Medium groene onsolidaire mens 231

Beste Sjoerdje,

De politieke filosofie van Arnon Grunberg stond in een voetnoot op de één van de Volkskrant: ‘Belasting is een afgedwongen gift. Kennelijk zijn mensen niet in staat vrijwillig te geven. En verzorging en surveillance hangen samen. Iedereen die is opgevoed weet het: waar wordt gezorgd wordt gesurveilleerd. Vermoedelijk is onze samenleving te complex voor andere organisatievormen, maar het juk van de overheid herinnert ons er dagelijks aan dat wij incapabel en liefdeloos zijn’ (23 september 2013). Belasting betalen is dus een vorm van gedwongen rechtschapenheid. De overheid zorgt voor solidariteit die de burgers zelf niet kunnen opbrengen.

Het is een boodschap die Grunberg al jaren uitdraagt: het eerst in zijn debuutroman Blauwe maandagen, die een ode is aan de liefdeloosheid. Hoewel die roman veelbelovend begint, wordt het boek naarmate het aantal escortmeisjes toeneemt en de hoofdpersoon filosofischer wordt steeds onverdraaglijker. Uiteindelijk weet de hoofdpersoon het zeker: ‘Ik wist dat het niemand iets kon schelen wat je deed en dat het zelfs niemand iets uitmaakt of je zou verrekken of niet.’

Het boek is razend populair geworden, juist in het Barlaeus- en Vossius-milieu waar het zo’n negatief beeld van schetst. Over zelfhaat gesproken. Het werd bekroond met de Anton Wachterprijs voor het beste debuut en het Gouden Ezelsoor voor het best verkochte debuut. Sinds ik Blauwe maandagen gelezen heb, noem ik de bruine labrador van de buurman, die poep eet om het daarna weer uit te kotsen, Arnon.

Hoe komt het toch dat veel Nederlandstalige schrijvers, van W.F. Hermans tot Arnon Grunberg, zo’n inktzwart mensbeeld hebben? En, vreemder nog, hoe komt het dat zij en hun fans toch vaak op de pvda stemmen? Een rechts wereldbeeld in een linkse kerk, is dat niet vreemd? Je zou toch verwachten dat fans van Grunberg allemaal op de vvd stemmen – of op de cynische versie daarvan – en niet op die softies van de pvda? Want als de mensen allemaal incapabel en liefdeloos zijn, waarom zou de overheid dat dan niet zijn? Is de maatschappijvisie van Grunberg niet een als politieke keus vermomde vorm van religieus denken? De overheid lijkt bij Grunberg een deus ex machina. In de Volkskrant noteerde Grunberg naar aanleiding van een gesprek met de econome Deirdre McCloskey: ‘McCloskey’s wantrouwen aangaande de overheid lijkt mij terecht. Het bestaan van die overheid suggereert immers dat wij onvolmaakte (zondige) en infantiele wezens zijn.’ De overheid is god op aarde, maar je moet die overheid wantrouwen. Waarom eigenlijk? Omdat de overheid een onvolmaakte (zondige) god is?

In reactie op een opiniebijdrage van Paul Cliteur (‘Waarom heeft God de tijger niet als vegetariër geschapen?’, de Volkskrant, 28 augustus 2013) onderschrijft Christiaan Hogenhuis, van de stichting Oikos, de mensvisie van Grunberg, maar ziet hij God als oplossing voor de liefdeloosheid van de mens (de Volkskrant, 2 september 2013). God is liefde en als wij God als richtsnoer nemen komt het misschien toch nog goed. De mens zelf is tot alle kwaad geneigd en tot niets goeds in staat en alleen de angst voor Gods toorn houdt hem nog een beetje in het gareel. Logisch gezien is de redenering van Hogenhuis sluitender dan die van Grunberg.

De mens in Grunbergs sadistisch universum mag dan liefdeloos zijn, een geweten heeft hij wel, zo blijkt uit de voetnoot waarin hij suggereert dat de toenemende inkomensongelijkheid tot gewetensnood leidt, die bestreden kan worden door te geloven in het hiernamaals. ‘Wie voor belastingverlaging is en toch af en toe last heeft van een slecht geweten, heeft er baat bij om religieus te worden.’ Het is een wat cynische formulering van het ‘bezielend verband’ dat door Rutte in navolging van Bolkestein bepleit wordt. Bolkestein is zelf niet religieus, maar hij vraagt zich af of religie voor de maatschappelijke cohesie niet een nuttige functie kan hebben.

Net zoals Bolkestein heeft Grunberg zelf geen behoefte aan religie, maar misschien komt dat in zijn geval wel doordat hij denkt dat hij geen slecht geweten heeft. In Blauwe maandagen lijkt hij zelfs helemaal geen geweten te hebben. In dat boek leeft hij op kosten van zijn vader als een Arabische prins en schildert hij, als dank, zijn vader af als een oude gek.

W.F. Hermans gaf als lector fysische geografie aan de Universiteit van Groningen drie uur college per week (volgens zijn studenten zeer ongeïnspireerd). Hij schreef geen wetenschappelijke artikelen maar romans en polemieken. Toen hij van zijn lectoraal basisinkomen beroofd werd, nam hij wraak en schreef Onder professoren. Een smakeloos en laf boek, maar iedereen vond het prachtig en niemand vroeg zich af hoe Hermans het zo lang volgehouden had in die beschutte werkplaats voor domme narcisten.

Ik zie uit naar je antwoord,

Meindert

Beste Meindert,

Afgelopen najaar organiseerde het John Adams Institute een bijeenkomst over Ayn Rand (1905-1982). Rand is momenteel bezig aan een opmars in Nederland. Toneelgroep Amsterdam vertolkt haar roman The Fountainhead (1943) en ook de verkoopcijfers van haar latere roman Atlas Shrugged (1957) zitten in de lift. Rand, geboren in Rusland maar op jeugdige leeftijd vertrokken naar New York, is altijd al zeer populair geweest in Amerika. Naar verluidt is Atlas Shrugged daar het meest invloedrijke boek na de bijbel. Met name de Republikeinen en de Tea Party lusten er wel pap van.

Tijdens de bijeenkomst lichtte Rand-kenner Robert van Dortmond haar gedachtegoed nog even toe. Rand stelt dat ieder wezen een primair overlevingsmechanisme heeft, zoals klauwen, gif of camouflagecapaciteit. Bij de mens is het primaire overlevingsmechanisme zijn verstand en het vermogen te kunnen beredeneren. Hoewel mensen hun wijsheid kunnen delen is het verstand een strikt individueel attribuut. Iedereen staat voor de persoonlijke keuze het wel of niet te benutten. Gebruik je het wel, dan waarborg je het hoogste goed: je eigen leven. Gebruik je het niet, dan verloochen je je bestaan en ben je gedoemd te sterven, of voort te leven als parasiet van hen die ervoor hebben gekozen hun intellect wel aan te wenden. Rand noemt dit rationeel egoïsme. Edele principes die hiermee gepaard gaan zijn productiviteit, onafhankelijkheid, eerlijkheid, rechtvaardigheid, trots en het nastreven van betekenisvolle doelen.

Hoofdpersoon van The Fountainhead is Howard Roark, een onbuigzame architect die wars is van gangbare schoonheidsidealen en opgelegd fatsoen. Roark doet geen concessies en is uiterst ongevoelig voor wat anderen van hem denken. Zijn personage werd een inspiratiebron voor talloze kunstenaars en artiesten. Atlas Shrugged volgde en ditmaal werd het rationeel egoïsme, met name in sociaal-economische zin, geïmplementeerd. De onomwonden boodschap luidt: belasting is diefstal. Geen mens moet verplicht worden om de financiële vruchten van zijn eigen merites af te staan. De overheid is doorspekt met huichelachtige nietsnutten, die hun hoge maatschappelijke posities enkel te danken hebben aan het leegzuigen van de producerende klasse. Onder het mom van liefdadigheid hebben zij hun parasitaire mentaliteit maatschappelijk verankerd. Ook wetenschappers krijgen ervan langs. Dat zijn gesubsidieerde weekdieren die gewillig in de tang zitten van hun geldschieters.

De overheid zit vol met huichelachtige nietsnutten, die hun posities danken aan het leegzuigen van de producerende klasse

Atlas Shrugged laat niettemin veel vragen onbeantwoord. In het boek trekt de producerende klasse zich terug in een gemeenschap waar zij volledig zelfvoorzienend is. Iedereen verkoopt zijn unieke arbeid en intellect; gunsten zijn uit den boze. Deze afgesloten samenleving is volstrekt utopisch. Trouw aan het manco van radicaal individualisme wordt er met geen woord gerept over de zorg voor kinderen of minderbedeelden. Ook gaat Rand volledig voorbij aan het dilemma van individueel belang versus collectief belang.

Hoewel Rand over de praktische invulling van gemeenschappelijke voorzieningen weinig heeft losgelaten, is het aannemelijk dat zij alleen het minimaal noodzakelijke aan de staat zou willen overlaten, zoals het leger en de politie. Maar omdat je nooit iemand mag dwingen belasting te betalen, zou de financiering vrijwillig moeten geschieden. Van Dortmond bleek hier optimistisch over en gaf als voorzetje dat de Staatsloterij momenteel al miljoenen euro’s per jaar oplevert. Nu klopt het dat er vrijwillig geld wordt afgedragen aan de Staatsloterij, maar dit gebeurt vrijwel uitsluitend in de hoop er een astronomisch hoog bedrag voor terug te krijgen. Wat dat betreft was Giro 555 een beter voorbeeld geweest. Maar goed, dan gaat het geld naar berooiden en dat is ook niet de bedoeling. Rand schrijft: ‘Altruism is incompatible with freedom, with capitalism, and with individual rights. One cannot combine the pursuit of happiness with the moral status of a sacrificial animal.’ Ten dienste staan van je medemens is volgens Rand een vorm van moreel kannibalisme.

Het is dat Republikeinen vaak zo gelovig zijn, want op dit punt breken de meesten met Rands filosofie. In Amerika houden conservatieven al jaren een pleidooi voor religieuze gemeenschapszin. In 1980 stelde Reagan dat de grootte van het federale budget geen barometer is voor de publieke moraal en hij riep op tot voluntarisme. Ook de Republikeinse politicus Paul Ryan denkt dat belasting betalen niet de oplossing is voor armoede, men moet uit eigen beweging medemensen te hulp schieten. Deze houding correspondeert met de breed gedragen veronderstelling dat Amerikaanse conservatieven meer geld doneren aan liefdadigheid dan liberalen. Maar een recente studie van mit nuanceert dit beeld: conservatieven geven inderdaad in absolute zin meer, maar gecorrigeerd voor inkomen en mate van godsdienstigheid ontlopen ze de liberalen niet veel. Wel zijn er significante verschillen te vinden in waar het geld naartoe gaat. Conservatieven geven bijvoorbeeld meer aan de kerk.

Dat is overigens nog geen garantie dat donaties aankomen bij de armen. Volgens Indiana University gaat meer dan driekwart van de bedragen naar kerkelijke overheadkosten. En sowieso is maar zo’n dertig procent van alle donaties in Amerika specifiek gericht op het ondersteunen van armen. Er wordt met name veel geïnvesteerd in het nageslacht. Zo ontving een school met vijfhonderd welgestelde leerlingen uit een rijke buurt in Silicon Valley in zes jaar tijd ruim elf miljoen dollar aan donaties, terwijl acht publieke scholen een paar kilometer verderop, met daarop 3500 overwegend armlastige leerlingen, gezamenlijk nog geen vier miljoen dollar ontvingen.

Rob Reich, politicoloog aan Stanford University, stelt op basis hiervan dat ‘philanthropy appears to be more about the pursuit of one’s own projects, a mechanism for the expression of one’s values or preferences rather than a mechanism for redistribution or relief for the poor’. Daarnaast stelt Christopher Wimer, expert op het gebied van armoede en sociale zekerheid aan Columbia University, dat liefdadigheid zich anticyclisch voltrekt: juist in barre tijden houden met name veelverdieners de hand op de knip.

Zo bekeken is de opmerking ‘kennelijk zijn mensen niet in staat vrijwillig te geven’ behoorlijk realistisch. Hier lijkt mij geen sprake van een rechts wereldbeeld in de linkse kerk. En je kunt het ook omdraaien: overheidsbemoeienis is geen verkapte vorm van religieus denken, maar religieuze gemeenschapszin is een verkapte vorm van overheidsbemoeienis. Maar dan wel bemoeienis met een zekere vrijheid: je bepaalt zelf aan wie je wilt geven, wanneer en hoeveel. En een beetje wantrouwen richting je regering kan toch geen kwaad? Al in het eerste jaar worden studenten politicologie geattendeerd op de ijzeren wet van Michels, die stelt dat macht corrumpeert. En uiteraard is er geen garantie dat de overheid zich anders gedraagt dan het te dienen volk, maar het is wel een van de beste garanties voor sociale zekerheid. En wat is het alternatief? Hoe zouden linkse mensen dan de wereld moeten zien volgens jou? En welke boeken passen wel bij dit mensbeeld: de sprookjes van Grimm?

Groeten, Sjoerdje

Medium groene onsolidaire mens 232

Beste Sjoerdje,

In The Fountainhead is de boodschap dat je als kunstenaar niet moet buigen voor groepsdruk van de culturele elite. Howard Roark staat model voor wat een kunstenaar zou moeten zijn. Hij is geen meeloper, dat maakt hem sympathiek. Zijn studiegenoot Keating is dat wel en hij wordt door de culturele elite op handen gedragen. Dat hij zijn ideeën van Roark krijgt maakt hem extra onsympathiek.

De culturele elite was in de Amsterdamse Stadsschouwburg massaal toegestroomd. Dat die culturele elite The Fountainhead zeer waardeert is een paradox. Een paradox van een liberalisme waar authenticiteit het hoogste goed is. Imitatie is minderwaardig, maar toch kijken de critici steeds naar elkaar om te zien of hun oordeel nog ‘goed in de markt’ ligt. Een goed voorbeeld is de unanimiteit waarmee Marlene Dumas door de kunstcritici uitgeroepen werd als de grootste schilderes van de eeuw en de woedende reacties toen Volkskrant-redacteur Xander van Walsum zich openlijk afvroeg waarom alle kunstcritici Dumas nu zo goed vonden.

Joost Zwagerman kreeg een hele pagina in de Volkskrant om uit te leggen hoe ‘diep’ en ‘gelaagd’ het werk van Dumas was. Dichter, criticus en professor Maarten Doorman waste Van Walsum hardhandig de oren: ‘Het is mij een raadsel waarom hij zich laat verleiden nu in de Volkskrant zo kinderlijk over kunst te schrijven en daarmee opnieuw munitie te leveren aan het gezonde volksgevoel dat wat niet meteen te begrijpen is het liefst vernielt, en wat van waarde is vertrapt in de modder van dit land.’ Doorman zag Van Walsum als de naïeve leider van een opstand der horden.

Kunstredacteur van de Volkskrant Rutger Pontzen schoot Doorman te hulp en constateerde dat de reacties met steun aan Van Walsum erg agressief van toon waren. Hij heeft daar wel een verklaring voor: ‘Het ressentiment van de meeste briefschrijvers kwam voort uit het gevoel iets in de maag gesplitst te krijgen. Op de mouw gespeld. Door de strot geduwd. Door de exegeten van de kunstkritiek. Door de kunstpausjes. De achter elkaar aan hollende bewonderaars met hun holle frasen en dikdoenerij.’ Lijkt me niet onmogelijk.

Maar hij ging nog verder: ‘Opvallend ook: de hang naar “doe maar gewoon, da’s gek genoeg”. De hang naar medezeggenschap en inspraak. Naar democratische rechten voor wat betreft smaak en kunde. Naar egalitair gedrag dat elitair denken uitsluit.’ Om als volgt te besluiten: ‘Alleen spijtig dat met medezeggenschap, inspraak en “gewoon doen” nog nooit een enkel kunstwerk van belang het levenslicht heeft gezien.’ Het staat er met zoveel aplomb dat je het bijna gaat geloven. Ja, denk je meteen: ja, daar heeft die Pontzen een punt.

Maar dat staat te bezien. Ik heb altijd begrepen dat de Hollandse regenten uit de Gouden Eeuw, die zich lieten portretteren door Govert Flinck, door Rembrandt van Rijn, door Frans Hals, veel inspraak hadden in het kunstwerk dat zij van hun zuur verdiende geld lieten maken en dat de Hollandse burgerij ook erg de nadruk legde op ‘gewoon doen’. Ook de vorsten die Johann Sebastian Bach in dienst namen, Willem Ernst en Leopold von Anhalt-Köthen, gaven de componist vrij duidelijke opdrachten. Deze medezeggenschap stond de kwaliteit van Bachs muziek kennelijk niet in de weg. Pontzen heeft de cultuuropvatting van Ayn Rand zodanig geïnternaliseerd dat hij denkt dat deze universeel is. In feite echter past de opvatting van Rand – en in haar voetspoor Pontzen – alleen in een romantisch mensbeeld.

De meeste mensen zijn alleen tot altruïstisch gedrag bereid als ze zeker weten dat anderen dat ook zijn

Ayn Rand koppelt dat romantische verlangen naar authenticiteit in culturele zin aan een economisch liberalisme dat zo extreem is dat Friedrich Hayek naast haar haast een communist lijkt. In feite constateert Ayn Rand in een heel dik boek wat Arnon Grunberg in een enkele voetnoot schrijft: belasting is een afgedwongen gift. Maar waar Grunberg het bij deze constatering laat en alleen concludeert dat de vrije mens niet tot solidariteit in staat is, gaat Rand een stap verder: omdat de mens naar zijn aard niet solidair is, maar vrij wil zijn, moeten belastingen worden afgeschaft.

Jij vraagt je af wat linkse mensen hiervan moeten vinden. Ik denk het volgende: natuurlijk zijn belastingen een afgedwongen gift, maar die dwang wordt democratisch gelegitimeerd. Als de meerderheid van de Nederlanders vindt dat die belastingen niet gebruikt mogen worden voor ontwikkelingssamenwerking, dan zal dat niet meer gebeuren – al heeft het even tijd nodig voordat dat tot de politieke elite doordringt. Als de meerderheid van de bevolking de kunstsubsidies wil afschaffen, zal dat gebeuren. (En dan zullen al die kunstpausen ach en wee roepen.)

In een links wereldbeeld is de mens niet alleen geneigd tot alle kwaad, maar ook tot solidariteit en altruïsme. Maar de meeste mensen zijn alleen tot altruïstisch gedrag bereid als ze zeker weten dat anderen dat ook zijn. Belastingen zorgen ervoor dat er niet te veel free riders zijn die meeliften op de voordelen van collectieve goederen zonder daaraan mee te betalen.

Omdat belastingen gedwongen giften zijn, hebben zij de belastingbetalers ertoe gebracht inspraak te eisen in het gebruik ervan. Alle democratische revoluties zijn begonnen als een belastingopstand. Dat gold niet alleen voor de opstand tegen Spanje – die begon met het verzet tegen Alfa’s tiende penning – maar ook voor de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd (‘no taxation without representation’) en evenzeer voor de Franse Revolutie. Belastingbetalers hebben niet alleen een gezond wantrouwen jegens de overheid, zij slagen er bovendien beter in dan onderdanen die geen belasting betalen de besluiten van de overheid naar hun hand te zetten.

Marjolein ’t Hart werd onlangs benoemd tot bijzonder hoogleraar geschiedenis van de staatsvorming aan de VU. Haar inaugurale rede had als titel: ‘Waarom belastingen goed zijn voor democratie’. Zij wijst erop dat landen met veel natuurlijke hulpbronnen (Rusland, Saoedi-Arabië, Irak, Suriname) vaak autoritaire regeringen hebben, omdat die regimes geen belasting hoeven te heffen. ‘Natuurlijke rijkdommen zijn dan geen zegen, maar een vloek voor de samenleving, net zoals de gift van Dionysos uiteindelijk een vloek voor koning Midas was.’ Marjolein ’t Hart telde voor de negentiende en twintigste eeuw het aantal artikelen waarin zowel het woord ‘belasting’ als het woord ‘inspraak’ voorkomt. Wat blijkt? Dat aantal is verreweg het grootst in de periode dat de moderne democratie tot stand komt (tussen 1840 en 1849) en in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Dat die laatste periode nu zo in het verdomhoekje zit, is vanuit democratisch perspectief dus ten onrechte.

Groeten, Meindert

Beste Meindert,

Jij stelt dat groten der aarde zoals Bach en Rembrandt geen hinder hebben ondervonden van inspraak op hun werk. Maar achteraf is het onmogelijk vast te stellen wat de kwaliteit van hun werk was geweest zonder bemoeienis van anderen. Wellicht waren ze dan nog beter geweest. En stel dat het effect heeft gehad, is het dan terecht om te spreken van democratische besluitvorming? Lijkt me niet. Waar het op neerkomt is inspraak van een select gezelschap: een clubje belanghebbenden dat niemand vertegenwoordigt, behalve zichzelf. In het geval van Rembrandt is het niet ondenkbaar dat opdrachtgevers hem verzochten hun neus wat in te korten of hun schele blik wat te verzachten. Wellicht dat Bach werd gevraagd wat minder trompetten te gebruiken omdat de kinderen daar wakker van werden.

Nu bestaat er een verschil tussen publieke en private financiering. De bemoeienis bij publieke financiering is doorgaans minder dwingend. Maar hoewel er nu meer mensen meebetalen, spreekt het eindproduct waarschijnlijk minder mensen aan. Het is de vraag of dit te betreuren valt. Enerzijds kan het de verscheidenheid aan smaken in een samenleving bedienen, anderzijds kan het briljante geesten de ruimte geven zich naar alle genialiteit te ontplooien. Hoeveel talent is er wel niet verloren gegaan aan medezeggenschap of beknotting? Ook dat valt niet meer te achterhalen.

Gisteren ben ik naar de tentoonstelling van Dumas geweest en ik vond het een geslaagd bezoek. Van kunst heb ik weinig kaas gegeten, maar voor mij is het vrij simpel: het raakt me of het raakt me niet. Uiteraard kan een bespreking van toegevoegde waarde zijn, maar een kunstwerk verliest niet zijn kracht door een slechte recensie, noch wordt het prachtig door een lovende. Je kunt andermans mening toch ook met een korreltje zout nemen? In de discussie rondom Dumas werd trouwens geïnsinueerd dat kunstcritici geen oprecht oordeel geven. Is dat terecht? Misschien vindt het gros het inderdaad een ‘diepe’ en ‘gelaagde’ tentoonstelling. Immers, groepen met een gedeeld interesse- of vakgebied hebben vaak een overeenkomstige smaak. En net zoals wetenschappers, makelaars en stratenmakers hebben kunstliefhebbers een eigen jargon. Dat jargon ademt misschien poeha, maar dat maakt het oordeel niet per definitie onoprecht.

Onlangs besprak Ivan Wolffers, hoogleraar gezondheidszorg en cultuur, onderzoek waaruit blijkt dat groepsgedrag zelfstandig denken blokkeert. Je brein gaat anders werken op het moment dat je deel uitmaakt van een groep: ‘Het centrum waar mensen over zichzelf nadenken – de prefrontale hersenschors – wordt onderdrukt. (…) Mensen raken zichzelf kwijt. Ze hebben geen band meer met wie ze als individu zijn.’ Hetzelfde onderzoek werd aangehaald bij een overwegend negatieve bespreking van het toneelstuk The Fountainhead: ‘Het grenzeloze, libertijnse egoïsme dat Ayn Rand propageert vindt zijn beste uitwerking bij pubers, en – vreemd genoeg – bij mensen in groepen. Sociaal bewustzijn, altruïsme, zelfreflectie staan het compromisloze egoïsme in de weg, en wat Ayn Rand niet wist, en wij wel, is dat sociaal bewustzijn, altruïsme en zelfreflectie het gevolg zijn van een goed ontwikkelde prefrontale cortex. Het puberbrein heeft dat niet.’

Obama koppelde, in een interview met Rolling Stone, Rand ook al aan jongvolwassenen. Hij stelde dat haar werk iets is wat je oppikt als tiener wanneer je je miskend en onbegrepen voelt. Later realiseer je je dat een wereld waarin je alleen aan jezelf denkt een zeer nauw mensbeeld omhelst.

Het moge duidelijk zijn: het is niet de bedoeling dat je als weldenkende van middelbare leeftijd nog opgewonden raakt van Ayn Rand. Gebeurt dat wel, dan heb je waarschijnlijk een hersenafwijking. Deze redenering is denigrerend en staat een gelijkwaardige discussie in de weg. Immers, ieder weerwoord is ontsproten uit een onvolgroeid hersenpannetje en dus van bedenkelijk niveau. Paradoxaal genoeg is het idee dat alleen je tegenstanders last hebben van een onderdrukte prefrontale hersenschors evengoed verdacht. Het is niet overdreven om te stellen dat Rand een verguisde figuur is in linkse kringen. Sommigen willen haar werk bij voorbaat niet lezen omdat het in rechtse kringen zo breed gewaardeerd wordt. Ook dat kan een vorm van groepsdenken zijn.

Helaas komt hierdoor maar een beperkt gedeelte van haar werk aan bod. Zo zal het menigeen verbazen dat Rand over Reagan het volgende te zeggen had: ‘What do I think of president Reagan? The best answer to give would be: but I don’t think of him. And the more I see, the less I think.’ Tevens was Rand overtuigd atheïst: ‘I am against God for the reason that I don’t want to destroy reason’, en fervent aanhanger van de Pro Choice-beweging: ‘A man who claims to defend rights and objects to the right to have abortions? That is no defender of rights.’ Geconfronteerd met dit soort uitspraken heeft Paul Ryan inmiddels publiekelijk meer afstand genomen van Rands ideeën.

Daarnaast is Rand op zichzelf een inspirerende vrouw. Ze schreef vier romans en meerdere essays en toneelstukken waarvan het meeste gedachtegoed al tientallen jaren krachtig rondzingt. Bovendien schept zij in Atlas Shrugged een krachtige zakenvrouw als hoofdrolspeelster, wat vooral in die tijd behoorlijk vooruitstrevend was. Kortom, misschien hebben sommige mensen wat meer baat bij het lezen van haar romans dan anderen. Geslaagde zakenlieden kunnen Rand rustig laten voor wat ze is, maar vrouwen en andere achterstandsgroepen zouden wel eens voordeel kunnen hebben van haar werk. Het zou in ieder geval hoogst ironisch zijn om Rand niet te willen lezen op basis van groepsdruk.

Ten slotte schrijf je dat linkse mensen (waarvoor je Grunberg al dan niet terecht als vertegenwoordiger hebt aangesteld) in tegenstelling tot rechtse mensen geloven in een intrinsieke goedheid van de mens. Maar uit angst voor free riders wacht men eerst de acties van anderen af, alvorens zelf over te gaan tot liefdadigheid. Kun je dit daadwerkelijk altruïsme noemen? Zuiver altruïsme heeft toch niets te maken met de mate waarin anderen dat zijn? En berekenend altruïsme neigt naar mijn idee behoorlijk naar egoïsme en/of wantrouwen. Hiermee lijk je dus ook zelf het punt uit je eerste brief te hebben bijgesteld. Moeten we niet de mogelijkheid overwegen dat het scheppen van een overheid of godsdienst voortkomt uit een natuurlijke behoefte om het egoïsme te bestrijden? Dat het tot de menselijke aard behoort om het van nature gegeven egoïsme te compenseren met de evenzeer van nature gegeven impuls het groepsbelang te beschermen en voor zwakken op te komen? Vooralsnog weten we nog niets eens in welke volgorde die twee neigingen zich doen gelden.

Groeten, Sjoerdje


Meindert Fennema (68) is emeritus hoogleraar politieke theorie en columnist voor Volkskrant.nl. Sjoerdje van Heerden (34) is publicist en werkzaam als onderzoeker en docent aan de Universiteit van Amsterdam bij de afdeling politicologie