Voor een partij die zweert bij het alomvattende compromis, voor een partij die ernaar streeft ‘gewoon de beste beslissingen’ te nemen, is niets aangenamer dan een wereldbeeld waarin alles met alles verenigbaar is. Zelfs klassieke tegenpolen als liberalen en sociaal-democraten.
De ouderwetse tegenstellingen tussen links en rechts, meende D66, zouden overbrugbaar blijken als het CDA als machtsfactor (en daarmee als polarisator) weg zou vallen. Maar ook zonder het CDA blijken er nog tegenstellingen tussen links en rechts te bestaan.
En dat is maar goed ook. In de paarse euforie had menigeen het feit uit het oog verloren dat de Nederlandse politiek door een bont spectrum van partijen wordt bepaald, die zo veel van elkaar verschillen dat er voor de burger wat te kiezen valt. Gelukkig maar. Het is het verschil tussen een parlementaire democratie en een corporatistische natie, waarin alles - partijen, werknemersorganisaties en werkgeversorganisaties - door de gehaktmolen is gehaald. Verschillende belangen vragen om verschillende partijen, die niet moeten proberen ten koste van alles het onverzoenlijke te verzoenen.
VVD-leider Frits Bolkestein stevende onafwendbaar af op een breuk tussen de coalitiepartners-in-hope door plotseling zoveel programmatische onredelijkheid in de onderhandelingen te brengen dat hij Wim Kok net zo goed had kunnen vragen zijn PvdA-lidmaatschapskaart in te leveren.
De VVD-chef en zijn vleugeladjudanten, aangesproken op hun verantwoordelijk voor de mislukking, zeiden niets voor dergelijke ‘gepingpong’ en ‘gezwartepiet’ te voelen. Men moet niettemin vaststellen dat hij en de zijnen, om in dit jargon te blijven, hun kaart hebben overspeeld - een VVD-kabinet met een lichtroodroze randje was iets wat, zoals Bolkestein wist, zelfs de makke schapen van PvdA en D66 niet konden accepteren. Wel waren zij, zoals men zich zal herinneren, bereid om achttien miljard te bezuinigen, het dubbele van hetgeen in het PvdA-verkiezingsprogramma werd voorgesteld. Achttien miljard waarvan de helft via de sociale zekerheid moest worden opgebracht.
Zo bleek de liberale krachtpatser (‘het is voor mij niet goed genoeg. Ik teken daar niet voor’) uiteindelijk toch minder flink dan zijn niet-liberale vrienden dachten. Bolkestein heeft de conservatieve druk van zijn geestverwanten onderschat. Het zijn voor hem interessante weken geweest, beschaafd modderworstelend met Wim Kok, gezellig over euthanasie babbelend met Hans van Mierlo. Toen het ernst werd, ging hij in een recordtempo door de knieen voor het socialistenvretende deel van zijn partij, dat zich waarachtig niet beperkt tot dat handjevol kolonels b.d. in de driehoek Wassenaar-Bentveld-Aerdenhout.
HET KON NIET, en dat was men, in de anticonfessionele euforie, gevoed door de decimering van de CDA-fractie, even uit het oog verloren. Het probleem is dat het kader van een politieke partij niet per definitie samenvalt met de achterban. Er heerst op het Binnenhof een andere politieke cultuur dan elders in den lande. In de luwte van het Kamerrestaurant en het perscentrum Nieuwspoort plegen de politieke meningsverschillen veel aan scherpte te verliezen. Behalve als er rekening en verantwoording moet worden afgelegd ten overstaan van het thuisfront. Dan pleegt het lachen je snel te vergaan. Bezoek een CDA-convent of een VVD-partijraad en werkelijk, je weet niet wat je ziet en je gelooft niet wat je hoort.
Rood, rozerood en blauw laten zich niet ongestraft tot paars vermengen. In het laatste nummer van Discorsi, het blad van de faculteit der politieke en sociaal-culturele wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam, stond een artikel naar aanleiding van de vijftigjarige klassieker The Road to Serfdom, geschreven door F. A. von Hayek, de theoreticus van de onmogelijkheid om liberalisme en sociaal-democratie te verzoenen. Het artikel behelsde een vraaggesprek tussen de PvdA- ideoloog Jos de Beus, hoogleraar politieke filosofie, en de VVD-ideoloog Klaas Groenveld, directeur van de liberale Teldersstichting. Zij wilden wel. Maar realistisch was het niet. Groenveld: ‘Het is een stuk gemakkelijker om met het CDA te regeren nu die partij veel kleiner is geworden.’ De Beus: ‘In hun hart prefereren beide partijleiders misschien een andere combinatie. Allebei willen ze eigenlijk met het CDA.’
WAT NIET WEGNEEMT dat het in theorie mogelijk is dat een waarlijk liberale en een sociaal-democratische partij een mooie coalitie zouden kunnen vormen, zich verenigend op sociaal-libertair beginsel. Libertair in de zin dat de burgers een grotere vrijheid krijgen om hun leven naar eigen goeddunken in te richten. Dat zou recht doen aan een onmiskenbaar veranderende samenleving. Waarbij de overheid als belangrijkste taak heeft te waarborgen dat alle burgers de minimale randvoorwaarden hiervoor worden gegarandeerd, zonder dat de geldingsdrang van de een ten koste van de ander gaat.
Het ware mogelijk geweest - nogmaals: in theorie - vanuit een gezamenlijke liberaal-sociaaldemocratische optiek te komen tot een kijk op arbeid en een visie op de sociale zekerheid die werkelijk een stap vooruit zouden hebben betekend. Dit had paars bestaansrechts gegeven, al was het maar omdat een dergelijke stap met het CDA niet snel te maken zou zijn. Het doet er even niet toe of de beoogde voorstellen in de richting van een ‘burgerschapsloon’ waren gegaan of dat er in de toekomst premie zou worden geheven op kapitaal in plaats van op arbeid. Onorthodoxe mogelijkheden genoeg op het gebied van werk en sociale zekerheid.
Het economenvakblad ESB zette er onlangs een aantal op een rij, de afgelopen jaren bedacht door wetenschappers, commissies en denktanks. Daar zitten natuurlijk wel degelijk zinnige denkbeelden tussen, maar op de een of andere manier heeft de praktische politiek er geen belangstelling voor.
Een paarse coalitie zou zich dus, anders dan sommigen veronderstellen, niet primair op de immateriele kwesties (het referendum, de mediawetgeving, de winkelsluiting) moeten richten, maar vooral op puur materiele kwesties als werk en geld. Het is de tragiek van D66 dat zij juist op sociaal-economisch gebied geen eigen inbreng heeft, laat staan een vernieuwende inbreng. Terwijl het sociaal-economische beleid nu eenmaal het fundament van een regering is, of je wilt of niet. Juist door dit gebrek aan kennis (en een gebrek aan durf) kiest D66 haast automatisch voor een middenpositie. Dit heeft zich bij deze formatie gewroken: de onderhandelaars vielen, zodra het over werk en geld ging, onmiddellijk weer in de ‘oude’ tegenstellingen terug, met geen ander referentiekader dan de computerspelletjes van het Centraal Plan Bureau.
Hoe nu verder?
D66 lijkt te mikken op paars en anders niets, hiermee een meerderheidsregering feitelijk onmogelijk makend. De democraten noemen dit het enige standpunt dat recht doet aan de kiezer, maar het lijkt er meer op dat de arrogantie van de macht wel erg snel vat heeft gekregen op D66. Direct na de verkiezingen zei Van Mierlo al een kabinet van PvdA- CDA-D66 ongeloofwaardig te vinden. Die stelling gaat er vanuit dat de kiezer massaal het nu demissionaire kabinet de rug toe keerde, en dan ga je die oude regering toch niet continueren, laat staan dat juist D66 dat mogelijk zou maken.
En bovendien bestaat de kiezer niet. De ene kiezer keerde het kabinet de rug toe omdat hij het beleid te asociaal vond en liep over naar de SP; de ander vond het juist een slap zooitje en liep over naar de VVD; de derde vond dat er onbehoorlijk werd bestuurd en ging naar D66. De vraag is wel in hoeverre een PvdA-CDA-D66-kabinet het zoveel anders en beter zou doen dan het nu demissionaire kabinet.
Als D66 er voetstoots van uitgaat dat dit een pot nat wordt, heeft ze wel erg weinig zelfvertrouwen. Niet alleen beschikt een kabinet van PvdA-CDA-D66 over een ruime progressieve meerderheid binnen het kabinet, ook is er in de nieuwe Kamer voor veel onderwerpen een progressieve meerderheid te vinden, in coalitie met GroenLinks, de SP en - jawel - de kleine christelijke partijen. Het belangrijkste argument om het CDA te willen passeren was de automatische machtspositie van die partij, en die machtspositie is bij de verkiezingen ruimschoots doorbroken. Tot drie vijfde van zijn oorspronkelijke omvang teruggebracht en kreunend onder de personele crises, zal het CDA zich in democratische omgangsvormen moeten bekwamen.
Maar juist die dreigende, ietwat progressief getinte meerderheid is waarschijnlijk voor het CDA reden om niet met D66 en PvdA in zee te willen. De strijd tussen de De Hoop Scheffers en de Van Houwelingens in deze partij is nog lang niet beslecht. In een partij met een behoorlijke interne democratie zou die strijd, na afgelopen maandag in een stroomversnelling terechtkomen. In het CDA gaat dat anders, daar beslist de partijtop, die zijn rechtse voorkeuren niet verhult. Exit PvdA-CDA- D66.
HADDEN PVDA EN D66 werkelijk guts, dan vormden ze nu samen een minderheidskabinet. Juist omdat er voor veel onderwerpen binnen de Kamer een progressieve meerderheid te vinden is, is dit alleszins mogelijk. Zouden deze twee werkelijk ideeen hebben over waar het met de samenleving heen moet, dan zouden hun handen jeuken. Maar het tegengestelde is waar. Ze bibberen al bij het idee. Dat is de ware tragiek van dit tijdsgewricht, dat ook D66 en PvdA als het er op aankomt weinig verder komen dan ‘iets minder bezuinigen dan de anderen’. De ideeen zijn afwezig, het zelfvertrouwen ontbreekt.
Het zal dus wel CDA-VVD worden. Anders dan hun progressieve tegenvoeters weten zij immers precies welke kant het op moet met de samenleving, zijn ze het daarover grotendeels eens. Ja, zelfs het zo aangeslagen CDA is er dan snel weer bovenop. Afhankelijk van het onderwerp zorgen klein-rechts, de ouderenpartijen of de CD voor een meerderheid.
Een enkele cynicus vindt dit misschien zo slecht nog niet. Dan is alles tenminste weer duidelijk en kunnen de progressieve partijen vanuit de oppositie weer enige durf en diepgang ontwikkelen. Gezien de samenstelling van de Kamer zullen CDA en VVD niet veel klaarspelen. Maar regeren is veel meer dan wetten door de Kamer manoeuvreren. Het is ook topambtenaren en burgemeesters benoemen, beslissingen nemen met ‘algemene maatregel van bestuur’ waar een Kamer niets over te zeggen heeft. Juist daarom zou het zo aardig zijn als D66 en PvdA dat minderheidskabinet wel zouden aandurven, en ze eens lieten zien hoe het anders kan.