De openingspassage van Duizend vaders is van een bijna mythisch allooi. ‘Vanaf het moment dat mijn vader verdween lag er een jaar lang sneeuw in Beiahêm. De aanhoudende kou vormde een laagje ijs rondom het hart van de mensen, het was flinterdun en fragiel, als het kwetsbaarste kristalglas, en de mensen waren bang dat als ze moesten niezen hun hart uit elkaar zou spatten.’ Een elfjarig meisje blijft achter, overgeleverd aan een labiele, met planten pratende moeder en haar eigen fantasie.
De invloed van die fantasie laat zich zien in de magisch-realistische sfeer die theatermaker en actrice Nhung Dam (1984) in haar debuutroman aanwendt om het gewone leven onalledaags te maken. Buiten de verbeelding van de hoofdpersoon blijkt haar woonplaats bijvoorbeeld geen nederzetting van Noormannen, maar een modale buurt te zijn – voor de goede verstaander is Beiahêm dan ook de historische benaming van een stadswijk van Groningen. Het meisje, dat net als de auteur Nhung heet, vult de leegte die haar vader achterliet met boeken: ‘Na het lezen waren de verhalen, de personages, de landschappen een onderdeel geworden van mij, ze werden mijn vrienden, mijn papa’s, mijn mama’s.’
De verhalen zijn Nhungs laatste toevlucht, aangezien de rest van de wereld zich van haar heeft afgewend. Haar moeder geeft haar de schuld voor het verdwijnen van haar vader en wordt na een psychologische instorting opgenomen in een inrichting. Leeftijdgenoten pesten haar omdat ze er Aziatisch, en dus anders, uitziet: op straat roepen ze ‘China!’ naar haar, klasgenoten lachen haar uit en vernielen haar spullen. De boodschap is duidelijk: Nhung hoort hier niet thuis. Duizend vaders beschrijft wat Nhung meemaakt in haar poging om Beiahêm te ontvluchten.

Haar ontsnappingspoging drijft de eenzame Nhung in de armen van allerlei kleurrijke figuren. Zo moet ze ontkomen aan gewelddadige schuldeisers van de Chinese maffia, wordt ze bijgestaan door de mysterieuze wereldreiziger Amour en wordt ze uiteindelijk ingelijfd door een radicale conservatieve beweging. De dromerige Nhung dwaalt rond, op zoek naar een luisterend oor, maar stuit steeds op andere opportunistische partijen die gebruik van haar willen maken. Ten slotte moet zij haar familie en afkomst zelfs verloochenen om deel te mogen uitmaken van de boze bevolking, die Nhung op een groteske koloniale expeditie over een bevroren zee stuurt. In haar zoektocht naar warmte komt zij tot de sombere conclusie dat er aan acceptatie altijd een prijskaartje hangt.
Aan de hand van de lotgevallen van Nhung denkt de schrijver na over begrippen als eigenheid en vreemdheid. Geconfronteerd met haar Vietnamese afkomst en de xenofobe bevolking vraagt Nhung zich af of een land een rechtmatige eigenaar kan hebben, en of zij ergens werkelijk ‘thuis’ is. Ze zit vast op land dat haar ontzegd wordt, maar wordt omringd door zee, niemandsland met slechts de vage belofte van een onderkomen. De terugkerende symboliek van land en water, dat vloeibaar een uitweg en bevroren een obstakel is, brengt deze spanning steeds weer aan de oppervlakte.
Hoewel het magisch-realistische haar thematiek mooi tot uiting brengt, betekent dat nog niet dat Dam de rest van haar verhaalwereld overtuigend tot leven wekt. De personages die Nhung omringen blijven statisch. De gokverslaafde Aziatische vrouwen die aan voorouderverering doen, de stupide witte bevolking die kunst minacht en kinderen slaat, de sensuele oosterse Amour – stuk voor stuk zijn het platte stereotypen. Duizend vaders vertoont ook al snel trekken van een simpele versie van de coming-of-age-roman, waarin een artistiek en onbegrepen kind tegenover een achterlijke gemeenschap staat.
Dams stijl helpt niet altijd. Ze vertelt lichtvoetig, maar maakt de gedachtenwereld van haar verteller met naïeve kreten als ‘Zoiets bestond toch alleen in mijn verbeelding!’ wat te vermoeiend. Erger nog is dat haar praterige schrijven tragische gebeurtenissen als een miskraam of zelfmoordpoging uitholt of bijna trivialiseert.
Het paradoxale is dat deze roman, ondanks alles, toch weet te boeien. Dit mede door de frisse compositie. Het vlot geschreven verhaal wordt vaak onderbroken met korte intermezzi, waarin Nhung, bijtijds poëtisch, reflecteert op thema’s als familie en verbondenheid. Een hoogtepunt is een flashback in een van deze tussenstukken: vanuit het perspectief van Nhungs moeder volgt een verslag van een bombardement op de Vietnamese baai van Cam Ranh in 1978. In een matte toon vat Dam hier de verbijstering en het onbegrip van de moeder bij het zien van een ongelooflijke hoeveelheid leed. De wanhoop, uitputting en afstomping die de moeder van Nhung als bootvluchteling doormaakt worden indringend vastgelegd – dit zijn de momenten waarop Nhung Dam weet te imponeren.
Wanneer Dam openhartig schrijft over de ontheemding en de zoektocht van een kind met een migratieachtergrond weet zij zelfs te raken: ‘Hoe hard ik het ook probeer, de sporen van mijn voorouders kan ik niet negeren, ook al weet ik niets van ze af.’ In zijn benaderingen van deze gevoelens is Duizend vaders een dapper boek. Het zal mogelijk ook een belangrijk boek blijken, misschien niet om wille van de fantasiewereld van Nhung, maar wel door de lucide vastlegging van een bijzondere verborgen geschiedenis.