
Het hoofdkenmerk van dit werk van de Franse filmmaker en muzikant Quentin Dupieux is het droste-effect: identieke beelden herhaald tot in oneindigheid, wat de vraag oproept of er ergens een origineel bestaat. De film werkt het best op momenten dat het effect de vorm van spel met de kijker aanneemt. In de eerste scène zit bijvoorbeeld een meisje in een auto naast haar knuffelbeer. Het volgende beeld is dat van een bosvarken in het vizier van een jager, vader van het meisje. De koppeling van knuffel en dier, onecht met echt, is subliminaal. Pas later dringt het besef door dat de scheiding van werkelijkheid en fictie willekeurig is.
Veel vachten zijn er in deze film: naast die van beer en bosvarken is er ook die van het rattenkostuum waarin de presentator van een kookprogramma optreedt. Tijdens opnamen ontwikkelt die een allergische reactie, klaarblijkelijk veroorzaakt door een nieuw wasmiddel dat een assistent heeft gebruikt om het kostuum te reinigen. Terwijl de presentator zich krabt dat het een lieve lust is, verschuift de focus naar een cameraman, Jason Tantra (Alain Chabat), die zoals weldra blijkt bezig is met het script voor een horrorfilm waarin televisiezenders golven uitsturen die de hersenen van kijkers zodanig aantasten dat ze gek worden. Met dit bizarre plan gaat Jason naar een filmproducent (Jonathan Lambert) die de film wel wil maken, mits de regisseur erin slaagt de meest briljante ‘angstgil’ ooit op audio vast te leggen. Het blijkt tevens dat de producent nog een film aan het maken is, een documentaire waarin een meisje genaamd Reality met haar vader, een jager en taxidermist, in een huisje in het bos woont.
Een sfeer van surrealisme kenmerkt Reality, verankerd in het beeld van een videoband die samen met de ingewanden van het bosvarken naar buiten komt terwijl de vader het dier prepareert. Maar het meisje heeft als enige dit bizarre gegeven door. De scène echoot David Cronenbergs Videodrome (1983) waarin een man in een koortsdroom een videoband in een ‘gleuf’ in zijn buik stopt. Duidelijk aan de orde is de kwestie van ‘authenticiteit’, net als in Jasons speurtocht naar de perfecte schreeuw die weer een andere film in herinnering brengt: Brian de Palma’s Blow Out (1981) waarin audiotechnicus John Travolta precies dezelfde opdracht als Jason krijgt.
Wat is ‘echt’? En is die vraag relevant? Dupieux speurt naar antwoorden, maar het is net alsof hij die niet wil vinden. Zijn film is fijn om naar te kijken dankzij een prettig ritme gecreëerd door montage en elektronische composities die zichzelf eindeloos herhalen. Maar breder gezien is het stellen van al deze vragen ietwat achterhaald, wat de kwestie van het ‘nut’ van het werk of de ‘bedoeling’ ervan aan de orde stelt.
Ik denk niet dat Reality iets nieuws te vertellen heeft. Wel blijft het werk als een soortement ‘kriebel-kriebel-cinema’ hangen – film die jeukt en jeukt. ‘Het is eczeem’, zegt de vervanger van de presentator in het rattenkostuum. ‘Maar wel eczeem aan de binnenkant van je hoofd.’
Te zien vanaf 20 augustus
Beeld: Amstelfilm