Het ogenblik nadert onvermijdelijk waarop iedereen in Nederland zich voor bepaalde, nog nader aan te wijzen ambtenaren onmiddellijk zal moeten identificeren. Wie in gebreke blijft, wordt aangehouden en bestraft. Het verzet wordt erop gewezen dat in bijna heel Europa al zon wet bestaat, dat minister Van Boxtel van Paars II er ook al voor was, dat er zich toen een kamermeerderheid aftekende en dat sindsdien de stemming in het land nog rijper is geworden. Het gaat niet meer om de vraag of er een wet komt, maar wat erin zal staan. Om de inhoud te beoordelen, moeten we onderscheid maken tussen de ruimte die de controlerende ambtenaar wordt gegeven, de uitvoerbaarheid, het te verwachten effect en de geest van de tekst.
Er circuleert momenteel een wetsvoorstel van minister Donner. De demissionaire bewindsman wil kinderen vanaf twaalf jaar tot identificatie verplichten. Daarvan verwacht hij volgens een interview met NRC Handelsblad geen spectaculaire daling van de criminaliteit, maar het geeft de politie wel meer armslag om op straat autoriteit af te dwingen. «Het maakt de kinderen minder anoniem bij kleine vergrijpen en vandalisme.»
Nobel doel. Maar hoe lang is het geleden dat de minister in de buurt van een lagere of middelbare school is geweest, terwijl daar de pauze woedde?
Ik wens de agent die daar de frisdrankdrinkertjes om hun identiteitskaart gaat vragen opdat ze niet met lege blikjes gaan gooien, adelaarsogen en heldenmoed. Daar moet assistentie worden aangevraagd. Uit overwegingen van preventie wordt straks een hele klas gearresteerd.
In het wetsvoorstel wordt ook met de gedachte gespeeld dat de politie gerechtigd zal zijn naar identiteitspapieren te vragen als het vermoeden bestaat dat iemand die niet bij zich draagt. Hoe wekt een kind van een jaar of veertien het vermoeden dat hij het papier wel bij zich draagt, zodat hij aan opvraging zal ontkomen, terwijl hij in werkelijkheid niet eens weet waar hij het ding een maand geleden is kwijtgeraakt? Vanmorgen keek ik, na een onrustige nacht van denken over deze column, in de spiegel. Ik probeerde me met agentenblik te bekijken. Zag ik eruit als iemand die wel of niet de straat op kan? Praktische vraag: wat is überhaupt het signalement van iemand die eruitziet alsof hij zijn bewijs niet bij zich heeft?
Iedere wet heeft pas effect als handhaving een grote mate van geloofwaardigheid heeft. Dat hangt af van de zin die er door een grote meerderheid aan wordt gegeven, en vooral ook van de controle. Op 1 januari 1994 is de Wet op de Identificatieplicht in werking getreden. Men wordt daardoor verplicht zich in bepaalde specifieke situaties te identificeren. Ook daarvoor waren al allerlei wettelijke controles van kracht. Iedereen die wel eens het openbaar vervoer met een zwartrijder heeft gedeeld of met zijn auto in een controlefuik is gereden, of binnen het bereik van een snelheidsmeting te hard reed, of naar Ajax gaat, weet hoe het werkt. Omdat er zo veel overtreders zijn is iedereen in beginsel verdacht.
Het werkt goed. Ik ben tegen zwart, dronken en te hard rijden, de boel kapot slaan. Jammer genoeg komt het toch nog veel voor, ook omdat het een of het ander in bepaalde kringen wordt vergoelijkt of bon ton is. Dwangmatige overtreders van de maximum snelheid hebben baat bij een apparaatje dat gaat piepen als ze een radarcontrole naderen. Ze trappen op de rem en rijden ongehinderd verder alsof ze braaf zijn. Daarna trappen ze weer stevig op het gas.
De ervaring leert dat als de pakkans wordt vergroot, de wet beter wordt nageleefd. Maar dat geldt vooral in duidelijk omschreven situaties en steeds minder naarmate de situatie algemener wordt. Maakt de minister gebruik van het openbaar vervoer? Ook in het spitsuur? Excellentie, neem eens om een uur of half zes de trein van Den Haag naar Amsterdam, bijvoorbeeld. U komt behouden aan en verdwijnt dan met een paar honderd medereizigers in het zwarte gat van trap en roltrap op weg naar de uitgang. Ik weet bijna zeker dat u in gezelschap bent van tien zakkenrollers en dertig illegalen. Die beide categorieën reizen het liefst in het spitsuur, omdat dan de pakkans het kleinst is. Stelt u zich nu voor dat daar een controle op identiteitskaarten wordt gehouden: de politiemacht die daarvoor nodig is, de boosheid van de bonafiden die vlug naar huis willen, de handigheid waarmee de geroutineerde malafiden aan de controle weten te ontsnappen. En dan wordt er toch nog een dertienjarige gevangen, een reizigertje op weg naar zijn zieke opa, mee naar het bureau. Boete. Ik schets maar eens een zwart scenario dat volstrekt niet tot de ondenkbaarheden hoort.
Het kan trouwens nog zwarter. De Amsterdamse praktijk leert dat er criminelen zijn die zich als agent verkleden om dan als naïeve toerist uitziende toeristen naar hun paspoort te vragen die dan, terwijl ze dat laten zien, door andere criminelen worden beroofd. Bij gevolg is het voor iedere burger die gecontroleerd gaat worden verstandig eerst naar het identiteitsbewijs van de agent te vragen. De Amerikaanse oplossing wordt in dit geval gegeven door agenten die zich als naïeve toeristen verkleden om zich te laten beroven, en die dan de boef arresteren.
Dit wetsontwerp is om te beginnen te ruim. De oorzaak is waarschijnlijk dat het is ingegeven door een hang naar perfectionisme. Dat schaadt de uitvoerbaarheid en daardoor het effect. Dan hebben we het nog niet over de maximale straf, een boete van 2250 euro of twee maanden gevangenis. Daarin schuilt de geest van de voorgestelde tekst.
Maandagavond verscheen de Amsterdamse plaatsvervangend hoofdcommissaris Joop van Riessen op de televisie met een plan om de hoofdstad door een soort eigen grensbeveiliging af te grendelen tegen criminelen. We hebben genoeg boeven in de stad, zei hij. Wie zou dat niet met hem eens zijn. Ik zal de laatste zijn om het verweer daartegen te onderschatten. Toen kwam hij met de aanzet tot een aantal voorstellen die van hetzelfde perfectionisme blijk geven.
Achter het perfectionisme schuilt de paniek van de belegerde die er steeds meer rekening mee houdt dat hij het gaat verliezen. Het is het wantrouwen van iedereen dat in Amerika heeft geleid tot het zotte voorstel van de Total Information Awareness: iedereen in beginsel verdacht. Dat is regelrecht het tegendeel van ons rechtssysteem. En willen we het niet principieel maar louter uit oogpunt van doelmatigheid bekijken, dan is het contraproductief, want dit perfectionisme vergroot de toch al niet geringe chaos.