Is het zelfonderzoek van de rooms-katholieke kerk naar de wortels van haar antisemitisme even opportunistisch? Of wil paus Johannes Paulus II werkelijk een nieuw begin in de twee millennia lang vergiftigde relaties tussen joden en christenen?
Als Pool is paus Karol Wojtyla praktisch ooggetuige geweest van de verschrikkingen in Auschwitz en in het getto van Warschau. Zelf heeft hij als priester joodse kinderen gered. Maar hij heeft niet actief aan het verzet meegedaan en hij is getuige geweest van de passiviteit, of erger, van velen van zijn landgenoten tegenover de holocaust. Dat drukt hem zwaar. Ook wil de paus onderhand wel eens af van de antisemitische erfenis, een Europees Fremdkörper in een kerk die tegenwoordig voor tachtig procent niet-Europees is.
Maar het pauselijk besluit om af te rekenen met het antisemitisme in de kerk heeft niet alleen een persoonlijke en praktische, maar ook een theologische motivering. Het christendom, voortgekomen uit het jodendom, heeft altijd gevonden dat het zijn ‘oudere broer’ overbodig had gemaakt. Het begreep niet waarom het jodendom bleef volharden in zijn ‘dwaling’. Discussies waren dus zinloos.
Johannes Paulus II vindt deze opvatting achterhaald. Hij heeft erkend dat het jodendom ook na de komst van Jezus (‘die enkel en alleen jood kon zijn’) Gods uitverkoren volk is gebleven. Ook het huidige jodendom heeft het christendom dus veel te leren. Daarom wordt het tijd, vindt de paus, voor een goed gesprek. Dat zou plechtig moeten beginnen op de berg Sinaï in het jaar 2000.
Sommigen verdenken de paus ervan dat hij met zijn dialoog erop uit is het jodendom alsnog in te lijven. Maar daar zijn de joden dan nog altijd zelf bij. In ieder geval is er geen dialoog mogelijk als niet eerst het christendom zich onderwerpt aan een grondig zelfonderzoek over zijn eigen antisemitisme. En niet alleen de uitingen daarvan, maar vooral ook de wortels. Daarover ging een driedaags symposium van zestig kardinalen en theologen vorige week in het Vaticaan.
Die wortels zitten volgens de geleerden in de anti-joodse uitleg van sommige passages in het Nieuwe Testament. Dat gaat immers over het optreden van Jezus, die door de joden niet wordt erkend als de Messias. De paus heeft het over ‘verdraaide interpretaties’ van de leer van de kerk ‘in de christelijke wereld’. De kerk zelf zou niet antisemitisch zijn geweest.
Dat heeft veel weg van jezuïtische haarkloverij. Heeft de kerk niet eeuwenlang gefulmineerd tegen de ‘trouweloze joden’, die zich schuldig zouden hebben gemaakt aan de moord op Christus, dus aan godsmoord? Heeft de kerk soms geprotesteerd tegen de brandstapels voor de joden? Tegen hun uitwijzing uit Spanje door de ‘katholieke koningen’ Fernando en Isabel? Is het getto van Rome niet ingericht op pauselijk bevel? Werden de joden niet gedwongen naar vastenpreken te luisteren? Hoeveel antisemitische geschriften van christelijke auteurs zijn op de kerkelijke index gezet?
Waarom heeft de paus de kerk als instituut gesauveerd? Misschien heeft hij de conservatieven, die iedere schuldbekentenis uit den boze vinden omdat volgens hen de kerk niet kan falen, niet tegen zich in het harnas willen jagen. Misschien heeft hij zijn omstreden voorganger Pius XII niet willen afvallen, wiens zwijgen over de shoah nog altijd een zware hypotheek legt op de joods-katholieke relaties.
Feit is dat Johannes Paulus in zijn toespraak tot het colloquium Pius heeft verdedigd. In zijn encycliek Summi Pontificatus, zei de paus, herinnerde zijn voorganger aan ‘de menselijke solidariteit en barmhartigheid jegens ieder mens, tot welk volk hij ook behoort’.
Maar zou ook paus Pius XII niet vallen onder de christenen die zich door hun zwijgen over de holocaust schuldig hebben gemaakt aan de misdaad van onverschilligheid?
Natuurlijk, de christenen zijn niet schuldig aan de holocaust. Maar, en dat is een doorbraak in het kerkelijk denken, door hun passiviteit zijn ze er wel medeverantwoordelijk voor. Dat gebrek aan reactie was voor een groot deel het gevolg van een eeuwenoude anti-joodse traditie in de kerk, gevoed door pausen, concilies, kerkvaders en theologen. Hoe kun je voor iemand in de bres springen die je je hele leven geminacht en belasterd hebt?
Die anti-joodse houding noemt de kerk tegenwoordig ‘anti-judaïsme’. Deze afkeer van het jodendom, waarvoor de paus waarschijnlijk een mea culpa zal belijden, is volgens de belangrijkste conclusie van het theologensymposium een belediging van God en van de kerk zelf. Dit anti-judaïsme moet worden onderscheiden van het heidense, in wezen antichristelijke antisemitisme dat de holocaust ontketende. En daarvoor voelt de kerk zich niet verantwoordelijk.