt elke zekerheid op de arbeidsmarkt om zeep te helpen, om vervolgens alarm te slaan over de gevolgen. En dat Pechtold gewoon heel slim oude d66-wensen, zoals versoepeling van het ontslagrecht, in een nieuw jasje steekt.

Het klopt allemaal. Maar die terechte bezwaren mogen niet afleiden van de veel grotere, verregaande trend waar dit het zoveelste teken van is. Ga maar na. In amper een half jaar tijd hebben we de werkgeverslobby, voorop vno-ncw, horen pleiten voor miljarden aan publieke investeringen. De boodschap: er is genoeg bezuinigd, nu is het tijd voor keynesiaans stimuleringsbeleid. Klaas Knot, als president van De Nederlandsche Bank jarenlang apostel van de loonmatiging, drong in januari aan op een loongolfje. Lonen zijn immers niet alleen een kostenpost. Ze zijn ook de motor achter hogere consumentenbestedingen, dus meer economische groei. Dit in navolging van het Internationaal Monetair Fonds, dat al langer oog heeft voor het belang van inkomensgelijkheid, goede minimumlonen en zelfs vakbondslidmaatschap.

Het zijn stuk voor stuk programmapunten waarmee je nog geen tien jaar geleden voor krankzinnig werd verklaard. Een vaste baan, hoger loon en forse publieke investeringen – als SP-leider Emile Roemer het voorstelde, werd hij beschuldigd van het bieden van ‘valse zekerheden’. De Delftse (inmiddels emeritus) hoogleraar Alfred Kleinknecht, die al in de jaren negentig opperde dat de Nederlandse voorliefde voor loonmatiging economisch onverstandig was, werd weggehoond. Hetzelfde overkwam de handvol arbeidseconomen die het durfden op te nemen voor de vaste baan.

Nu worden die ideeën op het schild gehesen. Ook hier wemelt het uiteraard van de adders onder het gras. Werkgevers zeggen best na te willen denken over hogere lonen, maar dan wel in de vorm van bonussen. En de publieke miljardeninvesteringen die vno wenst, moeten uiteraard zo veel mogelijk terechtkomen in de zakken van haar achterban.

Maar toch: dit zegt veel over de kantelende politieke krachtsverhoudingen. Wat tot voor kort gold als een onhaalbare linkse economische agenda wordt omarmd door werkgevers, centrale bankiers en liberale partijen. Zo dom en onrealistisch was het blijkbaar niet. En ook angst zal een rol spelen. De vrees dat een populistische revolte à la Sanders ook hier aanslaat.

De knotsgekke idealen van gisteren zijn de politieke open deuren van vandaag geworden. Een betere aanmoediging om in de aanloop naar de verkiezingen met gedurfde plannen te komen, om de economische fantasie de vrije loop te laten, is nauwelijks denkbaar.

Werkgevers willen best nadenken over hogere lonen, maar dan wel in de vorm van bonussen